verachting die hij, net als Multatuli, voor het publiek hebben kan. Want die meer of minder grote consensus geeft hem het gevoel van zijn ‘gelijk’. Hij wil niet alleen gelijk hebben, hij wil het bij voorkeur ook krijgen.
Daar staat aan de andere kant tegenover dat hij zijn waarheid het meest als ‘zijn’ waarheid voelt, wanneer hem zijn gelijk wordt afgestreden. Zichzelf zijn is tenslotte niet: een ander zijn, en het ligt voor de hand dat dit nooit duidelijker het geval is dan wanneer iemands waarheid hem wordt betwist.
In dat opzicht moet het Hermans niet moeilijk vallen zich in Multatuli te herkennen. Dat hij door hem wordt geboeid, komt door de stijl waarmee hij heeft geschreven en die hem, meer dan anderhalve eeuw na zijn geboorte en bijna een eeuw na zijn dood, nog de meest levende auteur van onze literatuur maakt. Maar die stijl is het accent van zijn persoonlijke waarheid en niet de ‘objectieve inhoud’ van wat hij te zeggen had en waarvan zijn voor- of tegenstanders steeds weer de ‘waarheid’ proberen aan te tonen, respectievelijk te ontkrachten. Hermans weet wel beter. Hij is gefascineerd door de wijze waarop Multatuli individu was, dat heel speciale individu, in een maatschappij waarin zijn waarheid zich confronteert met de waarheden of pseudo-waarheden van zijn tijd, de zeden daarvan, de collectiviteit waaruit hij is samengesteld.
Hier ligt dan ook het antwoord op de vraag waarom Hermans zich op het oog meer met de lotgevallen dan met het werk van Multatuli bezighoudt en waarom dat meer het geval schijnt dan het in feite is.
Juist bij iemand als Multatuli zijn zijn gedragingen, de vele tegenstrijdigheden in zijn leven en ook tussen zijn leven en wat hij schreef zo belangwekkend. Niet om hem erop te betrappen, maar omdat zij de raadselachtigheid belichten die aan deze verhoudingen ten grondslag ligt.
Is dat interessant? In hoge mate omdat daardoor heel de problematiek van het schrijverschap er anders uit komt te zien dan waarvoor zij meestal wordt gehouden.
Er blijkt bijvoorbeeld uit dat aan de objectieve inhoud van een schriftuur niet de absolute waarde kan worden toegekend die men er meestal aan toekent, en dat het zogenaamde engagement van de schrijver een subjectieve waarheid is, waarvan de aard een heel andere kan zijn dan op het oog lijkt, en derhalve een objectieve fictie. Er blijkt ook uit dat de tegenstrijdigheden niet een kwestie zijn van karakter alleen van een individu, maar van onontkoombaarheid in élk individu.
Vanuit dit gezichtspunt is de biografie die Hermans in zijn boek geeft (of de synthese daarvan) een van de opmerkelijkste die tot nu toe over Multatuli zijn verschenen.
Het is evident dat hij aan de kant van Dekker staat. Maar het verhaal dat hij van diens leven doet, is en wil ook niet een pleidooi zijn voor zijn levensgedrag, een poging om zijn houding ten opzichte van zijn vrouw of zijn kinderen te verdedigen of zijn opvattingen te ondersteunen. Het is natuurlijk evenmin het omgekeerde. Maar hij etaleert wél de contradicties met een gepassioneerde koelheid, als ik dat zo mag formuleren; hij de-