| |
| |
| |
Paul Koeck
De Routiers
PAUL KOECK
Boom 1940
Leraar
Publikaties:
Litte (roman, 1964), Chinchilla's kweken (roman, 1967), Het plantenoffensief (roman, 1969), De emigrant (roman, 1970), In natura (novelle, 1971), Het gebrek (novelle, 1971), Aan de hand van fotos (novelle, 1971), De binnenlandse vijand (roman, 1972), Zwarte Gids voor België (reportages, 1972).
Zijn toneelspel ‘De huurlingen’ werd in april 1973 gecreëerd door het gezelschap ‘De Waag’ te Antwerpen.
‘De Routiers’ is als T.V.-spel een eersteling, waaruit we, ter kennismaking, de voornaamste fragmenten publiceren. Het wordt in november door de Vlaamse televisie uitgezonden.
Beeld van een man die in de cabine van zijn vrachtwagen slaapt. Beeld van enkele vrachtwagens op de parkeerplaats voor een baancafe. Het is nog schemerig. Een vrachtwagen draait op de parkeerruimte. Close-up in de cabine na stilstand: Jos zoekt op de bovenste, dichtgeklapte brits zijn toiletzak. Hij stapt met de toiletzak onder de arm naar de herberg. Jos is ongeveer dertig jaar. Een ‘mannelijk’ type. Hij lijkt vrij zelfzeker. Maar zijn stugge manier in de omgang kan net zo goed op een verdrongen schuchterheid wijzen. Hij is wel bereid te helpen, maar maakt nooit veel woorden aan iets vuil. Hij houdt van zijn beroep en van auto's.
Studio: een eenvoudig café-restaurant. Achter de tapkast zit een juffrouw die met nauwelijks verholen tegenzin haar werk doet. Aan de tapkast bevinden zich nog een chauffeur die haast indommelt en een lifter die van een koffie slurpt. De chauffeur is een nieuweling in het vak. Hij maakt zijn eerste buitenlandse transportreis. Hij is geen ‘echte’. De lifter is een student in de medicijnen, vrij sportief gekleed. Aan een tafeltje zit nog een Hollander te eten terwijl hij een kaart bestudeert.
| |
| |
(sluit de deur achter zich)
Morgen allemaal.
(is de enige die flauw reageert. Enkel de lifter kijkt op)
Jos.
(loopt meteen naar de deur met ‘cour’ erop)
Un petit déjeuner.
Hij spreekt met zwaar accent.
(knipt naar de koffiezetmachine)
Café au lait?
(knikt)
Et...
(maakt gebaar van borrel die in een teug uitgedronken wordt. Juffrouw knikt gelaten en laat zich met een zucht van haar krukje glijden)
(met de kruk van de deur in de hand)
Tu es de semaine? La semaine passée aussi.
(zonder hem te bekijken)
La nouvelle ne valait rien.
Jos verdwijnt in de lavatory. De juffrouw maakt het ontbijt klaar. De lifter bekijkt haar. Ze schenkt een borrel in.
(Tegen de chauffeur, hoewel hij de juffrouw bekijkt)
Een borrel op de nuchtere maag?
(schokschoudert)
Hij zal wel weten wat best is voor hem.
De juffrouw kijkt nu even naar de lifter die haar bleef aangapen. De lifter wrijft over zijn maag.
Sa drogue?
Juffrouw grijnst en werkt verder.
(vouwt zijn kaart op)
Moeten jullie door Parijs?
Chauffeur schudt het hoofd.
(gebaart de juffrouw dat hij wil afrekenen. Ze laat nauwelijks merken dat ze het gezien heeft)
. Ik hoorde vandaag dat die snelweg door Parijs werd opengesteld.
(grimast onwetend. Dan tegen lifter)
Mijn baas dacht dat die nog niet af was.
(heeft het toch gehoord)
Als je naar beneden rijdt nog niet.
Juffrouw brengt een bord met broodjes, de koffie en een borrel naar een tafeltje, dan gaat ze voor de Hollander staan. Er wordt zwijgend afgerekend.
Voilà, dan zou ik er toch niks mee zijn. Dan moet ik toch nog een hele hoek van het centrum nemen. En het schijnt dat daar moet gereden worden.
(tegen lifter, maar hard)
Een paar fameuze bochten en hellingen. En je hebt gezien hoe ik geladen ben.
Jos komt opgefrist binnen en gaat aan zijn tafeltje zitten.
Dan ken ik andere plaatsen. De juffrouw heeft onvoldoende wisselgeld. Loopt met een verveelde grijns naar de tapkast in de la kijken.
Ik moest van mijn baas in Senlis de 17 afrijden. En hij zegt dat hij Frankrijk op zijn duimpje kent.
(monter, maar zonder glimlach)
Wie rijdt er, jij of je baas? Hoelang is het geleden dat hij nog op Frankrijk reed?
(Chauffeur schokschoudert)
. Voilà. Als je na acht uur door Parijs kan, win je een halve dag.
(De juffrouw sluit de la, na het wisselgeld te hebben genomen. Ze keert terug naar de Hollander en geeft hem het geld.). De Hollander staat op. Jos eet vrij vlug.
(tegen Jos)
. Hij
(knikt in de richting van de chauffeur)
heeft schrik van het parcours in Parijs.
| |
| |
(met volle mond)
Als je het nog nooit hebt gedaan, is het een verwittiging waard.
(maakt zich klaar om te vertrekken)
En die omlegging in Dijon dan?
Jos schokschoudert.
(tegen Jos) Rijd je veel in Frankrijk?
Vroeger ook wel eens op Duitsland.
De juffrouw heeft weer plaats genomen achter de tapkast. Ze geeuwt veel en begint tenslotte in een goedkoop romannetje te lezen.
(Blij dat hij zijn kennis kan uitstallen)
Ik heb gehoord dat er tegenwoordig zoveel Belgische transporteurs zijn die op Italië rijden?
(tegen chauffeur)
De twee eerste waar ik een lift ging vragen, reden alleen op Italië.
(lijkt niet gehaast om weg te komen)
Bij ons kunnen ze daar geen chauffeurs voor vinden.
Omdat ze zolang onderweg zijn?
(knikt)
Ze staan soms twee volle dagen aan de grens.
(geringschattend)
Iemand die elke dag aan de mem moet liggen, kiest best een ander beroep. N'est-ce pas Céline?
(juffrouw kijkt op)
Un type qui a besoin de sa femme chaque jour n'est pas un routier.
