in de veronderstelling dat haar werk haar intelligent maakt omdat ook een man haar baan zou kunnen accepteren. Zij vergeet intussen dat een man niet werkt omdat hij intelligent is, maar omdat hij MOET. De mannelijke intelligentie zou pas aan bod kunnen komen wanneer de mannen los zouden komen van hun financiële verplichtingen tegenover de vrouwen. De bekende huisvrouw in haar luxueuze flat beschikt in feite over oneindig betere voorwaarden om geestelijke belangstellingen te kunnen verwerkelijken dan de man tussen zijn schrijfmachine, zijn dikteermachine, zijn telefoons en zijn employés. Maar het blijft een groot vraagteken of de vrouwen, zoals Simone de Beauvoir het zegt, door de grotere vrije tijd die de moderne apparaten hen in het huishouden bieden, meer zullen gaan nadenken. Het lijkt meer waarschijnlijk dat ze de vrijgekomen tijd zullen gaan besteden aan het nog intensificiëren van hun maskerade, waar ik zo dadelijk op terugkom.
Er zijn vanzelfsprekend de uitzonderingen, de vrouwen die in de loop van de eeuwen en ook in 1972 met sukses het been naast de man kunnen zetten. Ik mag veronderstellen dat de zaal uitsluitend gevuld is met vertegenwoordigsters van die soort. Maar dan bots ik op een uitlating van Charles Fourier, die reeds in 1808 zei: ‘Is deze smaad niet aan de ontwikkelde vrouwen zelf te wijten? Een slaaf die zijn meester wil naäpen, verdient niet meer dan een blik vol verachting van hem. Wat hebben ze aan de ijdele roem een boek te schrijven, een paar deeltjes toe te voegen aan de miljoenen nutteloze boeken? De vrouwen moeten geen schrijfsters voortbrengen maar bevrijdsters, politieke Spartaki, genieën die samen de middelen vinden om hun geslacht uit de vernedering op te heffen’.
En Karin Schrader-Klebert is helemaal niet mals voor de vrouwen die eindelijk een eigen identiteit wisten te vinden. In de ‘kulturele revolutie van de vrouw’ schrijft ze dat de vrouw tot nu toe slechts de uitvinding van de man is als geliefde, huisvrouw, moeder enz. ‘Ook de geslaagde uitzonderingen, de ‘uncle Tom's’ onder de vrouwen, de vrouwelijke schrijvers, ondernemers, directeuren, ambassadeurs, ministers enz. hebben tot nu toe het principe van de onderdrukking slechts bevestigd in plaats van het te doorbreken. Zij dienen de man tot alibi, waarnaar hij kan verwijzen, als een vrouw zich beklaagt over het ontbreken van ‘gelijkberechtigdheid’.
‘Het is duidelijk, dat wanneer vrouwen proberen binnen te dringen in de mannenwereld, er zich geen eigen gedragsvormen ontwikkelen, maar dat er zich een aanpassing aan mannelijke normen voltrekt. Emancipatie van de vrouw betekent in onze maatschappij egalisering, met als doel de betere integratie in het repressieve systeem’.
Uitgebreide tests hebben uitgewezen dat er in wezen geen verschil bestaat tussen de potentieel aanwezige intelligentie bij man en vrouw. Als er dan toch eens verschillen aan het daglicht kwamen, vertelden die meer over de kwaliteit van de tests en hun opstellers dan over de intelligentie van de onderzochte mannen en vrouwen. Mannen en vrouwen lijken dus geschikt voor dezelfde werken en verantwoordelijkheden. Ze moeten het alleen nog bewijzen. Een zekere dokter Leavis meende dat hij aan de stijl kon zien of iets door een vrouw was geschreven, zelfs al kon volgens hem alles wat ze schreef slechts een parodie zijn van de betere prestatie van de een of andere man. Er was dus alles wel beschouwd aan Virginia Woolf niet veel meer fout dan dat ze een vrouw was, schrijft Germaine Greer in ‘de vrouw als eunuch’.
Aangezien er geen wetenschappelijk vast te leggen verschillen in aanleg zijn tussen man en vrouw, moeten we het feit dat de vrouw zich niet volledig kan ontplooien, ook niet in haar schrijven, gaan zoeken in de patriarchale structuur van de maatschappij en zodoende bij de opvoeding, een opvoeding die de vrouw van in de wieg voorbestemt op een leven dat slechts zin krijgt via de man. Maar wat volgens mij belangrijk is: ook al herzien we onze theoretische mening over de elementaire bekwaamheden van de vrouw, dan verandert dat niets aan de aard van hun huidige prestaties. Zo komt men tot verschillen die er nu wél bestaan tussen man en vrouw en die vrij juist zijn te omschrijven. En nogmaals: de uitzonderingen worden overroepen om aan te tonen dat het met die opvoeding en de rol van de vrouw in de maatschappij nog niet zo scheef zit.
Om een beeld te krijgen van de problemen die de vrouw bezighouden, kunnen we best de courante damesbladen openslaan en dan is het duidelijk dat ze daarmee maar moeilijk mannelijke lezers of meer bewuste vrouwen kan boeien. Het peil van de damesbladen die je de raad geven niet te lachen en nauwelijks te denken omdat beide bezigheden met rimpelvorming gepaard plegen te gaan, is toch werkelijk veelbetekenend.
Esther Vilar schrijft: ‘een vrouw is een mens die niet werkt. Haar bestaanswijze is veel minder vergeestelijkt dan die van de man: ze zoekt behaaglijkheid en lichamelijk welzijn. Het ligt niet in de aard van de vrouw de capaciteiten te ontwikkelen die ze bij de geboorte net zo goed heeft als de man. En elke aanleg die niet wordt ontwikkeld, schrompelt in elkaar. Ze worden dom. Vrouwen gebruiken hun hersenen niet omdat ze dat orgaan niet nodig hebben om in leven te blijven. Een knappe vrouw die elegante dressuurnummertjes kan opvoeren, maar voor de rest zo dom is als een aap, kan zich handhaven in een beschaafd milieu.
De vrouw zal, ondanks de steeds toenemende vrije tijd die haar theoretisch ter beschikking staat, zelden een wetenschappelijk boek ter hand nemen, de politiek laat haar nog steeds koud. De gewonnen tijd gaat ze nu aan zichzelf besteden. Zichzelf, dat betekent haar uiterlijk!’
Bij het gebrek aan interesse, bij het gebrek aan denken en fantasie, voegt zich niet alleen volgens Esther Vilar, maar ook in zekere mate volgens Germaine Greer een dosis gevoelloosheid. Ze beweert onder andere dat vrouwen niet kunnen liefhebben, omdat ze tengevolge van een gebrek aan narcisme geen plezier ondervinden in de ontmoeting met de eigen soort.
Dat zijn reeds enkele redenen die moeten aantonen