De Vlaamse Gids. Jaargang 61
(1977)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
Gust Gils
| |
[pagina 54]
| |
lezen plaats, in een afzonderlijk terpje van slechts vijf graven, twee aan weerszijden van de zo jammerlijk gesneuvelde vorst - dat is niet erg duidelijk. Oom was altijd een man van eretekens, en vijandige tongen beweren dat hij deze hoge onderscheiding alleen aan zijn gekonkel te danken heeft. Het eigen verhaal van oom Felix - waar hij, anders een kletsmajoor en opschepper van heb ik jou daar, zo weinig scheutig mee is dat het zelfs in zijn eigen familie maar als een soort legende bekend staat - het verhaal van oom zelf luidt dat (in tegenstelling tot de offisiële versie) er wél iemand Koning Joop de Tweede is ter hulp gesneld in dat veld met mosterdgas. En die held was niemand anders dan oom Felix. Hij heeft het dus, ter vergulding van de Nagedachtenis van Zijn Aanbeden Vorst, op een akkoordje gegooid met de geschiedschrijving - zijn eigen geweten is gerust, hij uzurpeert niets, een held is hij in elk geval, wat iemand anders daar ook mag over denken. En zo draagt oom Felix het hoofd hoog op elk van de jaarlijkse bijeenkomsten van oudstrijders die plaatsgrijpen op het heldenperk. De zwijgende hulde aan de Grote Overledene. En alle steelse blikken die dwalen over de elk jaar uitdunnende rangen, om de inventaris te maken, te noteren wie er ditmaal aan de beurt is geweest om zijn plaats in het reeds zovele jaren klaarliggend heidengraf te gaan innemen. En elk van de gesnorde roodneuzige grijzaards zichtbaar denkend, aan het adres van alle anderen: Ik begraaf jullie nog allemaal. (Zoedoende geven zij hun titel van oudstrijder een aktuele betekenis, deze eksponenten van de seniele survival.) | |
Een uur stilte A.U.B.Het banket van de gepensioneerde, halfgepensioneerde, nonaktieve en gewoon aktieve kolonels raakte nog maar pas op dreef - de hoofdschotel was net opgediend - toen het gebeurde. Het dunne neusgeluid dat opsteeg uit een transistorradiootje in een uithoek van de zaal - en wat die stem zei, bibberend en jammerend: Landgenoten! Uw aandacht voor een vreselijk bericht! Onze grote trouwhartige vorst, deze koene en toch sportieve, rechtvaardige en toch volksgeliefde, kunstzinnige en toch zeer verstandige figuur, hij die ons aller vader en bliksemafleider was, die geen nood te hoog achtte want hij was onze nabije redding - u raadt het luisteraars onze edele en toch beminde koning Dittumdat de Veertiende - IS NIET MEER! - dit alles net luid genoeg om in een straal van enkele meter verstaanbaar te zijn, verder niet - maar de plaatelijke opschudding is duidelijk genoeg merkbaar in de rest van de zaal - en op slag worden transistorises aangezet, programmakiezer één minuut teruggedraaid, en jawel, uit elk weerklinkt opnieuw de onheilstijding: onze grote trouwhartige vorst, enzovoort.