(maakt gebaren tijdens het spreken)
(grijnzend)
Surtout s'il veut chaque jour la même.
Jos lacht
(grijnst, toch ietwat verveeld)
Ik weet niet. Ik moet ook voor drie kinderen zorgen.
Jos wuift dat geringschattend weg.
(tegen chauffeur)
Heb jij kinderen?
(als om zichzelf te verontschuldigen)
Die moeten toch wat aan hun vader hebben.
Chauffeur schokschoudert ontwijkend.
(tegen chauffeur)
Voor welke firma rijd je?
Voor een fabriekje dat gespecialiseerd is in plastieken rommel. Ze hebben een eigen vrachtwagen.
(lijkt daar niet van overtuigd)
Het is mijn eerste reis in het buitenland. Als routier.
Iedereen noemt zich tegenwoordig routier. Probeer het eerst een jaar vol te houden en zeg dan dat je een routier bent.
(neemt een besluit en gaat naar de deur)
Zo, ik kan er weer voor een paar uurtjes tegen. Tot kijk.
(wuift)
Doe maar geen ongelukken.
Hollander grijnzend buiten.
(tegen lifter, verklarend)
De weg zit vol toeristen.
(Tegen Jos)
In Fins stak er één tegen een gevel.
(knikt)
Eén van ons.
(Hij steekt zijn borrel in de hoogte)
Céline!
(Ze kijkt op en komt die vervangen)
| |
| |
Dan kende je de chauffeur?
(knikt)
Maar ik weet niet wie er in zat. Ze lieten me nog niet vertragen. Hoe is het gebeurd?
Lifter schokschoudert en bekijkt de chauffeur. Die schokschoudert ook. Juffrouw plaatst andere borrel op het tafeltje van Jos. Jos grijpt even haar knie. Ze reageert niet het minst.
Laden jullie allemaal hetzelfde?
Papier, speciaal voor melkerijen. Meestal zitten we onderaan in Frankrijk.
Als het niet te ver van de grens is, doet de baas soms nog zelf zijn ritje.
(met iets van ontzag. Knikt in de richting van de buitendeur)
Hoeveel kilometers zou hij al gedaan hebben?
(beslist, haast nors)
Dat speelt geen rol.
Korte stilte. Juffrouw kijkt vragend op.
(tegen haar, gebarend)
C'est du luxe, n'est-ce-pas?
(tegen chauffeur)
Met twee op één camion.
Nee, nee, ik kreeg gewoon een lift.
(Jos grimast dat hij het zich nu weer herinnert. Tegen juffrouw)
Je suis un étudiant.
(Tegen Jos)
Ik heb nog drie jaar medicijnen te kloppen.
(Juffrouw)
Pour médecin.
(Juffrouw grimast met aangedikte bewondering tegen Jos)
. Een vriend van mijn vader kende zijn baas
(wijst de chauffeur)
en zo geraakte ik aan vervoer.
(Tegen juffrouw die alweer in haar boekje verdiept was)
Je dois rencontrer ma fiancée à Gap.
(Juffrouw knikt omdat ze zich verplicht voelt)
Nee, in Kortrijk, zoals ik. Ze brengt ginder haar vakantie door.
Dan kun jij hem beter meepakken? Ik moet naar Limoges. Ik zou hem toch voor Parijs moeten laten staan.
Het is anders mijn gewoonte niet om lifters mee te nemen.
Ik wil me niet opdringen.
(grimast om aan te tonen dat daar het probleem niet ligt)
Een echte routier pikt niet gauw iemand op.
Ik stond ook niet langs de weg. Ik ben geen echte lifter.
Mijn cabine is een echt nest.
(tegen Jos)
Dat breekt de eentonigheid toch een beetje, iemand meenemen.
| |
| |
Als je daar niet tegen kan, moet je het toch niet in deze branche proberen...
Ik kan ertegen. Maar het kan teveel worden, zo uren, dagen aan een stuk alleen.
(Tegen lifter. Zoekt bewondering)
. Zo 's nachts.
Het is juist dàt, dat ik niet meer zou kunnen missen.
(schertsend)
Ik zal zorgen dat je vergeet dat er iemand mee rijdt.
(vergoeilijkend)
Och, het is meer zo'n gevoel van mij.
(tegen lifter)
Dan zullen we eerst je koffer uit de cabine halen.
(tegen Jos)
Is je cabine los?
Jos knikt. Chauffeur met lifter naar de deur.
(kijkt op. Vlug)
Eh!
(ze gebaart met duim en wijsvinger en tracht haar gezicht achteraf in een schertsende plooi te leggen)
Oui, oui, toute de suite.
Jos komt vanachter zijn tafeltje en begeeft zich naar de tapkast met zijn borrel in de hand.
(reikt haar grijnzend zijn borrel)
Le dernier.
Nadat ze de fles heeft weggezet, leunt hij over de tapkast. Hij vraagt met vooruitgestoken lippen een zoen. Ze zoenen elkaar op de mond. Juffrouw zonder enige emotie. Chauffeur komt terug binnen.
(knikt naar buiten)
Hij zal zijn plan wel trekken.
(knikt. Dan tegen juffrouw)
Comment va ta mère?
(tegen chauffeur)
Een lekker brokje, haar moeder.
(knikt naar boven)
Elle n'est pas seule
(knikt)
Et elle t'en veut.
(Jos kijkt onbegrijpend)
J'aime autant dire qu'elle râle.
(Jos wijst vragend op zichzelf)
Pour... Dans la cave?
(zelfzeker tegen chauffeur)
. Ik heb haar moeder eens geknipt in de kelder. Ze lokte het zelf uit, ze vroeg of ik een vat kon uitsteken. Van die ‘colère’ heb ik niet veel gezien.
(tegen juffrouw)
. Elle était plûtot...
(legt een verrukte uitdrukking op zijn gezicht)
(wijst aan op haar hals)
Pas avec un suçon comme ça.
(tegen Jos)
Dat is een gebrek aan vakkennis
Och, zulke vrouwen zijn meer gewoon. Ze maken hun vent wat wijs en klaar is kees.
(tegen juffrouw)
Les femmes trouvent toujours des...
(wuift met de hand)
Des Excuses?
(Jos knikt)
Je voudrais voir ta tête, tiens, le jour où rentrant chez toi tu trouves ta femme avec une marque pareille.
(schudt zelfzeker het hoofd)
Quand je pars, ma femme est contente. Elle est pleine.
