als een broer nu Geert dood is. De regeringen reageren positief. Het Oramproject start.
Als je ‘Het Oramproject’ zou visualiseren, zou je twee onder elkaar liggende trechters bekomen. Adi's ik-project komt langs Geerts vriendschap los, in de hoofdstukken 1 tot 3. In de middenste hoofdstukken 4 en 5 volgt een syncope, een schijnbare stap terug: de crisis van de mislukte verkenningstocht, de dysenterie, de wurggreep van Geert. Dan volgt de tweede trechter naar het alfa-punt van de zelfaanvaarding toe in de hoofdstukken 6 en 7, met het welslagen van het Oramproject. De tijdsbehandeling loopt hier parallel mee. In de eerste drie hoofdstukken krijgen we een Dehnung: de verteltijd is langer dan de vertelde tijd, vooral wegens de oeverloze zelfanalyse, het onophoudelijke gepieker van Adi. In de crisis-hoofdstukken 4 en 5 valt een Raffung op: de verteltijd is er veel korter dan de vertelde tijd. De weken hollen amechtig voorbij tot het zwarte dieptepunt van de bijna-mislukking. Na de schijncatastrofe volgen in de slothoofdstukken een peripateia en gelukkige ontknoping. De tijd is opnieuw gedehnt: Adi brengt zijn zelfanalyse tot een goed einde. Het boek is in zijn zeven hoofdstukken erg evenwichtig opgebouwd. Het begin- en slothoofdstuk (1 en 7) verwijzen naar elkaar in een circulaire beweging van Caracas naar Caracas. Ook de hoofdstukken 2 en 6 beschrijven dezelfde tocht van Caracas naar het oerwoud en terug. Het centrale hoofdstuk 4 wijst terug naar de ‘schijtschilder’ Adi maar wijst ook vooruit naar het welslagen van het Oramproject. De catastrofe is de bedding van de apokatastasis geworden.
Toch vertoont ‘Het Oramproject’ ook enige technische feilen. Walschap heeft het boek als een personale hij-roman opgezet maar kan niet altijd zijn mond houden. Daardoor laat hij Adi op erg ongepaste momenten, b.v. in volle crisis in een primitieve kano, oreren over allerlei misopvattingen van zogenaamde nieuwlichters. Een paar keer komt de auteur zelfs persoonlijk tussen, waarbij hij zijn romanpersonage een voetje licht. Walschap heeft te veel willen beleren, moraliseren.
Zijn boodschap stuwt het verhaal niet voort maar remt het af, zoals ook blijkt uit de Dehnung van de verteltijd waarover ik het al had. Door het feit dat Walschap te zeer langs Adi om monologeert, komt Geert te weinig tot leven en ontstaan er ook geen dialogen of echte confrontaties in het boek. De moraal heeft het hier gehaald op het verhaal, en dat was bij de vroegere Walschap, voor wie de roman een verhaal was en niets anders, ondenkbaar. Walschaps stijl wentelt zich als een python rondom Adi door talloze opstapelende bijzinnen. In die stijlslang wordt Adi echter als het ware verstikt.
‘Het Oramproject’ is een ik-project van de rationalist Gerard Walschap, wiens stem echter te zwaar weegt in de queeste van een manager-picaro naar El Dorado.
Gerard Walschap: Het Oramproject, Ontwikkeling, Antwerpen, 1975.