De Vlaamse Gids. Jaargang 57
(1973)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Lucienne Stassaert
| |
[pagina 58]
| |
knikken. Je kunt niet meer terug, je staat in het midden.
Van het vuur. De pijn. Het leven. De dood. (Een tegenvuur
dat niet zal wijken.)
Maar: ze hebben je nog andere dingen gezegd.
Neem maar (wat je toekomt)
Geef maar (wat je kunt)
Dus begin je te spreken, niet met woorden, met de klank:
AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA
OMDAT
ALSOF (dat onthou je)
het geweld op vilten voeten loopt
de hoop een vermomming is
de doden niet kunnen getuigen
de levenden de doden niet kunnen ontcijferen (op de con-
ferentietafel, bijvoorbeeld)
het water sterft
de vissen gapen
de mensen slapen
de bomen bewusteloos zijn
de planten giftig worden
de regen soms van zwavel is
ALSOF
OMDAT (oefen je geduld maar, wordt maar wijzer)
SST .................................................................
(sta je op? loop je weg? uit je huis? je stad? deze ruimte?
dit graf? wordt er in ijzeren handen geklapt?)
NEE
je blijft
je hoort:
het tikken van de tijd (bommen)
het gorgelen van water (stof)
het ruisen van het ranke nieuws:
volhouden / doorduwen / niet omkijken / nooit toegeven /
we komen er / we moeten er zijn / de wereld kun je toch
niet verdelen / laat de armen de armen maar begraven / we
hebben niets gezien / we hebben het gehoord / volhouden /
doorduwen / we zijn er bijna! / veel gelukwensen voor een
spoedige vervuiling / veel verdragen voor een langzame
dood / maar niet te langzaam want
de wereldvrede komt in gevaar
DE DAT
(vrede?) (gevaar?)
| |
[pagina 59]
| |
Rood of zwart? vraag je. Geel of rood? Nu hoor je ze zwij-
gen. Men zegt: dat was dàt. We hebben het (pleit) gewon-
nen.
Je stelt de tweede vraag:
ben jij het die neemt (en spreekt?)
ben jij het die leeft (en geeft?)
Ze noemen je de namen van de dingen. Wat wil je weten?
Of het leven een stroom is? Men zegt: dit is moord, dit is
oorlog. In je gedachten, gevoelens, gewaarwordingen. In
het leven, in de mens. En ook de natuur liegt er niet om:
neem bijvoorbeeld de zeeanemoon Adamsia Palliata (een
parasiet enig in haar soort).
Nu weet je tenminste dat een parasiet tegelijk beschermt en
uitput. Dat zijn gif, waartegen het schaaldier geïmmuni-
seerd is (dat veronderstelt men) de andere dieren op afstand
houdt. En vooral: dat zeeanemoon en schaaldier in weder-
zijds begrip met elkaar leven. In verstandhouding of: in
eenzaamheid. (nog geen symbiose dus)
Moet je, voorlopig maar, besluiten: dan maar een parasiet
meer of minder?
(en anders dan nu, dan dit binnensmonds zoemen sst.........
zou je je die eerste klank kunnen herinneren, samen met
het gebaar, de uitstorting van pijn of was het vreugde mis-
schien, wat je nu niet meer hoort, je ooit gehoord hebt, uit
een andere mond, in een andere taal, nog eens zult herkennen,
later, later dan nu want de klank heeft zich uitge-
breid, ligt nog in het verschiet, aan de horizon van je leven,
het kan een regenboog zijn - en jij genietend van... - ver-
wondering, ontzetting misschien - en jij wegvluchtend
voor..., je weet ervan, je hoort het nu bijna, tussen de woor-
den, DIE stem, gereed om je te overvallen, wachtend op je
bereidwillige paniek: huilen, scheuren, dreigen, vloeken,
klagen en geen spoor van bloed, een vermoeden slechts, een
voortreffelijk geheugen, voorbij de klank en toch naakter
dan ooit, een stem achter de huig, het gefluister van de an-
deren maar je rust is gestoord, het was geen berusting en
ook geen onmacht, de dood in het leven, het leven in de
dood en
je zou het niet meer willen horen
je zou het niet meer willen zien
sst ...................................................................
| |
[pagina 60]
| |
Je wordt opgeruimd, je wordt genummerd: van 1 tot 10.