(grinnikt tegen chauffeur)
Als ik terug vertrek, kan mijn
| |
| |
vrouw wel een week of twee teren op de souveniertjes.
T'es pas un peu miro, toi?
Avec Verlinden?
(ze schokschoudert onverschillig)
C'est déjà pendant des mois qu'il fait de son mieux pour...
(stil tegen chauffeur)
Te lokken, te lokken...
(chauffeur schokschoudert onwetend)
Verlinden, dat is een concurrent van mijn baas. Die probeert al ik weet niet hoelang mijn vrouw te versieren. Ha.
(tegen juffrouw)
Il veut ma femme dans son lit.
(schokschoudert, wendt zich af)
Des bouteilles?
Chauffeur volgt aandachtig. Enigszins verbaasd.
Lundi ou mardi.
Juffrouw knikt.
Flessen?
(Jos knikt)
Champagne?
(Jos knikt)
Is daar nog wat aan verdiend?
(Jos grimast ontwijkend)
Dat wordt toch niet zoveel meer gedaan? Mijn baas heeft me gezegd dat ik zoiets niet mocht riskeren.
(korte stilte, het is duidelijk dat Jos daar niet verder over wil praten. Andere toon.)
Dan zit je hier een hele week, ook het week-end?
In Lyon.
(spreekt met zijn borrel en blijft die nadenkend bekijken. Dan, ondanks zichzelf, tegen juffrouw)
Et ils disent aussi des noms?
Des noms?
Jos (onwillig)
Oui, avec ma femme
(wendt zich opnieuw af)
O, laisse tomber, c'était une blague.
Ah non.
(tegen chauffeur)
Als ze dan met namen op tafel moeten komen, trekken ze hun staart in. Dat bewijst dat het leugens zijn.
Juffrouw (spottend tegen chauffeur wijst op Jos)
Le voilà, le fameux Don Juan.
(tegen chauffeur)
Met die wijven valt niet te redeneren.
De lifter komt weer binnen.
Laat zich moe op een stoel vallen.
Ik ben kapot.
(tegen Jos)
Hoelang slaap jij gewoonlijk?
(schokschoudert. Niet veel interesse)
Zo'n vier à vijf uur per nacht.
Dat houdt toch geen mens uit.
Jos schokschoudert.
Het moet wel. Anders kan ik beter in het binnenlands transport blijven.
En dan verschieten ze ervan dat ze in een ziekenhuis wakker worden. Dat gaat toch niet zonder stimulata? Opkikkertjes? Dat hou je geen tien jaar uit. En waarom feitelijk? De bazen gaan met de winst lopen.
(grimast minimaliserend)
Het gebeurt wel eens dat ik overdag mijn kop op het stuur leg. Een kwartiertje of zo.
| |
| |
(tegen lifter)
Je moet er eens op letten: als je aan het stuur begint te slapen, heb je altijd de neiging om naar rechts te gaan.
(grinnikend)
Je babbelt alsof je al jaren in de stiel zit.
Dit is mijn eerste buitenlandse reis. Maar zo'n vrachtwagen ken ik van binnen en van buiten. Is het niet waar? Steken ze niet altijd rechts?
Jos knikt toegeeflijk.
(tegen chauffeur)
En je dacht dat er een andere vrachtwagen bij betrokken was?
Korte stilte. Chauffeur maakt dan aanstalten om te vertrekken. Neemt zijn portefeuille.
Ze kijkt op. De chauffeur gebaart met duim en wijsvinger. Ze kijkt op de rekening.
(tegen chauffeur)
Neen, dat was voor mijn rekening.
(chauffeur weert af. Juffrouw wacht af met vermoeide berusting)
Neen, echt. Zo'n reisje mag me toch wel iets kosten zeker?
(chauffeur schokschoudert. Geeft toe. Lifter neemt zijn portefeuille en bekijkt de juffrouw vragend)
Hij overhandigt een bankbiljet. Ze geeft wisselgeld. Ondertussen praat chauffeur reeds tegen Jos.
Ik ga me niet forceren. Ik ben niet meer van de jongsten en als het echt niet gaat kan ik nog altijd terug op het binnenlands transport.
Je kan ook met een voiture gaan rijden voor de een of andere hoge Piet.
Chauffeur glimlacht flauwtjes.
Daar zal de jongen die daar verongelukte nu ook wel aan gedacht hebben.
Die kruipt terug achter het stuur.
En je zei dat je nog niet wist wie met die wagen reed?
Bij onze baas hebben beddepissers geen kans.
Kan hij zich de luxe permitteren om kieskeurig te zijn? Dan is hij toch een uitzondering.
Af en toe zit er wel eens een mossel tussen maar die houden het nooit lang vol.
(knikt. Besluit dan te vertrekken)
Ik ben weg. Ik zou vandaag nog graag in Moulins geraken.
Ken je die omlegging voor Nevers?
(maakt ondertussen aanstalten om ook af te rekenen)
Ze sturen je daar door twee dorpjes waar je nog niet met een driewielertie kan draaien.
Op de marktpleintjes gaat het toch zeker?
(Negeert die opmerking en overhandigt een bankbiljet aan de juffrouw)
| |
| |
Met een aanhangwagen rijd je negen kansen op tien muurvast.
Ik rijd met een gewone vijftonner.
(grinnikend)
Dan had die firma beter een bakfiets gekocht.
(grinnikt schaapachtig)
Een goedendag allemaal.
(tegen lifter)
Een goede vakantie.
(bij de deur)
Tot ziens misschien.
(Juffrouw. Knikt vaag. Geeft Jos het wisselgeld)
Waar gaan we eerst naartoe?
(blij dat hij het kan zeggen)
Eerst naar Givors, acht ton lossen, dan naar Grand Croix, ook acht ton, dan drie in Le Teil en vijf in Gap.
(bewonderend)
En wanneer moet je klaar zijn?
Het is nooit een kwestie van moeten, maar zaterdag zou ik in de entrepot van Lyon een lading voor de terugreis moeten te pakken krijgen.
(Hij wuift naar de juffrouw. Ze knipoogt. Hij haalt zijn toiletzak en blijft ondertussen praten. De lifter blijft de juffrouw fixeren om ook te kunnen groeten)
Onze baas organiseert er maar op los. Dan zegt hij: voor vijf uur haal je nog gemakkelijk de grens. Maar om drie uur zat Jos nog altijd met zijn duimen te spelen omdat de lading niet gereed stond.
