De Vlaamse Gids. Jaargang 62
(1978)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 52]
| |
Frans Boenders
| |
[pagina 53]
| |
bij zonneschijn warrelt er stof. In den laten herfst, als de dagen al kort zijn en de wind de laatste bladeren van de bomen rukt, vliegen raven krassend op uit de bruine voren en strijken langzaam neer op een kale tak. Op den akker rooien de boeren hun aardappels en boven de velden hangt scherpe, blauwe lucht, die uit een hoop smeulende stronken opstijgt.’ Sublieme tekst, bestaande uit niets dan atmosferisch geladen en toch precies geformuleerde waarnemingen, een brok ‘objectieve’ schoonheid, die men proevend zou willen leggen naast bepaalde teksten uit de Laetemsche Brieven over de Lente aan Adolf Herckenrath (1901) van de toen 22-jarige Karel van de Woestijne. Ik zei het al, het schrijvend subject dat het heeft over wat hem ‘het naast aan het hart ligt’, spreekt in dit vierde deel een aardig mondje mee. Men verneemt heel wat over de interessen van de heer Flaes (in de opstellen ‘Verkenning in het Hermetische’, ‘Alchemie’, ‘Heraldisch Hermetisme’, ‘Gerard Ter Borch’, ‘Overlevering en Semantiek’, ‘Vormend Landschap’, ‘Hollands Landschap’); je vat bewondering op voor zijn geenszins geëtaleerde eruditie, die met de eenvoud van de nog klassieke geest als vanzelfsprekend toeschijnt. Men neemt met belangstelling kennis van Flaes' benadering van de beeldende kunst, een schrijven over schilders dat (opnieuw!) verrassend verwant is aan de manier waarop de Belg Maurice Gilliams ‘de idee Henri de Braekeleer’ aftast. Wanneer men twee willekeurige passages naast elkaar legt, merkt men deze verwantschap onmiddellijk. ‘De glans die uit de donkere achtergrond van een stilleven dringt: de lichten op koper en zilver, het licht van binnenuit op glas, of in wijn; de zachte, levende huid van perziken, de koelte van fruit. Dingen die de onbewogen, de niet betrokken toeschouwer niet ziet. De verborgen verstandhouding tussen licht en personen in een interieur van Vermeer, of Pieter de Hoogh, of Ter Borch, die niet wordt opgemerkt door wie zelf in de kamer zich bevindt, omdat hij niet uit zijn lichaam kan treden’ (Terborgh, dl IV, p. 155).
‘Hij schildert een glimmend geverfde plankenvloer, een tafel, twee doorgerookte Goudsepijpen op een zwarte lei, een stoel, een venster, een schenktafel; dààr perst hij als het ware zijn gevoel van teleurgestelde eenzaat in samen: een bepaalde psychische heimelijkheid waar men zich als toeschouwer, na lang en scherp zien, gepijnigd van afwendt’ (Gilliams, Vita Brevis, dl II, pp. 258-9).Ga naar eind(3)
De nauwgezette aandacht voor de voorwerpen, of voor het licht dat gevat wordt door of glanst aan de objecten, kan in beide gevallen niet verhelen dat de psychische situatie van de toeschouwer, de schrijver dus, tenminste even ‘zwaar’ weegt als de details die, schijnbaar zakelijk, genoemd en beschreven worden. Het gaat hier dus niet om een ‘objectieve’ kunstkritiek of -evaluatie, maar zeer nadrukkelijk om een existentiële, ‘subjectieve’ ondervraging van het kunstwerk. Beide aristocratisch ingestelde schrijvers vertonen, in dit verband, een voorliefde voor bezinningsteksten, waaruit weliswaar geen revo- | |
[pagina 54]
| |
lutionaire inzichten tevoorschijn komen, maar waarin telkens een standpunt wordt verdedigd dat in zijn helderheid een stuk waarheid constitueert. Gilliams, de man voor het venster; Terborgh, de man van het grensbewustzijn. Het is dezelfde houding; want wat is het venster anders dan de grens tussen binnen en buiten? Terborghs pessimisme - of moet men gewoon schrijven: zijn realisme? - inspireert hem tot machtige passages; denk aan de eerste twee paragrafen van ‘Kasteel Ter Borch’, een schets die trouwens, door de mengeling van cultuurbespiegeling en persoonlijke mijmering, in haar geheel tot de beste stukken van het vierde deel behoort. De houding van de toeschouwer inspireert Terborgh steeds weer tot de beschrijving van het ‘vormend’ landschap, en van het licht in dat landschap. Voor dit literaire oeuvre zonder actie, zonder psychologie, zonder claims op de werkelijkheid, maar mét een ongemeen scherp en in de Nederlandse letteren vrijwel uniek bewustzijn voor wat zin kan geven aan het handelen - voor dit soort anti-actueel werk moet men innerlijke stilte maken. |
|