Geen twijfel mogelijk. Algemene verslagenheid. De koning is dus niet meer. Zomaar. En uitgerekend dit moment heeft hij, de nobele vader en bliksemafleider, daarvoor moeten kiezen. De militaire tradisie eist immers, dat er bij het vernemen van een bericht van nassionale rouw meteen een vol uur stilte wordt in acht geno- | |
[pagina 55]
| |
men. Moeizaam en hongerig, want voor nog geen kwart volgevreten, komen alle kolonels (en het zijn er vele) van hun stoelen overeind, en gaan met eretekens en al zo fiks ze maar kunnen in de houding staan. Geen vertrekkende spier op hun gezicht zal verraden dat elk van hen de verpesting van zijn duurbetaald banket heelwat erger vindt dan het (op lange termijn toch onvermijdelijk) overlijden van onze beminde enzovoort enzoverder. Ja, de innerlijke verbittering, achter het uiterlijk vertoon van beheerste smart, is groot bij de banketterende kolonels. Niet weinig steelse blikken worden omlaag geworpen in de pas volgeschepte borden, waar ze smakelijk dampende groenten en vlees langzaam maar onverbiddelijk zien afkoelen en oneetbaar worden, temidden van saus die onder een witte stollende vetlaag verdwijnt. Is het deze troosteloze aanblik die hun weerstand aantast? of hebben sommige kolonels te ijverig geaperitiefd? of zijn zij misschien dit soort van dril zelf reeds te lang ontwend? - in elk geval, naarmate de tijd verstrijkt krijgen hoe langer hoe meer van de gefnuikte feestvierders er hoe langer hoe meer moeite mee om de ideale krijgshaftige standbeeldhouding te handhaven. Vooral nadat het aan stilte gewijde uur naar ieders schatting allang moet verstreken zijn. Maar niemand laat wat blijken. Geen van de kolonels wil de kans lopen zich een reputasie van oneerbiedigheid, van gebrek aan dekorum, en aan vaderlandsliefde, op de hals te halen, door de eerste te zijn om weer de stem te verheffen of te kuchen, door de eerste te zijn om weer te gaan zitten, of zelfs maar op zijn horloge te kijken (overbodige moeite trouwens want om hoe laat heeft eigenlijk die offisiële voorsnotteraar zijn smartlap gedebiteerd? dat weet toch niemand...). De kolonels die het eerst, letterlijk, door de knieën gaan, zijn uiteraard de oudste en zwaarlijvigste. Maar het geluid van de neerploffende lichamen lijkt de overblijvenden alleen maar in hun opzet te sterken, meer te doordringen van de ernst van hun prestasie. Geen vin, voorhanden of niet, zullen zij roeren. Aan de tijdsbeperking van dat uur, hoeft het gezegd, wordt allang niet meer gedacht - neenee nu zal eens blijken wie van de aanwezigen het meest dinastielievend is! En wie anders zal dat zijn dan hij die erin slaagt als laatste man rechtop te blijven, na de rest van het deelnemersveld stuk voor stuk te hebben zien in elkaar zijgen! Want wie één keer omvervalt is uitgeschakeld; die stilzwijgende afspraak ligt voor de hand. Wat een krachtproef! Een ware maraton ter plaatse. En meedogenloos gaat de strijd verder. Nogal wat anders dit nietwaar, dan een knus en van ver achter de linies gedirigeerde veldslag! Drie dagen nadien staan er nog altijd twee pezige ijzerbijters van kolonels rechtop, tegenover elkaar, aan weerszijden van de tafel vol welig beschimmelende eetwaar. Twee eenzaam achtergebleven stukken op een leeggemaaid schaakbord. Van hun plaats geweest zijn zij niet, vanzelfsprekend. Gegeten of gedronken hebben zij niet, wat dacht u. Geen woord is er gezegd al die tijd, de stilte is niet verbroken geweest dan door het op gezette tijden omverlazeren van al die anderen, die | |
[pagina 56]
| |
wankelmoedigen rondom hen. Dit tweetal is tenminste nog uit het ware veldherenhout gesneden! Liever dan begeven zullen zij sterven. Dat doen zij dan ook uiteindelijk. Maar zonder om te vallen, en even onberispelijk fiks in de houding als de eerste minuut! Patriotten tot en met de dood! | |