(ze begeven zich naar de deur, zodanig dat die achter hen dichtvalt na het laatste woord. De juffrouw geeuwt en wrijft over haar gezicht).
Maar daar trekt die vent zich geen barst van aan. Het is anders een toffe. Als je iets gepresteerd hebt, is hij niet bang om in zijn zak te schieten.
| |
II
Close-up van het ruige hoofd van Fik die op een potlood kauwt en weifelend grimast. Beeld verruimt. Fik draagt een grove, groezelige trui. Hij is iemand die vergroeid is met het transportbedrijf; vroeger was hij routier. Hij bouwde langzaam zijn eigen transportzaak op. Hij is kort van stof, een ‘echte man’, die hard maar oprecht is onder zijn soortgenoten, terwijl hij niet door zijn geweten bezwaard wordt wanneer hij een oningewijde een pad in de korf kan zetten.
Naast hem zit Luc, zijn bediende, in een vrij kleurloze maar nette kledij.
Luc is een jonge bediende die zijn middelbare studies voltooide. Hij is net getrouwd. Maakt een beetje een te bereidwillige indruk en moet zich ook enigszins forceren om zich aan het routier-wereldje aan te passen. Luc kijkt glimlachend naar de overzijde van een slordig en overvol bureau. Rug van Verlinden werd op een goedkope wijze rijk. Hij denkt dat hij met geld alles kan bereiken. Hij is een blaaskaak. Hij draagt enkele grote ringen en is nogal opzichtig gekleed. Fik wordt geïrriteerd door het ‘onechte’ van Verlinden, maar dat schijnt deze laatste niet aan te voelen. Het interieur bestaat uit enkele ijzeren kasten, een aantal gammele stoelen. Een telexapparaat en tegen de muren enkele foto's van vrachtwagens en actrices, een kalender, een uurwerk, landkaarten (zeker van Frankrijk) en een slordig opgemaakt bord met dienstaanwijzigingen.
| |
| |
|
490. HI |
824.DF |
4MB.40 |
32EX20 |
330.TH |
238.OE |
Aanhangwagens |
Chauff. |
Jos |
Uves |
Marc |
Willie |
Nico |
Werner |
1. Willie |
vertrek |
12/08 |
|
9/08 |
6/08 |
11/08 |
|
2. |
bestemming |
Rijsel |
|
Gueret |
|
3. Parijs |
|
Givors |
|
Mont Luç |
Exeter |
Marseille |
|
4. Jos |
|
Grand Cr. |
|
St. Eloy |
|
5. Duffel |
|
Le Teil |
|
6. |
|
Gap |
|
aankomst |
17/08 |
|
13/8 |
12/08 |
15/08 |
|
7. Cézanne |
|
nr. 4 |
remschoenen pistons |
|
nr. 1 |
|
krukas nazien |
|
(weigerachtig)
Liever niet.
(zelfzeker. Heeft kauwgom in de mond)
Dat liedje ken ik nu al. Zie ik er soms te snottig uit?
Waarom kom je altijd bij mij? Er zijn toch andere transporteurs?
Met jou valt tenminste te praten. Je mannen zijn toch ook niet vies van een beetje;;;
(maakt insinuerend gebaar)
Luc grijnst.
Och kom toe, Fik... Hoe zit het nu?
Ik heb iets, maar weer te diep in Frankrijk. Zo'n grensvergunning is niks waard, jong. Zolang je niet meer hebt dan dat, kan ik niks voor je doen
(gestikulerend)
Dat ministerie zit als een kloek op de grote V's.
Denk je dat ik ze voor niks heb gekregen?
(als een martelaar. Toch pocherig)
Maar ik betaal. Honderdduizend, tweehonderdduizend. Speelt geen rol.
(geërgerd)
Je weet niet waar je het over hebt, jong. Een beetje ervaring zou je geen kwaad doen.
(sussend)
Jjja, natuurlijk. En je hebt echt niks voor wat dichterbij?
Wat kan je op 25 km van de grens hebben?
Rijsel en we zijn uitgepraat.
Mijn twee wagens staan al bijna een maand te roesten. Dat doet zeer.
(laatdunkend)
Het geld kan me niet bommen. Maar het is zonde voor zo'n machinerie...
| |
| |
(met knipoog naar Luc)
Steek ze in mijn zaak eh jong. Voor een percent van de winst.
Dat zie je van hier. Daarbij: als ik ze niet in de roulatie kan houden, waarom zou jij het dan kunnen?
(tegen Luc)
Waarom zou ik het dan kunnen? Zou je niet zeggen dat hij al tien jaar in het vak zit?
(slim)
Wel ja, je hebt toch ook niks?
Ze weten dat ik bijna alleen op het zuiden rij. Voor iets anders bellen ze me niet meer op.
Ze proberen soms nog wel.
(toegeeflijk)
Het gebeurt dat ik een wagen twee dagen kan missen. Zoals een paar weken geleden.
(Luc kijkt vragend)
Die lading speelgoed voor Luxemburg.
(wijst na een ijverig knikje in de richting van Verlinden)
En die reis waar Spiessens gisteren voor belde?
Fik grimast bedenkelijk.
Reims. Dat is honderd kilometer te ver.
Dat weet ik wel, jong. En Spruyt ligt op de loer om je te nekken. Als hij je nog eens te pakken heeft, kun je voor altijd naar je grote V's fluiten.
(tegen Luc)
En dan zal ik het nog gedaan hebben.
Ik geef je op een briefje dat Spruyt een stukje te kort zal komen. Ik ken de knepen.
Dat heb ik je nog horen zeggen.
Toen heeft de chauffeur alles verbrod.
Een chauffeur kent meer van de stiel dan jij.
Als die vent zijn kop had gebruikt, was er niets gebeurt. De lading werd zogezegd naar een depot in Sedan gebracht.
(knipoogt slim)
(zucht)
Tja, het is jouw geld, jong. Maar kom achteraf niet schreien.
Dat is tenminste mannentaal. Waar moet ik laden?
Fik grijnst en maakt een gebaar met duim en wijsvinger. Luc lacht. Het telexapparaat begint te ratelen. Luc gaat er naartoe. Hij gaat voor het apparaat zitten terwijl het gesprek tussen Fik en Verlinden gewoor verder wordt gezet.
Een mens moet in leven blijven.
(wuift dat grootmoe dig weg)
Hoeveel?
(diept zijn portefeuil le op)
| |
| |
Vooruit, we zullen het nog maar eens riskeren.
