| |
| |
| |
Mark Insingel
Fragmenten
MARK INSINGEL
Geboren te Antwerpen in 1935. Woont te Nukerke in Oost-Vlaanderen. Werd in 1970 bekroond met de tweejaarlijkse prijs van De Vlaamse Gids. In 1971 nam hij deel aan Poetry International te Rotterdam.
Publikaties: Poëzie: DRIJFHOUT, 1963; EEN KOOI VAN LICHT, 1966; PERPETUUM MOBILE, 1969; MODELLEN, 1970. Proza: EEN GETERGDE JAGER, 1966; SPIEGELINGEN, 1968; EEN TIJDSVERLOOP, 1970. Te verschijnen in 1974: DAT WIL ZEGGEN (roman) en POSTERS (poëzie). Zijn roman SPIEGELINGEN verscheen in Engelse vertaling als REFLECTIONS in 1971 bij Calder and Boyars te Londen en in 1972 bij Red Dust te New York. Dit jaar verschijnt A COURSE OF TIME, eveneens bij Red Dust te New York.
Heeft het wel zin (is het wel nodig) dat leven en waarheid voortdurend het oppervlak doen rimpelen, de lucht bewolken, de oogst overwoekeren, de taal onverstaanbaar maken: er geen houvast meer aan hebben, zich vastklampen aan woorden, aan zinnen (aan strukturen) die hun betekenis hebben verloren (die hun gebruikswaarde hebben verloren) in een zinnig gesprek wordt onmogelijk door misverstanden (door onbegrip), de werelden botsen op elkaar in op de plaats waar ze elkaar zouden moeten kunnen ontmoeten (waar men zou kunnen overreden, overhalen, overtuigen, de les lezen, afdreigen, oogkleppen aanbinden, de oren dichtstoppen, de mond snoeren, aan handen en voeten vastbinden, de geest doden) - waar ze elkaar zouden moeten kunnen horen en zien vergaan.
(Welk horen? Welk zien? (Wiens horen? Wiens zien?)
Wordt dit nog onderhouden? Wordt het onderhouden zoals in de tijd toen men vond dat het werd onderhouden? Wordt het zoals in die tijd? Zoals toen? Wordt het nog zoals toen?
Wordt het nog ooit zoals toen onderhouden? Is er de aandacht nog, de rust, de toewijding? Verblijft men hier nog wel zoals men hier verbleven heeft (zoals men zich voorstelt dat men hier verbleven heeft, zoals men zich zo graag wil voorstellen dat men verbleven heeft). Heeft men ooit hier verbleven met de aandacht, met de rust, de toewijding die men nu (zo graag) afleidt uit het gevoel dat het toen onderhouden (dat het toen zoveel beter) was? Was het toen zoveel beter?
| |
| |
tastbaar, |
herkenbaar, |
persoonlijk, |
zelfstandig, |
onafhankelijk, |
vrij, |
veranderlijk: levend: veranderlijk, vrij, onafhankelijk, zelfstandig, persoonlijk, herkenbaar, tastbaar, zichtbaar, hoorbaar. Hoort men haar nog? Misschien hoort men haar nog, maar is ze onverstaanbaar? Misschien verstaat men haar zonder te horen? Verstaat dat ze alleen maar wil dat men haar hoort. Dat men haar hoort zodat ze leeft. Dat ze leeft omdat men haar hoort. (Omdat men haar hoort.)
Een weg door bossen, weiden, landerijen, naakt en schrijlings, ongezadeld en met wilde haren, en verder weg een huis, en zon, zon, zon, een landhuis, en zwiepende takken en wolken van stof, zweten, hijgen, een landhuis, net boven de einder, een boomgaard en blinden, een hond en hoog gras dat verwaarloosd, hoog gras dat gekoesterd, lang haar, lange wimpers, een hond en een bed en te paard door de velden, de zon en de zon en de zon en de haard en het knisteren, gloeien, het likken, de rust.
Omwille van de zelfstandigheid, van de onafhankelijkheid, van de vrijheid, van de veranderlijkheid, van het leven, van de waarheid / Omwille van de rust, van de zekerheid, van de veiligheid.