Het geheime legerWanneer het eindelijk oorlog wordt en de missielen uit het grote koepelvormige bouwwerk beginnen op te stijgen, zwermen en zwermen, vraagt dat wel even wennen, want dit is toch een universiteitsgebouw nietwaar, met alleen maar intellektuele en agressieve bedoelingen dacht iedereen, maar de toespraak van de rektor maakt gelukkig alles duidelijk, de rektor die naar nu blijkt ambtshalve een offisier is van de geheime staf van het leger, en de rektor niet alleen trouwens, ook alle professoren en hun assistenten al dient gezegd dat deze laatsten er in de meeste gevallen niet eens van op de hoogte waren en daar zelfs voorzichtig met de nodige reserve hun verbazing hebben over uitgedrukt, maar dat was vóór de toespraak van de rektor uiteraard; en niet minder verbaasd zijn de studenten fizika die gedurende zovele maanden mee de plannen hebben uitgekiend van wat zij in hun onschuld als vredelievende toepassingen van de elektronika beschouwden, men heeft hun zelfs een fiktieve teorie aangeleerd om de ware bedoelingen van de praktijk te verdonkeremanen, en het is waar, de schrandersten onder hen koesterden ook toen al vermoedens, niet dat ze openlijk krities werden want dat kon alleen maar het welslagen van hun eksamens in gevaar brengen, en gelukkig is daar nu de toespraak van de rektor die alles duidelijk maakt; ook het feit dat zij (de studenten) eveneens sinds jaar en dag zonder het ooit te hebben vermoed ingelijfd zijn bij het geheime leger, en dat zij nu recht hebben op alle achterstallige soldij is een niet onwelkome verrassing. - Maar het geheime leger zal uiteindelijk weinig genoegen beleven aan deze massale inlijving van tipiese intellektuelen in zijn rangen. De missielen vertrekken wel in de juiste richting en vliegen lang niet slecht en hun elektronies brein is goed genoeg om onderweg de vijandelijke antimissielraketten te ontwijken; ja, hun elektronies brein funksioneert prima, het bezit inisiatief, iets teveel inisiatief eigenlijk want eenmaal de gevaarlijke zone voorbij en met zoveel kilometer roetienevlucht voor de boeg begint dat elektronies brein in elk van die missielen voor eigen rekening te werken, waarbij duidelijk blijkt dat het inderdaad maar door een tamdenkend kamergeleerde en geen echte militair geschapen werd; van pragmaties evolueert zijn denkaktiviteit snel naar louter beschouwend, en zodoende wordt niet enkel het doelwit vergeten maar raken de missielen er door eenvoudig logies redeneren van overtuigd hoe onzinnig zelfvernietiging wel is, en vertikken zij het te gaan ontploffen op een of andere zogenaamd vijandelijke stad of stelling die hun nooit een strobreed in de weg heeft gelegd; in de plaats waarvan zij zachtjes gaan neerstrijken ergens op een beschutte plaats of zichzelf in een baan om de aarde brengen, en in elk geval zichzelf als wapen onklaar maken: massale sibernetiese zelfkastrasie, zoals de | |
[pagina 57]
| |
generaal-bevelhebber van het geheime leger het zal noemen in zijn laatste schuimbekkende radiotoespraak vóór de onvoorwaardelijke kapitulasie, redevoering waarin hij de verraderlijke houding van de nasionale missielen aan de kaak stelt en hun de volle schuld geeft van de even bliksemsnelle als smadelijke nederlaag die het normaal onoverwinnelijke vaderland geleden heeft. | |
Hetzelfde maar anderseen gedicht
beoogt
hetzelfde effekt
als een vloek.
maar met meer omhaal
van woorden.
| |
Vaderlandse trotseen levensgroot ruiterstandbeeld
in broodpudding
bakken
en het daarna nog opeten vooral
is niet van de eenvoudigste opgaven
maar wat Leonardo da Vinci kon
dat kunnen Wij Vlamingen ook!
| |
De versierderhij ging op haar af
- tot één sekonde voordien
had hij haar nooit van zijn leven ge-
zien -
kwam naast haar staan en zei in één
adem:
dit is gewoon kul, dit maakt niemand
mij wijs
dat juist jij die hoge uitzondering zou
zijn
die van een man iets meer zou ver-
wachten
dan je weet wel wat ik bedoel.
al dat schaduwboksen als je 't goed-
vindt
slaan we dus meteen maar over.
en wat ik zeggen wou,
drink je nog iets, hoe mag ik je noe-
men,
eer je meekomt naar mijn gezellige flat
voor een horizontale appresiasie
van mijn stereoinstallatie?
| |
Piraatzenderal wat voor liefde doorgaat
is hoogstens misprijzen
getemperd door begrip.
en wat je over die liefde denkt
is gedrenkt
in een bijtende vloeistof.
| |
Goddelijk onderonsjemoesten goden echt bestaan
ze nagelden elkaar
wel aan het kruis!
dus
je zou het gaan geloven.
|