Hij telt vijf bankbriefjes neer met ietwat vertoon. Ondertussen nadert Luc met een bedrukt gezicht het bureau.
(tegen Fik)
Geen al te best nieuws.
(hij toont het telexbericht)
(kijkt op en neemt het papiertje aan)
Toch weer geen botsing?
(Luc knikt. Fik gooit zijn potlood op het bureau)
Verdomme. Is dat nu een komplot of hoe zit het?
Of staan de handen van mijn chauffeurs ineens allemaal zo?
(toont ze averechts)
Wie nu weer?
(kijkt oppervlakkig naar het papier)
Erg?
Over de wagen zeggen ze niks. Er staat alleen bij dat de chauffeur nogal serieus gewond is. En we moeten zo vlug mogelijk kontakt opnemen.
Fik schuddebolt en vloekt zachtjes.
(betweterig)
Serieus gewond, wat is dat? Dat kan evengoed een gebroken been zijn.
(zoekt nu nerveus het berichtje dat hij zopas op zijn bureau gooide)
Waar zat hij?
(peinzend)
Niet zover voorbij Cambrai.
(hij denkt na met de handen om het hoofd. Luc acht. Fik schuddebolt af en toe.)
(op aangepaste toon tegen Luc)
De wegen in Frankrijk zijn te smal. Verzorgd maar veel te smal. Vorig jaar ben ik naar Spanje op reis geweest en onderweg zag ik het ene ongeval na het andere. Allemaal met vrachtwagens.
Luc knikt afwezig. Hij wacht op richtlijnen van Fik.
Zou jij er naartoe kunnen rijden om de zaken te regelen?
(Luc knikt nadenkend. Fik kijkt op zijn horloge)
Om drie uur kan je er misschien al zijn.
(gaat naar de kapstok, na nog iets op het bureau te hebben beschikt)
Ik zou eerst nog eens vlug over huis moeten.
(knikt)
En regel dan alles maar voor de verzekering. Van die papieren heb ik nog altijd geen verstand.
Bel eens naar meneer Dyck. Dat is voorlopig voldoende. Als de verzekering het maar weet.
(knikt)
Als je ginder weet hoe het zit, bel dan maar op. Ga eens na of het nog de moeite is om de lading te gaan halen. Misschien is er niks meer heel. Dat zal wel.
Ik laat zo vlug mogelijk iets horen. Meneer Verlinden.
Verlinden wuift. Luc trekt de deur achter zich dicht. Fik zucht en schuddebolt.
Het moet toch maar treffen. Amper drie maanden geleden hebben ze nog een nieuwe wagen opgevouwen. De chauffeur was zo zat als een kanon. En daar
(wijst)
staan twee wagens over de put.
| |
| |
(opschepperig. Geen medeleven)
Ik weet er alles van. Ik heb maar twee wagens, maar ik kan boeken vullen met wat ik daar allemaal mee tegenkwam.
(slaat geen acht op Verlinden)
Negen kansen op tien is er weer geen stukje heel gebleven. Als ze iets doen doen ze het goed. Zoiets toch.
Ik zou op mijn blote knieën naar Scherpenheuvel kruipen als ik eens een goede chauffeur kon vinden. Tegenwoordig hebben ze geen respekt meer voor hun materiaal. Ze weten niet hoeveel geld erin steekt.
Ik mag over het algemeen niet klagen, ook niet over Marc. Misschien is hij niet in fout, maar het zal me in ieder geval weer wat kosten.
Die wagen heeft een volledige revisie gekregen, nog niet zolang geleden, maar dat interesseert de verzekering niet. En reken eens uit wat het me kost dat ik een wagen minder heb bollen.
Natuurlijk.
(andere toon)
Marc, is dat die zwarte met zijn snorretje?
(met zijn gedachten elders. Bestudeert de kaart aan de muur)
Neen. Dat is Jos zeker?
(lacht overdreven)
Dat is een goede. Ik zou Jos niet kennen!
(met vervelende grijns)
Och ja.
(hij staat zuchtend recht, rekt zich en wandelt naar de kaart van Frankrijk)
(lachend)
We hebben gemeenschappelijke ...euh ...belangen. Kontakten.
(ijverig)
Zit Jos niet voor meer dan een week voorbij Lyon voor een groupage?
(Fik knikt)
Ha. Je mag eens drie keer raden van wie ik dat zou weten.
Van zijn vrouw. Maar ze kan dat ook op het werk verteld hebben.
Wil ik eens in het kort hun slaapkamer beschrijven?
(schokschoudert. Laat zijn hand over de kaart glijden)
Ik zou het haar nooit aangegeven hebben.
Waarom niet? Welke gezonde vrouw houdt zo'n leven vol? Ze ziet Jos meer niet dan wel.
(schamper)
En als hij er dan is, valt hij in slaap.
(trekt een punaise uit de muur en prikt ze op Parijs)
Jos is mijn beste man.
(draait zich om en kijkt Verlinden strak aan)
Hij heeft aan twee woorden genoeg. Die hangt niet om de vijf minuten aan de telefoon. En hij kan over zijn Frieda niet zwijgen. Vorige maand heeft hij ze nog meegenomen naar Nice.
Dat zouden ze moeten verbieden! Ik wist een hele week niet waar ik het had!
(lacht)
Fik blijft hem nog even intens bekijken, wil iets zeggen, maar schokschoudert dan en keert zich weer naar de kaart.
| |
| |
(vergoeilijkend)
Je moet Jos niet trachten wit te wassen. Ik ken zijn nummer.
(Fik zwijgt)
Zeg, jij doet zo alsof je een gewone chauffeur bent.
(over zijn schouder, ernstig)
Jong, ik ben meer chauffeur dan baas. En jij zult het nooit ver brengen in het transport omdat je dat niet verstaat.
(mompelend. Enigszins genegeerd)
We zullen zien.
Stilte
Staat hier ergens een mand?
Fik wijst ze. Verlinden werpt er zijn kauwgom in en neemt een vers reepje. Hij presenteert een aan Fik, maar die bedankt met een gebaar. Verlinden is blijkbaar niet meer op zijn gemak. Hij maakt zich demonstratief klaar om te vertrekken.
Vertel je mij nu nog eens waar en wanneer ik aan die appelsienen kan geraken?
(kijkt op zijn horloge)
Na twee uur aan dok 126.