Zich uitdrukken / zich voorliegen, het begrijpen / het laten ontglippen, gaan bestaan / zich verliezen.
Kan het wel / niet anders? vraagt men (zich af). Stelt men zich wel de vraag of het wel/niet anders kan? vraagt men. Wie stelt de vraag? Wie stelt ze niet? Wie vindt dat het anders kan/niet kan? Wie vraagt zich af of men vindt dat het anders kan/dat het niet anders kan?-
Erop ingaan.
Ervan doordrongen zijn.
Verstaat de macht zo goed de macht? Betwisten ze de prooi (beschermeling) maar voor de vorm, staat de verdeling vast (probeert men haar reëel te wijzigen)? Wijzigt men reëel wat vaststaat, wat verdeeld werd (wat eigendom werd), men glimlacht (daagt men uit?), wuift (lokt?), men roept (scheldt men?), men groet formeel (beschuldigt?), pocht (is men bevreesd?), is de ene bevreesd voor de andere, zijn ze beiden bevreesd voor hun prooi, voor het vertrouwen dat ze hebben gewekt, voor het aanzien dat ze genieten, voor de winsten die ze maken door het aanzien dat ze genieten, door het vertrouwen dat ze hebben gewekt door de winsten die ze maken, door het aanzien dat ze genieten door het vertrouwen dat ze hebben gewekt, door de winsten die ze maken.
De burgers sterken en het leger verzwakken; de velen krijgen meer, de weinigen behouden minder; het volk eendrachtiger, de staat verdeelder.
Het geloof wekt twijfel.
De hoop wordt gevaarlijk.
De schone schijn (de mooie leugen) vertoont vlekken en kloven, krijgt tics, maakt grimassen.
Obsceen! roept men, dit is de ondergang!, terwijl de onbeschrijfelijke waarheid steeds maar meer zichtbaar wordt.
Ze praten over haar, ze is een onderwerp, ze bakenen hun terrein af, bevestigen zich, dulden geen tegenspraak maar wenden begrip voor, ron- | |
| |
den de scherpe kanten af met kwinkslagen die naar haar zijn gericht: zij moet erom lachen, ze moet instemmen. De ene gaat naar boven, de andere naar buiten. Is die derde er nu (is die derde er nog)?
De orde, de tucht, de discipline, de autoriteit, de ondergeschiktheid, de overheersing, de ongelijkheid, de ongelijke orde, de ongelijke tucht, de ongelijke discipline, de ongelijke autoriteit, de ongelijke ondergeschiktheid, de ongelijke overheersing, de onrechtvaardigheid, het onrecht, het onrecht opheffen, de orde, de tucht, de discipline, de autoriteit, de ondergeschiktheid, de overheersing, de ongelijkheid opheffen, de ongelijke orde, de ongelijke tucht, de ongelijke discipline, de ongelijke autoriteit, de ongelijke ondergeschiktheid, de ongelijke overheersing opheffen, gelijkmaken (met de grond gelijkmaken), gelijkschakelen (uitschakelen), te niet doen, niet doen, niet ordenen (niet vertekenen), niet tuchtigen (niet onderdrukken), niet disciplineren (niet fasciseren), geen autoriteit erkennen (niet op gezag aannemen), geen ondergeschiktheid toelaten (geen minderwaardigheid doen ontstaan), geen overheersing (geen elite vormen).
Vertrouwt de man in de tuin de man op de overloop? Vertrouwt de man op de overloop de man in de tuin? Vertrouwen beiden wat in woonkamer en keuken? Met haar? Zij met die derde? Vertrouwt zij hen? Die derde? Vertrouwen ze beiden, vertrouwt de derde (vertrouwt zij zelf) het? Het is misschien verdwaald, is weggelopen, hulpeloos, heeft zich verstopt, beraamt iets, ziet, hoort, verklapt, het heeft een mening.
Heeft het (al) een mening?
Toekijken op wat het ziet,
opvangen wat het hoort,
verhinderen dat het verdwaalt (dat het onvindbaar wordt).
