de betekenis voor de moraal van historische feiten waarvan de draagkracht pas na tientallen jaren kan worden geschat bij benadering?
De geschiedschrijver van de moraal kan zich van deze moeilijkheden bewust zijn, ze betreuren en trachten te overwinnen, hij kan er echter ook van profiteren om oratorisch pauwstaartend te peroreren gelijk de onvergetelijke, sympathieke Abbé Coignard uit ‘La Rôtissetie de la Reine Pédauque’, heerlijker gedachtenis, van Anatole France. Crane Brinton koos dit laatste.
Hij zegt nergens duidelijk wat de positieve, te boek gestelde, officiële zedenleer inhoudt, nergens hoe ver de praktijk er van afwijkt en waar het er ten slotte om gaat essentiële vragen omtrent verzedelijking of degradatie, perfectibiliteit of onveranderlijkheid van de mens te beantwoorden, bekent hij niets te weten. Men kan hem niet verwijten dat hij niet gevonden heeft wat niet te vinden is en het is verdienstelijk daar voor uit te komen, maar wie niet veel weet moet liefst niet veel schrijven en er niet op uit zijn wegens zijn onwetendheid door te gaan voor uitzonderlijk verstandig en geleerd.
Dat is dan nog tot daar. Onbehaaglijk stemt Crane Brinton's listig, intellectueel oneerlijk omspringen met de twee termen: geloof en godsdienst. Onder geloof verstaan wij een wereldbeschouwing die, tegen de natuurlijke rede in, voor waar wordt gehouden op het vermeend gezag van God. Onder godsdienst verstaan wij de praktische belijdenis van dat geloof. Gerust betrouwen op het woord van moeder is geen geloof, de relativiteitsleer van Einstein beamen op zijn gezag evenmin.
Nu gebruikt Crane Brinton die twee termen voor al de filosofieën die sedert de Hervorming en de Renaissance opgeld hebben gedaan en afbreuk aan het Christendom. Humanisme, rationalisme, positivisme, marxisme noemt hij zoals het christendom een geloof en nu en dan ook al eens een godsdienst, langs zijn neus weg. Deze hocus-pocus-pas-verwarring schijnt te willen bewijzen dat de mens geen geloof en godsdienst missen kan en, sedert hij de ware schaapstal verliet, steeds van de klaveren naar de biezen is gelopen.
Crane Brinton houdt dus geen rekening met het oneindig verschil dat een godsdienst het geweten bindt met een eeuwige sanctie en dat wereldbeschouwingen als het rationalisme, staatshuishoudstheorieën als het marxisme de mens souverein vrij laten en alle evolutiemogelijkheden open. Ik dacht dat we dit achter de rug hadden. Het is bijna onmogelijk de praetvaer niet te verdenken van onvergeeflijke kwade trouw waar hij letterlijk schrijft dat hij er geen andere benaming voor kent en weigert er ene voor te zoeken.
Al wie behoort tot de snel aangroeiende massa der afvalligen en Crane Brinton leest, ziet voor zich de honderd of duizend gezichten van de weldenkenden die hem met genegen en geringschattend medelijden hebben gevraagd of hij het geloof in God van zovele grote geleerden en heiligen dan opgegeven had voor het geloof in de wetenschap van de moderne godsdiensthaters en of hij werkelijk