geen taboes. Wat niet betekent dat kunst de verschrikking verheerlijkt. Wie dat beweert, gebaart van kromme haas. Kunst is geen bezigheid voor mensen die de ogen sluiten voor de stank.
Wat van doorslaggevend belang zou kunnen genoemd worden in het uitzicht van de nieuwe Japanse fotografie is de afwijzing van het gefixeerde, het weloverwogen bouwwerk van klassieke verhoudingen, het rustig evenwicht. De triomf van het onrustig dynamisme van het moderne jachtige leven, van het onvatbaar voorbijsnellende. En ik denk onvermijdelijk aan de documentaire films over steden als Tokio, aan de verhalen opgevangen uit de mond van reizigers: het mierennest, het leven in snel tempo, de inwerking van het (Amerikaanse) hedendaagse grootstadsritme. De hedendaagse mens heeft nog weinig tijd om de indrukken uit zijn omgeving te laten bezinken, te overdenken. Wij leven van snippers, flitsen, steeds maar nieuwe prikkels. Het nieuwe heeft ons in zijn greep.
Vandaar foto's die minder belang hechten aan de pose, het goedgekozen moment, het afgewerkte produkt. In de plaats daarvan wordt de beweging in haar onduidelijkheid, onscherpte gesteld. De fotograaf begeeft zich in de straat, tussen opstandige mensen, op het vliegveld, in het bordeel, in de gevangenis, in de droom, op de vuilnisbelt. Hij gaat de minder aangename aspecten van het leven niet meer uit de weg. Hij wil het op heterdaad betrappen en ondervindt daarbij op paradoxale wijze dat dit leven hem steeds haastiger ontsnapt. Zodat de fotograaf zich in een infernale vicieuze cirkel begeeft.
En als de samenstellers hun tentoonstelling en hun boek in het teken stellen van de vraag: ‘Wat is fotografie?’, dan zou ik in hun plaats geneigd zijn te zeggen dat fotografie zich onderscheidt van om het even welke andere kunstvorm door het feit dat zij alleen in staat is om in deze cirkel binnen te treden, ademloos maar present, nerveus, vol spankracht, veroordeeld bij voorbaat, maar dit wetend, niet opgevend. Integendeel. De nieuwe Japanse fotografie behoudt bij dit alles mogelijkerwijze iets zeer eigens. Doch dat is een ander paar mouwen en om dit uit te maken zou het nodig zijn, zelf een Japanner te zijn.
Ik denk slechts aan de foto ‘Sandwich Men’ (1962) van Shomei Tomatsu: ergens in het onvaste beeld zit klem als een weerhaak de blik van een mens die de raadselachtigheid zelve is.
NEW JAPANESE PHOTOGRAPHY: John Szarkowsky, Shoji Yamagishi, 112 blz., 116 zwart-wit foto's.
The Museum of Modern Art, New York 1974, 5,95 doll.