(Voor- en nadoen, voordoen nadoen, nadoen voordoen, doen voor nadoen, doen na voordoen, doen zoals (doen alsof).
Boven het gras uit alleen nog de hoofdjes, het sluikhaar, het kroeshaar, de kop van een grote hond die vrolijk blaft, de stemmetjes nu hier, dan ginder, onder de bomen hangen zwaar door van de appels, de pruimen, de perziken hangen laag tot net boven het gras waar ze met grote stappen joelend, stoeiend, buitelend in de grote tuinen in de grote landerijen in de zon in het blauw de kleine blinden met de uitgezaagde harten, een beetje scheefgezakt.
De naamwoorden, de bijvoeglijke naamwoorden, de voornaamwoorden, de persoonlijke, de bezittelijke, de aanwijzende, de telwoorden. De werkwoorden: de handelingen, bewegingen, de toestanden, de tijd, de vorm, de vorm van de tijd, de historiciteit, de historiciteit van de vorm die ontstaan en vergaan, die ontstaat en vergaat, die zal, die zal. Die zou.
Ik, jij niet, hij niet, zij niet.
Ik, jij, hij niet, zij niet.
Ik, jij, hij, zij niet.
Ik, jij, hij, zij
Zij?
Zij niet, hij, jij, ik.
Zij niet, hij niet, jij, ik.
Zij niet, hij niet, jij niet, ik.
Zij niet, hij niet, jij niet, ik niet.
Ik niet?
Wat dekt de uitdrukking ‘een niet aflatende voorkomendheid’? Is er een scheiding tussen hart en geest, tus- | |
| |
sen gevoel en wil, tussen hartstocht en redelijkheid? Betekent het: geduld, de onderwerping aan een principe, een modus vivendi, een afwachtende houding, een verworven inzicht, een gentlemen's agreement, men bedoelt: is het niet mogelijk dat het de uitdrukking is van een natuurlijke toestand, van een evenwicht, een wederzijds respekt, vertrouwen. Waar zijn in dit geval de eer? de schande?
Waar is de nederlaag? de overwinning?
Waar zijn de pistolen?
Waar is het duel?
Waar is de taal? waar is de uitdrukking? (Waar is de betekenis? waar is de verdeling?)
Opkijken van de woorden om te kijken naar de voorbijgangers. Opkijken van de voorbijgangers om te kijken naar de woorden.
Kijken naar de woorden met de voorbijgangers in het hoofd. Kijken naar de voorbijgangers met de woorden in het hoofd.
(De woorden in het hoofd met de voorbijgangers voor ogen.
De voorbijgangers in het hoofd met de woorden voor ogen.)
Het dynamische en het statische,
het naamloze en het benoemde,
het wanordelijke en het geordende,
het horizontale en het vertikale,
het melodische en het ritmische,
het heden en het hiernamaals,
de vraag en het antwoord.
Geen schaduw, geen keerzijde (geen medaille), geen angst, geen remmingen, geen pijn, geen vermoeidheid, geen rust en geen huis, geen vader, geen wet, geen man, geen plicht in deze eeuwigheid (op dit ogenblik), in dit eeuwige ogenblik de teugels ingehouden vlak onder de zon staat het te steigeren, te steigeren, te steigeren, te steigeren naar de vier wind-, naar de vier schaduwstreken waar bij avond de vader, de man en het huis, en de rust en de pijn en de plicht, waar vermoeidheid en remmingen, angst en de wet en de keerzijde (de medaille) met de gedachtenstreepjes, de koppeltekens, de komma's, de kommapunten, de dubbelepunten, de punten, de uitroeptekens, de vraagtekens, de hoofdletters, Je mag zelf invullen, zegt men, je mag je eigen (je eigen!) woorden invullen.
