dat wijf?’ zei je nijdig en Mark, de zachtmoedige, smeekte: ‘Paul, je zult toch niet opnieuw beginnen?’ En hij herinnerde je aan de excuses die je hem na de botsing in het Nieuwe Onkruid had gedaan, ‘mannelijke’ excuses, je had toen nl. niet geweten dat ik Marks lief was en het lief van een vriend is een stuk van die vriend, dat weten we al van in de prehistorie, het staat geboekstaafd in de bijbel: de vrouw creëert zichzelf niet, ze wordt geschapen, uit een rib nog wel, een mannenrib, en een vriend beledig je niet, evenmin als je zijn rib beledigt of wat er ten dienste, ten gunste en ter glorie van de vriend uit vervaardigd werd. Je hervatte je dus, sloeg ook je armen rondom mijn schouders, begon iets banaals te zeggen over verzoenen en 'k meende het niet zo, maar plotseling gebeurde er iets onverwachts: het mannetje en het wijfje ontmoetten elkaar, herkenden elkaar en jij vergat dat ik een vrouw à la was en ik vergat dat jij een reactionaire kloot was, en mijn tepels schoten in erectie en op mijn venusberg drukte een belofte en je handen gleden langs mijn flanken, grepen mijn strakgespannen billen en we persten onze lichamen tegen elkaar, heel hard, en je fluisterde in mijn haren, met een ontroerende heesheid in je stem: ‘Wat een verrukkelijk kontje heb je’ en mijn lippen drukten de woorden in het kuiltje van je keel:
‘Wat een lekker lijf heb je’ en Mark zei grinnikend: ‘Dat je me bedriegt, totdaar, maar toch niet vlak voor mijn neus hé’. We weken geschrokken achteruit, keken elkaar verbaasd aan en schoten in de lach. Vanaf die dag zijn al onze ontmoetingen prettig en sympathiek verlopen. De voorspelling van Mark: ‘Jullie kruipen nog eens met elkaar in bed’ is nooit uitgekomen. De eerste jaren niet, waarschijnlijk omdat ik het lief van je vriend was, en toen het tussen Mark en mij uit was, zag ik je nooit meer wantje was schilder geworden en had je aan het literaire zootje onttrokken.
Een paar weken geleden echter, het moet kort voor dat interview met Humo geweest zijn, zijn we elkaar opnieuw tegen het lijf gelopen. In het Amerikaans Theater tijdens die stomme Wies Andersenshow, waartoe jij je geregeld en ik mij één maal geprostitueerd heb. We vielen elkaar om de hals, blij verrast, en we zonderden ons tussen de opnamen van de anderen af om te vertellen hoe het met ons ging de laatste tijd en toen we achteraf in het foyer een pint dronken met de hele equipe samen, kon je het niet laten je hand op mijn dij te leggen, je was wel weer druk van stapel aan het lopen tegen ‘wijven à la’, de mikpunten waren dit keer Liva en Monica, twee collega's van me, ‘nooit iets van je gelezen, sorry’, hoorde ik je zeggen, ik mengde me niet in het gesprek wat Liva vlakaf desertie noemde, zij is een rebelse meid en beslist een parel in de strijd maar ik had echt geen zin in de strijd, tederheid en heimwee vervulden me en ik dacht aan wat je me over je Martine had verteld, hoe je bereid bent door vuren te gaan voor de vrouw die je bemint, hoe je haar aanbidt, hoe het niet in je zou opkomen haar als je mindere te beschouwen of te behandelen en ik dacht ook aan mezelf, aan de man die ik lief heb en die me telkens plagend ‘consequente feministe’ noemt als ik