Van 10 tot 100. Van 100 tot 0. Men zegt:
horen en zien (en vergeten)
laat dat toch (met rust)
het begint te stuiven (je begint te leven)
en nadien en nu
SST ................................................................)
Waar is de wanklank? vraag je. Is het gevolg soms een oor-
zaak van:
het ademhalen (op maat en met fatsoen geknipt)
het uitstoten (waarover men niet spreekt)
het uitblazen (van de olympische kaars, bijvoorbeeld)
de gezonde lach op een gezond gelaat (hang de vlag maar uit, we regelen het wel)
het wachten op de laatste trein (gevolgd door de eerste)
de feestverlichting van de stad (voor wie zich geen geweld
aandoet).
Veel gelukwensen voor een waterdichte maanreis. Veel ver-
dragen voor een definitieve zweer: we hebben ons finaal
gesocialiseerd!
Zwart of wit? vraag je. Dood of levend? Nu hoor je ze
zuchten. Men zegt: komt het tenslotte daar op neer?
(sta je op? loop je weg? uit je huis? je stad? deze ruimte?
dit graf? wordt er in ijzeren handen geklapt?)
NEE
je ziet
een mens tegenover jou. Hij tilt een arm op, legt zijn hand
op je hoofd. Hij glijdt eraf (zó ben je niet, zó ben je nooit
geweest). Dus keer je op je stappen terug: in gedachten, ge-
voelens, gewaarwordingen. Eerst moet je hem op heterdaad
betrappen: je bent eraan gewend.
Het spiegelbeeld niet. Dat bekijkt je met enige verwonde-
ring. Alsof je er niet meer bent. Wie roept: verklaar je eens
nader? Is dit wat jij beweert (te denken, te voelen en te
zijn) slechts een veronderstelling? Zwijg dan (in alle talen)
of spreek (zonder moeite). Wij wachten op je, wij verwach-
ten je.
Maar: wie beweegt er ondertussen? Kijken zij je aan, snelt
de trein je voorbij? De andere is je beeld niet, noch je scha-
duw. Jij bent de eerste persoon. Alleen in het meervoud,
samen in de enkeling.
IK of JIJ
| |
[pagina 61]
| |
IK en JIJ
zeg
JA
er is een ander begin (nog geen antwoord)
een oud vermoeden (nog geen waarheid)
een stilte die nu verbroken wordt (twijfel met voorbedachte
raad)
Welk geheim wordt zorgvuldige bewaard, regelmatig ge-
snoeid, volmaakt verzwegen?
SST .................................................................