(vrij onverschillig)
Vraag maar naar Spiessens en zeg dat ik je heb gestuurd. Dan steekt je bak nog vol voor het donker is. En probeer in Waasten over de grens te geraken: dat is een kleine post. En niet te gierig zijn met de fooi. Ik zeg het maar.
Ik ken het wel.
(wijst naar het bureau)
Daar ligt het geld.
(Fik knikt)
En nog eens merci.
Fik wuift vaagjes en concentreert zich alweer op de kaart en het bord. Verlinden neemt de deurkruk vast.
(met gefronst voorhoofd voor het dienstbord)
Die bak van Yves moeten we kost wat kost nog vandaag ineen flansen. Dat moet gaan.
(buigt zich terug naar binnen)
Wa'blief?
Fik gebaart dat het niks is. Verlinden buiten. Fik naar de deur, opent ze en kijkt Verlinden na. Sluit de deur, gaat naar de telefoon en draait peinzend een nummer. Peutert aan zijn neus.
Transportbedrijf De Graeve hier. Mag ik brigadier Thys?
(tijdens het wachten wandelt hij met het toestel naar het dienstbord, neemt een stuk krijt en trekt een streep over de kolom van Marc)
Leo? Fik hier. Zeg, het is weer zover met Verlinden eh jong. (...) Ja, ik weet het, maar hij bleef aandringen. Verwittig jij Spruyt? (...) Morgen, denk ik. Vanavond zal hij geladen zijn. Voor Reims. Spruyt heeft niks anders te doen dan zijn papieren te vragen. (...) Vijfduizend. Direct. Kom je deel maar eens halen. (...) Okee. Salut. Wa' blief? (...) Nee, Somers zal die appelsienen wel overnemen. Die heeft altijd wagens in reserve. En hij komt ook goed over de brug. (...) Ja, goed. Dag.
Fik haakt in en gaat terug naar de kaart, hij bekijkt die peinzend. Hij wrijft met een hand over zijn kin. Trekt met krijt een cirkel rond ‘Cézanne’ en verbindt het met een pijl naar ‘Jos’. Dan schudt hij ontevreden het hoofd en veegt de lijn weer weg met wat speeksel.
| |
| |
| |
III
Wegwijzer: Paris 34. Film: vrachtwagen die langzaam tegen een helling op rijdt. Studio: cabine van een vrachtwagen. Het beeld van Jos in profiel wordt even aangehouden om de eentonigheid te suggereren. Jos wrijft over zijn gezicht. Het is schemerig. Af en toe glijdt het schijnsel van een tegenligger door de cabine. De radio speelt zachtjes. Jos kijkt opzij. De lifter zit te knikkebollen. Jos grinnikt.
Zeg, ben je al eens in Parijs geweest?
(schrikt op)
Parijs? Euh... ja, één keer. Al een tijdje geleden. Een paar dagen maar. Het was toen verschrikkelijk, zo heet was het. Het paleis van Versailles heb ik gezien. Knap.
(hij gaat wat rechter zitten en kijkt naar buiten)
Het wordt tamelijk druk.
Dat is nog niks. We zouden hier eens een paar uur vroeger moeten geweest zijn, dan kom je er met zo'n trein niet door.
Korte stilte. De lifter zoekt een andere zender.
Je kan beter wat op de onderste brits gaan liggen, als je wil slapen.
Ik kan niet slapen in een auto.
Jos grijnst. De lifter vindt niets op de radio. Hij duwt hem uit.
Nog drie kwartier en we zijn bij Charly.
(knikt)
Voor routiers.
Er zit altijd wel iemand die ik ken, chauffeurs die hun wagen op de TIR moeten zetten. Die zitten daar soms een hele dag te koekeloeren voor ze vrij gemaakt worden.
Daar kan ik me dan eens verfrissen?
Jos knikt. Hij heeft last met de wagen. De motor schijnt het niet te kunnen halen. Jos stopt.
Djuu. Hij moet in eerste.
Passerende auto's toeteren. De vrachtwagen komt met schokken in beweging.
(moet haast schreeuwen om zich verstaanbaar te maken)
Is er iets?
(nors)
Hij is veel te zwaar. Verdomme toch. Zo is mijn baas: de bak moet volsteken of hij krijgt een beroerte.
Daar gaat de motor toch aan kapot.
Niet alleen de motor.
(de motor begint gelijkmatiger te lopen. Met een vertrokken gezicht schakelt Jos naar een grotere versnelling)
Maar ja, het is zijn materiaal. Hij moet het weten. Hij heeft er ook al een paar keer een serieuze boete voor gekregen. Daarom gaan we altijd aan een kleine post over de grens. Het zou bijvoorbeeld in Maubeuge niet lukken. Korte stilte. Eventueel met korte filminlas van de vrachtwagen die door een bebouwde wijk rijdt.
Krijg ik die fles limonade eens. In mijn tas.
| |
| |
De lifter haalt de fles uit de tas. Hij opent de fles en reikt ze over aan Jos. Die drinkt van de hals. Hij geeft de fles terug aan de lifter.
(veegt de hals af en bergt de fles weer op)
Neen, dank je.
(grinnikend)
Vies?
(lifter schudt het hoofd)
Het koolzuur tast de maag aan.
Dan zal ik wel geen maag meer hebben.
Korte stilte
(peinzend)
Als ik morgenvroeg de aanhangwagen kan achterlaten in Givors, kunnen we 's avonds nog naar Le Teil. Dan zijn we donderdag in Gap. Als ze in Givors de aanhangwagen op tijd gelost krijgen. Want met die Fransen...
En zaterdag moet je terug in Lyon zijn.
Wanneer ga je dan slapen?
Slapen is bijzaak. Ik rij tot ik gewaar word dat het niet meer gaat. Als ik één keer knikkebol, wip ik op slag naar de zijkant van de weg, want van één keer komt twee keer. En wagens zijn er genoeg, maar voor Joske
(wijst op zichzelf)
zijn er geen vervangstukken.
Kan het dat ik eens ergens heb gelezen dat jullie maar acht uur per dag achter het stuur mogen zitten? Is dat geen nieuwe wet?
(grimast)
Kan zijn. Dat zijn de zondagrijders die ons zoiets lappen, mannen die de grote Jan willen uithangen en die nog niet weten hoe ze een stuur in hun poten moeten houden. Onze baas kan in alle geval met zo'n wet geen rekening houden: als we maar acht of tien uur per dag mogen rijden, gaat hij op de fles, dat is zo zeker als twee maal twee vier is.