Kijk je naar buiten? vraagt men terwijl het voor het raam, Zie je niet dat het buiten donker is (Dat hierbinnen alle lampen aan zijn)? Denk je nog aan de tuin bij de bomen? aan de appels, de pruimen, de perziken? Wil je al naar je bedje toe? Zie je niet dat je mama bij je heeft ze alle lampen zodat het ene licht de schaduw opheft van het andere, het hele huis straalt licht uit door de ramen. Zelfs als de blinden gesloten zouden tot ver op de weg, op de weiden, de landerijen, tot aan de bossen ziet men het licht door de hartjes, twee hartjes per raam en aan iedere zijde, naar de vier windstreken en in de vier windstreken de huizen naar elkaar toe en zo ver (en van zo ver tot zo ver/tot zo ver van zo ver).
Er de aandacht op vestigen, erop terugkomen, er terug komen de aandacht op vestigen, op de gevaren (op de afwijkingen), de gevaren van de afwijkingen, het aantonen, het met de vinger wijzen, het brandmerken, het
| |
| |
met de vinger aantonen (de vinger op de wonde leggen), aantonend brandmerken, het verder gaande, het vérgaande, het vergane, waar de aandacht op gevestigd wordt, waar men op terugkomt, waar men terug de aandacht komt op vestigen.
Omwille van de veiligheid de zelfstandigheid, omwille van de zekerheid de onafhankelijkheid, omwille van de rust de vrijheid, de veranderlijkheid, het leven, de waarheid prijsgeven omwille van de taal, de uitdrukking, de interpretatie, de analyse (de ana-lyse, de analyse?) une mise en scène, une mise à mort, une mort en scène.
Van de begane paden afwijken (de begane paden verlaten), zich op onbegane paden wagen (onbegane paden betreden), paden die nadat ze getrokken werden (om een of andere reden, om verschillende redenen) niet meer of weinig of lange tijd niet meer of weinig begaan met vreemd aandoende (gewantrouwde) problemen zien doet vreemd aan (wordt gewantrouwd) als een afwijking (een gevaar) voor het begane pad is het rechte pad verlaten is het begane pad verlaten is de begane grond onder de voeten weg onder de voeten treden met de voeten.
Welk wit? dat van de woede? van de overgave? van de onschuld? van de neutraliteit? van de non-interventie? van de moderne estetiek? van de aristokratische levenshouding?
van het schuim? van de vlag? van de melk? van de verkeerstekens? van de muren, de deuren, de ramen? van de meubelen? van de kleding?
Het wit in lijnen, in vlakken, in figuren, het wit in zaken, dieren en personen, het wit in angst, verblinding, in berekening, het wit in kleuren.
Het wit waarop men zelf kan invullen de naamwoorden, de werkwoorden, de leestekens (de indelingen, de relaties, de verstaanbaarheid), de verstaanbaarheid van de oude orde (de zinledigheid), de verstaanbaarheid van de nieuwe orde (de dwangmatigheid), de verstaanbaarheid van de wanorde (de waarheid) die volkomen onverstaanbaar (ongedeeld en ongedwongen) het wit waarnaar het roept, de zijden vleugeltjes, het steekt de armpjes in de lucht, het kraait, het grijpt, - het houdt in zijn bevende handjes een wormpje met pootjes, met sprietjes, het tracht het snokken heel bewust te voelen, het trekt ze krijsend van elkaar, het holt naar huis.
Het kind waarom het allemaal
Waarom het allemaal het kind
Waarom het kind het allemaal
Niets betekenen, niets uitdrukken, niets meedelen, niets vertegenwoordigen, niets vervangen, niets symboliseren, onverstaanbaar, onvertaalbaar, onvoorstelbaar, onvervangbaar, aanwezig, zich zelf, zich zelf: niets betekenen, aanwezig: niets uitdrukken, onvervangbaar: niets meedelen, onvoorstelbaar: niets vertegenwoordigen, onvertaalbaar: niets vervangen, onverstaanbaar: niets symboliseren: onverstaanbaar, niets vervangen: onvertaalbaar, niets vertegenwoordigen: onvoorstelbaar, niets meedelen: onvervangbaar, niets uitdrukken: aanwezig, niets betekenen: zich zelf, zich zelf, aanwezig, onvervangbaar, onvoorstelbaar, onvertaalbaar, onverstaanbaar, niets symboliseren, niets vervangen, niets vertegenwoordigen, niets meedelen, niets uitdrukken, niets betekenen.
|
|