De Vlaamse Gids. Jaargang 64
(1980)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |
Ter lezing aanbevolen
| |
[pagina 92]
| |
wind heen, via de ‘Belgische Opstand’, komt in het werk bijzonder boeiend over. De moderne en hedendaagse geschiedenis van de vrijzinnigheid levert geenszins het bewijs dat de vruchten van de ‘verlichting’ en van de Franse revolutie al rijp waren of zijn.
De compromissen tussen kerk en staat (of vorstenhuis) staan helder in de verf; en zo gedetailleerd dat het moeilijk is een samenvatting te brengen zonder in ‘herschrijven’ te vervallen.
De confrontatie tussen katholieken en liberalen, gepaard met de eerste schoolstrijd, de opkomst van het in oorsprong fundamenteel anti-kerkelijk socialisme, de compromissen en subtiele politieke verklaringen - een spiegel van politiek België anno 1980 -, de aanpassing van de kerk aan de overgang van een agrarische naar een industriële maatschappij, de ontwikkeling na de tweede schoolstrijd met de deconfessionalisering van de politieke formaties en de langzame verwijdering in de praktijk tussen de (voorheen) vrijzinnige partijen en de organisaties van vrijdenkers, de evolutie binnen de vrijmetselarij; het zijn even zoveel opmerkelijke hoofdstukken in deze omvangrijke studie.
Het overwicht van de inbreng uit de U.L.B. is soms wel merkbaar. Naarmate het heden naderbij komt vervaagt de belangstelling voor de vrijzinnigheid in Vlaanderen. Weliswaar wordt toegegeven dat de strijd daar het moeilijkst was en is, ingevolge het gekende overwicht van de katholieke tradities, maar een auteur bestaat het toch vanuit zijn aanhorigheid bij het francofone bevolkingsdeel te stellen dat ‘uiteraard’ vooral de vrijzinnigheid in franstalig België dient beschouwd.
We zullen dit maar aan de spijtige communautaire hoogspanning toeschrijven, want het dient erkend dat objectiviteit de eerlijke betrachting is geweest, zeker naarmate de tijd zorgde voor de nodige afstand die de historicus nodig heeft.
Zo wordt evenmin voorbijgegaan aan de fouten van de dragers der vrijzinnige levensbeschouwing: noch van de Libertijnen, die hun ideaal in de elitaire salons beleefden, maar het toch best veilig vonden het plebs in handen van de ‘duisternis’ te laten, noch van latere vrijdenkers die in de strijd geloof met kerkelijk machtsmisbruik verwarden, of het stemrecht voor de vrouw blokkeerden - en dus een daad tegen de ‘bevrijding’ stelden - uit vrees anders de tegenpartij politiek te versterken.
Is dit een anticlericaal geschrift? Ja, in die zin dat de geschiedenis van de geestelijke bevrijding niet voorbij kan gaan aan de vaak gruwelijke geestelijke en lichamelijke terreur van een instituut dat, zoals een der auteurs het formuleert, zijn specificiteit vindt in de ‘onverdraagzaamheid uit liefde’. F.S. |
|