markt geconcentreerd is in grote steden als Parijs, Londen, New York, Milaan, Tokio. Om daar door te dringen zou een kunstenaar permanent op de plaats moeten zijn, moet hij zich kunnen onderwerpen aan een produktieritme dat industrieel is van karakter. Blijft dan over het binnenlands afzetgebied. En daar stellen wij een eigenaardig verschijnsel vast.
De galerijen rijzen uit de grond als paddestoelen. Sommige verdwijnen zonder enig spoor na te laten. Tot in de meest afgelegen hoeken van het Vlaamse land wordt kunst getoond, commercieel aan de man gebracht.
De jongeren die zich daar laten zien, hebben het zeer moeilijk om zich los te maken uit de greep van de ademloze avant-garde obsessie. Aan de ene kant staan zij onder invloed van leermeesters als Vlerick, Burssens, Raveel, Mara, Vanden Branden, Van Hoeydonck, e.a. (hetgeen zeer normaal is), aan de andere kant ondergaan zij het sprookje van de internationale faam. Aan de ene kant wat wij toch wel een humanistisch gerichte persoonlijkheidskunst kunnen noemen, aan de andere kant een steeds dwingender wordend theoretisch engagement. Een Picasso, Ensor, Margritte worden is uitgesloten. Dat is zelfs ondenkbaar geworden op internationaal niveau. De moderne kunst heeft zich meester gemaakt van de geesten, reflexen, beurzen. In de plaats daarvan volgen de ‘bewegingen’ elkaar op in steeds sneller tempo, zodanig dat de jongeren het stuur kwijt geraken. Voegen wij daaraan toe de schommelingen van de kooplust, de onzekerheid van de kunstmarkt, het wegvreten van de creatieve impulsen door de toenemende welstand dan is het begrijpelijk dat de kunst van de jongeren niet meer gekenmerkt wordt door vervoerende zelfvernietiging, allesverpulverende vernieuwing. In de plaats daarvan worden de verworvenheden van constructivisme, dadaïsme, surrealisme, Op en Pop, hard edge, zonder de minste schroom of passie verwerkt, vaak met zeer veel toewijding, vaak tegen beter weten in.
Voor 't ogenblik schijnen sommigen een vernieuwde adem gevonden te hebben, dank zij de vloedgolf van het ‘radikale realisme’ (Kultermann). Zij krijgen sinds lang weer de gelegenheid om zich met hart en ziel aan het ambacht van de kunst te wijden, zonder zich te moeten afvragen of ze nog net up to date genoeg zijn. Daarnaast wordt de spits afgebeten door hen die altijd verder willen: dat verste verre is volgens de laatste berichten de video-kunst. De aansporingen in de richting van de kunst die zich losmaakt van het traditionele linnenvlak, is tijdens de laatste jaren vooral gekomen uit Nederland, Engeland en de U.S.A. Doordat Amsterdam niet zo heel ver ligt en de Nederlanders ingezien hebben dat er in Vlaanderen belangstelling bestaat voor wat er bij hen gebeurt, zijn de communicatiekanalen verbreed.
Waar bij ons minder van te merken is, zou ik willen noemen de sociale kunst. Deze is zeer populair geweest onder de jeugd tijdens de jaren 60: Berkeley, Parijs, Duitsland.
Het zag er een ogenblik naar uit dat de politiek de voornaamste inspi-