Op de duur zal hij wel moeten. Wet is wet.
(schokschoudert. Grinnikt)
Wettelijk mag in Frankrijk niet gelift worden...
Lifter (lacht. Steekt zijn vinger op)
In feite stond ik niet te liften.
Weet je dat alles op mijn rug terechtkomt als ik met jou een ongeluk veroorzaak?
(grimast)
Dat zou moeten lukken.
Jos grimast dat je nooit kan weten. De lifter rekt zich waar naar de radio en zoekt muziek. Jos tast naar zijn sigaretten.
| |
IV
Een gebrekkig verlichte garage die een zeer slordige indruk laat. Aan de gedeeltelijk ontmantelde motorkap van een vrachtwagen is een mecanicien aan het werk. Hij ligt over de motor gebogen. Hij kijkt wat aandachtiger toe en verhangt de werklamp. Beeld van Fik die de deur van zijn bureautje achter zich dichttrekt na het licht te hebben gedoofd. Hij nadert de vrachtwagen
| |
| |
met een bedrukt gezicht. De mecanicien houdt even op.
(geeft een slome, zeer bezadigde indruk. Is betrouwbaar, minder door zijn liefde voor het vak dan wel door het besef dat men iets moet doen om aan de kost te komen)
Zever?
(neemt wat gereedschap van een werkbank tegen de muur. Schokschoudert)
't Was Luc.
(neemt de gelegenheid te baat om even te verpozen)
Had hij al nieuws?
(ongeduldiger. Klimt in de ontmantelde cabine)
Al? Ik dacht al dat hij ginder in slaap was gevallen.
(steekt sigaret op. grijnst)
Hij zal in grote stijl afscheid genomen hebben van zijn vrouw.
(kijkt toe hoe Fik aan het werk schiet)
Hoelang zijn ze nu getrouwd?
(Fik zwijgt. Werkt)
Vier maanden? Het is misschien de eerste keer dat ze terug alleen slaapt.
(kort)
Hang de lamp eens een beetje meer naar hier.
(mecanicien voert dat uit)
Ja, zo.
(gaat terug gemakkelijk zitten)
En hoe zat het in Fins?
(zijn grimassen duiden op inspanning en concentratie)
Een kostelijke affaire. Marc had in Lyon wasautomaatjes meegekregen voor Gent en Luc schat dat zeker twee derden van die machientjes kunnen afgeschreven worden.
(dooft zijn sigaret)
En Marc?
't Was niet levensgevaarlijk.
(gaat weer aan het werk)
De kamion was dus weer het grote slachtoffer?
Korte stilte
Ik vind het triestig dat er zo niemand is die je kunt verwittigen.
Ik zou niet weten wie. Ik heb alleen het adres van zijn kamer in de stad. Ik heb hem nooit iets horen zeggen over familie of vrienden in Engeland.
Jij? (mecanicien schudt het hoofd)
Ik heb hem ook niks gevraagd.
(met een grimas die van inspanning getuigt)
Verdomme toch. Naar het praktische hebben ze niet veel gekeken.
Die moeren hier.
(hij richt zich op; rust)
Je kan er amper met een sleutel bij en dan zou ik er nog kracht op moeten kunnen zetten.
Yves zal morgen zijn ogen niet kunnen geloven.
| |
| |
Omdat hij denkt dat hij moet komen om de garage wat op te ruimen en in de plaats daarvan kan hij ineens de weg op.
(bekijkt grimassend zijn horloge)
Allee Fik. Het is bijna negen uur.
Kan me niet bommen, jong. Wie moet anders de rest van die lading in Fins gaan halen? Je denkt toch niet dat ze dat ginder voor niets in hun magazijn laten steken? Sinterklaas kennen ze ginder niet.
De mecanicien kruipt van de wagen en gaat op de werkbank naar een andere sleutel zoeken. Hij kiest er een en steekt die in de zak van zijn overall. Hij haalt een versleten boekentasje vanonder de werkbank en neemt daar zijn thermosfles uit. Hij drinkt aan de hals Hij steekt de fles weer weg, veegt zijn handen af aan zijn overall en neemt dan een boterham uit een papieren zak. Hij steekt die boterham in zijn mond, sluit de tas en zet ze terug onder de bank. Terwijl hij een grote hap neemt van zijn boterham, keert hij terug naar de vrachtwagen. Hij gaat wat naar het werk van Fik staan kijken.
(kauwend)
Naar mijn flessen champagne zal ik nu wel kunnen fluiten.
(houdt bruusk op met werken en komt overeind. Bezorgd)
Had Marc flessen bij?
(voelt geen nattigheid)
Ik had er tien gevraagd. Over een paar weken trouwt mijn broer. Ik had Marc al betaald.
Nu nog beter!
(Hij gooit zijn sleutels op de vloer van de cabine, wrijft met de rug van zijn hand over zijn neus en gaat hoofdschuddend zitten)
Die hebben ze zeker gevonden, daar moet je niet aan twijfelen.
(duwt het laatste stukje van zijn boterham naar binnen)
De politie?
(Fik knikt)
En dan? Zolang je ze niet over de grens probeert te brengen, ben je toch niet strafbaar.
(grimast bedenkelijk)
Het ligt er te dik op. De douanen zullen onze wagens in het vervolg wel een beetje beter gaan bekijken.
(vermant zich)
Komaan jong.
De mecanicien wrijft zich in de handen, haalt de sleutel uit zijn zak en kruipt weer op de cabine
Als dit er vanavond nog als een echte kamion moet uitzien, zullen we toch kaboutertjes nodig hebben.
Korte stilte terwijl ze allebei werken.
Ik heb er geen goed oog in. Morgenvroeg bel ik naar Arras om te zeggen dat ze Jos geen flessen mogen meegeven. Ik heb mijn part van de tegenslag nu gehad. En een ongeluk komt nooit alleen.
(richt zich op. Had blijkbaar wat anders in het hoofd)
Zeg, Fik, zouden we die remmen niet zo laten tot morgen?
Dan kan ik nog langs het depot rijden en remschoenen kopen voor ik naar hier kom. Als we daar met twee aan werken, duurt het toch geen uren voor ze erin steken.
De deze zullen het nog wel doen.
| |
| |
Yves zei dat het zelfmoord was. Als hij een beetje moet doorduwen, trekt de bak helemaal naar links.
(skeptisch)
Naar Yves moet je luisteren! Die schijnt soms te denken dat hij met een voiture rijdt. Daarbij: ik betaal niet om op de rem te duwen, maar op het gas.