zoveel is er gebeurd, zoveel werd er vermeden (nooit ge-
daan, nooit van gehoord), zoveel werd er misdaan, zo-
veel werd er vermoord (alleen in sprookjes leeft men lang
en gelukkig) en ondertussen leef jij verder met dat tweede
zelf dat samen met je eet en drinkt en paart, je beschermt
en vernietigt, bevrucht en ontmantelt, dat jij verdraagt, dat
jou verdraagt, waarvan je soms de voortdurende vraatzucht
zou willen onderbreken, dat niettemin voor je veiligheid
zorgt, een vliezige opperhuid, een giftig omhulsel rond jou
spreidend, je aldus inkapselend, je voortreffelijk behoedend
voor de andere, de anderen, het ja en nee, het ene en het
andere, dat samen met jou de vrucht en de schaal is, de
macht en de onmacht (om los te breken, het hazenpad te
kiezen), je leert spreken, je leert zien (je leert weifelen en
rechtsomkeer maken), je laat horen, je laat huilen omdat de
honger onverbrekelijk, de dood onuitputtelijk is zodat je
niet meer weet of je nog zou willen proeven, slikken, zui-
gen, zoenen, je onaantastbaar zou willen worden (om het
niet meer te voelen, niet meer te weten dan met gedachten
zonder gevoelens, ervaring zonder geheugen, tasten zonder
vingers...), dat je hoe dan ook medeplichtig maakt, soms
de pijn ontvluchtend om dan weer terug te keren tot het
beeld (in het woord), het woord (in het leven), het beeld
(van de tijd), het woord (van de doden), de stem van de
anderen, van mensen en hun schaduw en aldus de kern
rakend van wat jij denkt te zijn: een teken van dood en
leven, waarom je dan (meteen) de spiegel verbrijzelt want
Er komt iets op je lippen. Het wordt angst genoemd. Of:
weerpijn (op enige afstand van de dood gevoeld). Men zegt:
het is de aarde, er leven mensen (de vrije lening wint steeds
maar veld)
het is een huid, het bloed sterft af (de tijd gaat snel)
| |
[pagina 62]
| |
het is een vermoeden, het is geen reden (men past zich aan)
het zijn moordenaars (ze bedoelen het goed)
het zijn slachtoffers (ze weten niet beter).
En jij (ondertussen) wankelend
En jij (meteen) gewaarschuwd
En jij (niettemin) verwonderd
En jij (meer dan ooit) verlangend
En jij (af en toe) levend
En jij (min of meer) stervend
Bewegend (je lichaam), bezwerend (je hoofd):
wat je niet meer kunt ontkennen, wat je niet meer wilt be-
vestigen:
AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA
(luister je? ja of nee? naar hun stemmen, de geboden, de
gezangen van de wet? wordt er met hand en tand gevoch-
ten? met huid en haar op een niet te handtastelijke ver-
zoening gelet?)
NEE
je wacht
op de vrede aan de top, het onbedaarlijk fatsoen
de stille oorlog, de omsingelde vrijheid
de beschaving van het alfabet
MASSAPSYCHOSE MONOKAPITAAL
KOMFORTNEUROSE PRODUKTIEMELOMAAN
en wat de onderontwikkelden betreft: plant een boom in
hun tuin (laat de honger maar in het midden).
Min of Meer
Af en Toe
Meer dan Ooit
Niettemin
.......................................................................
(alleen bij stervenden wordt gefluisterd.)
SST .................................................................
(en ook dàt komt je bekend voor, je proeft het, je slikt het,
- het is verteerbaar, het graaft zijn weg, het legt gedach-
ten, gevoelens, gewaarwordingen bloot, - en toch zuigt het
je aan, stelt je open, daagt je uit en Meteen groeit er stilte
rond jou, er wordt gepreveld, er wordt gewed: ja of nee -
hoeveel kansen heeft hij? één op duizend? één op twee? -
voorzichtig word je afgetast, je bent een verdachte, je kent
hun debet en Ondertussen spreken zij deze belofte uit:)
| |
[pagina 63]
| |
dat het altijd zo geweest is, dat het opnieuw zal ontkiemen
dat het nooit zal veranderen, dat het misschien zal afsterven
dat het nochtans een vaststelling is
DAT
(maar)
jij moet ophouden met
deze voelsprieten, in het nu geworteld, te verbinden met:
een gevaarlijke besmetting, een voltooid gesprek. Wat ver-
plicht je te blijven? Wat verhindert je vlucht? (Een verant-
woording is volstrekt overbodig).
Waarvoor? vraag je. Waarmee? Op je vraag wordt niet
geantwoord, op je twijfel niet gelet. Er wordt geraadpleegd,
vastgelegd:
Wij Blijven Eens, Wij Blijven Steeds
HET
IS
NU
EENMAAL
ZO ; verzadigden worden verzadigd
verhongerden worden vermist
Wij streven naar spontane apartheid tussen het rode en het
zwarte, het gele en het blanke ras.
