man en meisjes, een vrouw en mannen, een meisje en mannen, een meisje en jongens, een vrouw en een jongen, een vrouw en jongens, een jongen en een jongen, een meisje en een meisje, een man en een man, een vrouw en een vrouw, een man en een jongen, een vrouw en een meisje, een meisje en meisjes, een man en mannen, een vrouw en vrouwen, een man en jongens, een vrouw en meisjes, mannen en een man, jongens en een man, vrouwen en een vrouw, vrouwen en een meisje, meisjes en een meisje, meisjes en een vrouw, een man en een ezelin, een jongen en een kip, een vrouw en een zwaan (Leda aan de rand van de vijver), een meisje en een reu, een man-vrouw en een dode, een broer en een zus, broers en zussen, moeders en zonen, vaders en dochters, een moeder en een dochter (kunnen nog elkanders broeken dragen), een vader en zijn zoon en een zoon met zijn vader (naar het voetbalveld).
Als de monsters griezelig (groezelig) worden, spelen straks de kinderen ermee. (Sterk zijn door discipline. In niets afwijken van de rigoureuze regels die volgens een absolute logica zijn opgesteld. ‘Ik geef er niet om. Het raakt me niet.’)
Een jasje met een dubbele rij knopen, zodat de gulp bedekt werd. Je kon dan schijnbaar nonchalant zelfs één rij los laten, het bleef zitten als een schaamschortje (er zijn foto's van). Hitler verscheen soms in zijn hemd, met een rijbroek, laarzen, schouderriem. Ik dacht niet en soms wel dat in die massa's iemand naar zijn gulp keek.
Tegenwoordig kan men zulke dingen niet begrijpen. (Heb ik je niet begrepen? zei de homofiel.)
(De goede smaak aangetast. Eraan getast zodat hij helemaal ontzet opsprong en wegrende. Jaren later hunkerde hij naar het lustgevoel dat hem onwillekeurig had doen sidderen toen er naar zijn lid gegrabbeld werd.)
Beweren de beweerders (de kwatongen).
Overwegen de overwegers (de rechters).
Veronderstellen de veronderstellers (de psychiaters).
Bepraten de bepraters (de vrienden).
Denkt de buitenstaander.
(Denkt de buitenstaander?)
waarover, waaronder, waarop, waarin, waarom, waarbij, waarmee, waardoor.
Door het oog van een naald, gebukt onder een enorme zondenlast, met een dorst die de woestijn te buiten gaat.
Al van toen ze verlamd was en niet meer telkens naar hoven gedragen werd, ze bleef de hele toestand overzien, ze heeft het misschien immers zo gewild. (Een gewilde onverschilligheid (gewilligheid een intens betrokken zijn: een heimelijke afgunst een uitgesproken vijandschap. Een blinde haat).
‘Ik ben waardiger.
Ik ben vriendelijk en toch beslist.
Ik ben redelijk en toch onverzettelijk.