Schrijvend op de tast
Totaalgebeuren
Ik ben in een totaalgebeuren verzeild geraakt, zò omvangrijk, zò veelomvattend, zò groots en meeslepend, dat het zich voortdurend aan de grenzen van mijn waarneming onttrekt, steeds verder, tot in het ongrijpbare ontastbare gebied van waaruit het ook voortdurent ontstaat.
Wat ik meemaak, dagelijks, nu eens intenser, dan weer vervlakkend achter elk geroutineerd gebaar dat ons scheidt van de objektieve eenmalige (voor-de-eerste-keer) waarneming, altijd bestaand, mij soms de woorden dikterend die ik moeiteloos vind, al lang niet meer zoekend. Niet meer op zoek naar zekerheid, ik. Niet langer meer naar de waarheid onderweg. De weg zelf is de waarheid en het enige, zoals ik instemmend mee mocht lezen op een plakplaatje: ‘Er is geen weg naar de vrede, vrede is de weg’. Zò totaal, zo globaal, zo planetair, zo kosmisch en tegelijkertijd zo dieprijpend in het leven van jan en alleman, dat ik het niet kan laten er mij steeds dieper in te laten verliezen, om te begrijpen, om juister te vatten van diep binnen uit daar waar een gedachte niet langer begrensd wordt door het referentiekader van de receptor (ik, jij, hij, wij, gij, zij) maar openbarend werkt òp alle openliggende komunnikatie-kanalen, bewust en onbewust (makkelijker geschreven dan gezegd; soms voedt de taal je via het gehemelte en moet je een ademstoot wachten). Zò totaal, dat ik mij al bij het begin dreig te vergissen door over de techniek, en mijn middelen te beginnen, inplaats van het gebeuren voor zichzelf te laten spreken. Trouwens, ik hoop mij er op mogen te beroemen (ergens het staren aan te danken) dat ik het fenomeen voor zoveel mogelijk steeds dichter bij mijn lezers heb gebracht, door eenvoudigweg de stelregel niet uit het oog te verliezen dat je uiteindelijk alleen maar spreken kunt over dingen die je zelf hebt meegemaakt. En aangezien ik er een sport van maak, zoveel mogelijk mee te maken, heb ik daarvan verslag kunnen uitbrengen, en wie verslag blijft uitbrengen, wordt blijvend op de hoogte gehouden, omdat er ook niets kostelijker is dan voortdurend op de hoogte houdend gehouden te worden, daar waar mensen het dichtst bij hun eigen ziel bezig zijn van hun leven een kunst te maken, tegen alle barrières in, van taal en
gewoonte, van verwarring en verstarring, kortzichtigheid en angst.
Want dat we het even over de angst gaan hebben, in dit kleine vooraf aan dit grote hieropvolgende, het spreekt wel vanzelf. Op een gegeven ogenblik word je zelf zo volwassen, dat je alle angst verloren hebt, achter je gelaten. Dat je helemaal verantwoordelijk voor eigen doen en laten tot de unieke en zo welkome beslissing komt, de angst voor wat dan ook nergens toe dient, en dat de enige manier om schoon schip met de wereld, i.c. jezelf, te maken is de angst te verbannen en open te leven, aksepterende alles, dòor het vuur heen waarvoor je tenslotte zo nu en een vriend hebt zien gaan, het andere rijk binnen - waarvan we niets (Alles) weten.
Het zijn vreemde en weergaloze tijden, die wij beleven, je kunt er niet vaker genoeg door een levensteken aan herinnerd worden. Kijk, dit ben dan ik, in levende lijve, aanwezig, ten tijde van dit schrijven, op een koninklijke weg, met gekruiste benen op een kussen op de grond, voor mij een marokkaans theetafeltje, rond, zilver (diameter zo'n 50, hoogte zo'n 20 cm., 3-potig) en wat kan me nog meer gebeuren? Om mijn handen vrij te maken tik ik deze tekst op een Optima-machine, de dag voor ik van de Noordermarkt hierheen (OZ) verhuisde aldaar van een nu ex-buurman, de boekbinder op 19, gekocht - voor f 25, - van zijn gestorven broer, de eerste dankbare dode die dit verhaal betreedt.
Van de vreemde kommune, waarvan ik deel uitmaak, steken een aantal leden nog steeds, tot het einde der dagen, wel eens een filtersigaret van de verkeerde kant op, zodat de eerste trek iets heel anders wordt dan verwacht, zoals ik juist, anderen stappen, zoals Reineke dit ogenblik, met een verrassing mijn leven binnen, om te verruimen, en open te ruimen. Want al reageer ik bescheiden (gisteren na MASH, op het Leidseplein) op Chet's ‘I see you turned the whole city on, man!’, dat ik er déel aan gehad heb: ik sleep de geschiedenis al zo'n 20 jaar achter me aan, sinds ik de poëzie als voertuig verkoos voor mijn kommunikatieve behoeften, en de poëzie zich aan elke bron kan laven, die van geluk en tegenspoed, leven en dood, en zich voortdurend vernieuwen, jeugdig blijven, niet als dicht-kunst' maar als kunst van het openbaren en openbaarmaken, van het in de openbaarheid stellen van gegevens, de enige realiteit waarmee we te maken hebben: de samenhang tussen de gegevens waaruit ons aller realiteit is opgebouwd. Slechts door onze realiteit te begrijpen, kunnen wij hopen op een lenigen en stillen van materiële dorst en materiële honger - dat zijn derde-wereld-problemen, waarmee wij met het grof geschut van FAO ons slechts steeds dieper van de wal in de sloot helpen. En wat er nog aan begrip onder de mensen schuilt, het is een even fenomenaal gebeuren om gade te slaan, dat als tijdverdrijf veel amusanter is dan het tellen van de dagelijkse slachoffers van verkeer en oorlog. Wij leven nog in een zeer barbaarse samenleving, waarin da-