Mecanicien grijnst. Fik gaat weer op zijn knieën zitten bij het gat in de vloer. Ze gaan allebei weer aan de slag.
Denk er eens aan dat ik een bericht aan het bord hang straks. Voorlopig moeten ze niet meer knoeien met het aantal liters mazout aan de grens. We houden ons beter een paar maanden té koest.
(Na alweer een blik op zijn horloge)
Wie gaat er nu volgende week die groupage rond Toulouse doen?
Jos. Die verwacht ik maandag terug. Ik prop 'em een zetpil in zijn gat.
(droog)
Die zal niet meer van zijn pensioen kunnen genieten.
Jos is meer gewoon. Het is gebeurd dat hij vier reizen na mekaar deed. Dan stond ik hem aan de grens op te wachten met een geladen bak. Een maand heeft hij zijn bed niet gezien.
Daarom is Jos een routier en jij niet eh jong. Maar hij verdient dan ook een pak meer.
Hij is er vet mee. En is zijn vrouw daarmee akkoord?
Al eens een vrouw gezien die aak zei als ze geld zag?
Neen, maar alles, zo altijd alleen...
| |
VI
Film: de vrachtwagen stopt en de lifter stapt uit met een papiertje in de hand. De camera registreert vanop afstand met enkel straatgeluiden. De lifter toont het papiertje aan een voorbijganger. Die wijst hem de weg. De lifter bedankt en klautert terug in de cabine. Enkele flitsen van de vrachtwagen die zich door het verkeer wroet en dan het binnenrijden van een poort. Even in beeld: ‘Laiterie’.
Studio: Jos en de lifter voor de deur. Jos belt.
Ik vraag gewoon waar ik de wagen mag neerkletsen en dan kruip ik in mijn slaapzak tot alles opgelost is. Ik zal het kunnen gebruiken.
Dat kan ik geloven. Gaat dat lossen lang duren?
Er moet acht ton af. Een uur of twee. Het hangt er een beetje van af. Jij zou misschien liever verder liften?
Neenee. Ik vind het tof dat ik het allemaal zo eens kan bekijken. Op de universiteit leer je daar niks over. Van mij geraak je niet af voor we in Gap zijn.
Jos grinnikt. De deur gaat open. Het vragend gezicht van een vrouw.
| |
| |
(wijst achter zich)
Où dois-je placer mon triporteur?
Niet bang zijn. Ze zal me wel verstaan.
(rekt zich om de vrachtwagen te kunnen zien)
Qu'est-ce qu'il y a là-dessus?
(verveeld verrast)
Ai, c'est embêtant. On ne vous attendait que pour demain.
Ze zegt dat ze ons pas morgen...
Ja, ik weet wel wat ze zegt. Maar één dag verschil maakt toch niks uit. Het gezever begint weer...
(nerveus)
Attendez un instant. Je vais essayer, d'atteindre mon mari.
De vrouw verdwijnt in het huis.
Zo is het altijd iets.
Rij dan maar de ziel uit je lijf! Door zulke kwibussen verspeel je dan weer de gewonnen uren. Ze moeten nu maar zien hoe ze hun plan trekken.
(is een beetje verveeld door de harde houding van Jos)
Ssst. Ze ziet er toch van goede wil uit.
Zeg dat maar niet hardop of we zijn volgende week nog niet in Gap.
Als je hier vandaag niet meer weg geraakt, is het verlies dan voor de firma?
Dat moet je niet geloven! Mijn uren lopen toch. En als ik hier niet op tijd weg geraak, kan ik niet meer lossen in Le Teil. Misschien ben ik dan te laat in Lyon om nog aan een vracht voor de terugreis te geraken. Dat wordt hier een gepeperde rekening.
Dan zullen we vannacht niet meer in Gap geraken?
(grimast twijfelachtig)
Morgenmiddag misschien.
(verschijnt terug in de deuropening. Verveeld)
Je suis navré - il n'est pas là.
(tegen lifter)
Ze vindt niemand!
(tegen vrouw)
Et alors?
(schokschoudert hulpeloos. Dan nadenkend)
Je vais voir au bistrot, s'il n'y a personne qui peut t'aider.
Jos
(weert af met een gebaar)
Aider? Ah non! Celui-ci
(wijst op zichzelf)
a été déjà pendant toute la nuit derrière le...
(maakt gebaar van sturen)
Fatigué, moi...
(tegen lifter)
Ik ben niet op mijn kop gevallen!
Ik val in slaap als ik ook nog met die rollen moet gaan sleuren.
(sussend)
Het is toch een noodgeval?
Je donnerai un coup de fil, à mon beau-frère.
Vrouw verdwijnt in het huis.
Ze ging nog eens iemand opbellen.
(wijst achter zich)
Ze denken dat het een briefje is dat
| |
| |
je zomaar op de post kunt achterlaten.
Ik zou anders wat beweging kunnen gebruiken. Al was het maar voor de mooie ogen van die bazin.
Natuurlijk, ik ook. Maar het is het principe. Van één keer komt twee keer en wip... je zit met een verworven recht. Dat is zo'n afspraak onder de routiers: rijden en gedaan.
Ze staat naar ons te loeren.
Jos doet ook een stap achteruit. Gezicht dat zich schielijk van bij het raam weg trekt.
(grinnikend)
Op die leeftijd kunnen ze wild zijn.
(speelt de opschepperij van Jos in de hand)
Weet je dat van horen zeggen?
(grijnst)
Ik heb graag dat ze hun stiel kennen. Jonge grietjes moeten altijd een heleboel tralala verkopen en dan is bij mij de goesting al over.
Ze zou niet nee zeggen, denk ik.
Jos grinnikt. Hij wil iets zeggen, maar de vrouw verschijnt opnieuw.
Patientez encore un instant, il ne va pas tarder.
(knikt weinig enthousiast. Tegen lifter)
Zeg maar dat we in de cabine zullen wachten.
(vriendelijk tegen de vrouw terwijl Jos zich reeds omdraait)
Nous attendons dans le camion.
Vrouw knikt. Lifter loopt Jos achterna. Als hij op gelijke hoogte komt
Ik zal maar wat helpen. Ik kan achteraf toch slapen.
Och, ik zal ook een rolletje vastpakken. Maar als ik alleen was geweest, hadden ze er eens aan kunnen hangen.
Beeld van de vrouw die hen blijft nakijken.
|
|