En het roze, het lichtgevlekte? vraag je. Nu slaan ze hun
ogen neer. Men zegt: alleen de sterken zullen overleven
(ook parasieten muteren wel eens: vriendschapsverdragen
komen reeds op gang.)
Inderdaad, beweren ze
de vrede komt voortaan niet
meer in het gedrang
Heterdaad, zeg jij
de ontsluitingsperiode wordt
voortgezet: herbewapend tot en
met.
Dus begin je voortaan met de analogie: de gelijkheid bij we-
zenlijk verschil (dat noteer je, daar ontsnap je niet aan).
Niet meer (niet minder)
En meer (dan eens)
Een oog. Het tilt vermoedens op, het legt gevoelens stil. Je
tegenstrevers spelen mee: ze drukken handen, ze vervol-
gen hun weg. (Ze zijn er nog, ze zijn er steeds geweest).
| |
[pagina 64]
| |
Waar heb je het over? vragen ze. Wij weten wel beter, wij
raden je aan:
Geef Uw Heden, Uw Toekomst Een Kans
(tast het je af? tast het je aan? zoals het is? zoals het was?
nam je de regels van ons spel in acht?)
NEE
je beeft
omdat het weer in jou beweegt, alsof het niet van jou ver-
schilt, je geheugen bevrijdt (je geweten ontruimt), je erva-
ring verzoent (je bewustzijn ondermijnt) en ondertussen
wacht jij af (het keert weer), je schiet wortel (het wijkt af),
je noemt het leven, je geeft het een naam (het zal je volgen,
jij zult het verstaan), jij bloeit open, (het sterft af), in schub-
ben van schaamte schilfert je onmacht af (ben je daarom zo
bang?) en dat verwachtte je niet, (het snoert nu je stem),
waarom je opnieuw woorden pleegt, woede verzamelt en
vreugde deelt
het wordt je duidelijk waarom
het wordt je duidelijk wanneer
Men zegt: met de moed der wanhoop kom je nergens. Tast
eerst je vijand af: of het te vroeg is of te laat. Wat neemt
ondertussen je leven in beslag? Is het de halve waarheid?
De gedeelde smart?
Het klapperen van tanden voor het geraamte stolt?
Het beven van handen voor de bommen vallen?
Het knikken van knieën voor de dood ontvlamt?
Het kraaien van de haan op de toren van Chaos?
Met zovele (schaduwen)
Zonder eigen (beeld)
kom je weer bij de spiegel terecht. Ben ik dat? Denk je. Dit
verbrijzeld, vermenigvuldigd beeld? Eerst moet je het her-
kennen: of het een schaduw van gedachten, een waarborg
van gevoelens, een beeld van zwijgen is. Wat je nu betast, is
geen lichaam:
Iets van de warmte in een blad
Iets van de ziekte in een plant
door de wind bestoven
het kweken van weefsels,
ontkleuren van kracht
(wat deze hand verkent op het
papier: een weefsel van woorden
| |
[pagina 65]
| |
buiten het lichaam: hier waait
geen blad, bestuift de schrijvende
zichzelf. Het wordt autogamie
genoemd.)
Iets van het schuwe dier een tweede natuur, een oude
Iets van de klamme dood wellust
stuifzwammen, slechts een en-
kel spoor
(hoe deze woorden getuigen:
ervaring mijn geheugen wordt: hier
wordt geen leven bevrucht, streelt
de schrijvende de taal. Het wordt
monomanie genoemd.)
Kom ik het leven op het spoor?
(Het begin en het einde)
Tast ik de navel af?
(Streng van het woord, begin van adem)
Men noemt het: literatuur.
Wat in mij beweegt
Welke mijn drijfveer is
Of zij mij zullen begrijpen
Of ik jou zal verstaan
OMDAT ALSOF
niet alles gezegd is
bij wezenlijk verschil er geen gelijkheid is.
|
|