vlak en als illusieschepping in verband te brengen met de omringende ruimte. In de schilderingen van de keldergangen in het kasteel te Beervelde komt dit het volledigst tot uiting.
De schilderingen beslaan een inkomhal, een tussenkamertje, een trapruimte en drie gangen. Raveel heeft met zijn medewerkers (De Keyser, Lucassen, Elias) die architektonische werkelijkheid gebruikt om er een pikturale werkelijkheid van te maken. Wat de architektuur aan funktionaliteit bezit wordt door de schilderkunst gerelativeerd. Meer nog: de schilderkunst neemt een poëtiserend loopje met de funktionele gegevens. Deuren worden louter vlakken, vlakken worden bedrieglijke deuren. Naast een reële schakelaar staat een fictieve gepenseeld, echte slagschaduw en geschilderde bedekken elkaar, trompe-Foeil wordt als ekspressief element aangewend, bestaande hoeken zijn als een vlak platgeschilderd, spiegels verdubbelen de ruimte enz...
Het werkstuk te Beervelde is dan ook in de eerste plaats een ruimtelijk schilderij. De bedoeling was geenszins de schilderkunst te integreren in de architektuur. Eerder gebeurde het omgekeerde: de bestaande, in dit geval architektonische werkelijkheid werd in de schilderkunst geïntegreerd.
Bij Raveel gaan werkelijkheid en illusie hand in hand; hun interrelatie vormt a.h.w. de drijfveer van zijn kunst.
De Amerikaan Jasper Johns tast op een subtiele manier de grenzen tussen kunst, werkelijkheid en verbeelding af. Omdat het schilderij een plat vlak is, kiest hij vlakke onderwerpen bvb. de Amerikaanse vlag. Het verschil tussen de echte vlag en zijn schilderij-vlag schuilt in de schilderwijze, die eerder ekspressief dan dekoratief is.
Popartiesten met name Wesselman, Liechtenstein, Rosenquist schilderen niet meer de door hen geobserveerde realiteit, maar de werkelijkheid zoals ze door reklameschilders of striptekenaars voorgesteld wordt. Nieuw is tevens dat ze hiertoe allerlei technische procédés gebruiken die weinig schilderachtig zijn. Gegeven en werkwijze zijn één bij hen en toch is hun kunst geen zielloze reproduktie van het gekozen onderwerp. Ze zijn de lessen van Matisse en Léger indachtig. Door vergroting, isolering of versnijding van de beeldende elementen raken hun werken soms meer aan de abstrakte kunst dan aan het illusoir realisme.
Hun schilderijen gedragen zich als stukken werkelijkheid die op de ruimte inwerken, ze scheppen een ‘environment’.
Dit is niet het geval voor het hyper-realisme. Hyperrealisten schilderen de werkelijkheid van de foto en wenden hiertoe de perspektief en de stofuitdrukking van het traditionele schilderij aan. Al vinden we in het hyper-realisme elementen terug die zonder de abstrakte kunst niet denkbaar zouden zijn, van de bekommernis bij de hedendaagse kunstenaar om kunst en realiteit elkaar te laten besnuffelen