Beknopt memorandum betreffende te verwachten evolutie in het uitgeversbedrijf voor het komende decennium
BOK
KRONIEK
1.1. Het komende decennium zal gekenmerkt worden door een ingrijpende verandering in de informatiemedia: de elektronische informatie (zie 1.2) zal de boekinformatie (of de informatie via het alfabet) verdringen. Of het boek definitief verdwijnt (zie 2.1.) blijft een open vraag, maar voor elektronische media ligt beslist een enorm, nog te creëren afzetgebied in 't verschiet. Dit gebied zal waarschijnlijk, kan zeker, door bestaande uitgeverijen ontgonnen worden (zie 3.1.).
1.2. Onder elektronische media wordt in dit verband verstaan: beeldband, filmcassette of beeldplaat, te reproduceren via het kamer T.V.-scherm. Ieder van deze systemen heeft voor- en nadelen (prijs van én het reproduktie-apparaat, én van het reproduktiemiddel, én van de kwaliteit van het beeld, én van de snelle en praktische hanteerbaarheid, enz.). Producenten van deze nieuwe media concurreren thans: niemand kan uitmaken welk reproduktiemiddel het uiteindelijk winnen zal. Trouwens, welk systeem de markt zal veroveren, is in feite van secundair belang momenteel (zie besluiten A/a).
2.1. Boeken die niet bedreigd worden door de elektronische media zijn allicht woordenboeken en gespecialiseerde strikt wetenschappelijke werken (A-wetenschappen maken een grotere kans). De sectoren die het sterkst bedreigd worden zijn in afnemende belangrijkheid 1) het informatieve of educatieve boek, incluis de schoolboeken 2) belletrie in zijn ruimste zin 3) jeugdlectuur.
2.2. Wat de elektronische cultuur zélf, de boodschap of inhoud, zal zijn is nog niet zeker. Maar diegenen die vanaf het begin van het verschijnen van de elektronische media op de markt zullen zijn, zullen mede deze evolutie bepalen; d.w.z. zullen de markt zélf controleren. Vermoedelijk zal het nieuwe medium 3 stadia doorlopen: a) reproduktie van bestaand materiaal (films, T.V.-beeldbanden) b) experimenteel stadium: reproduktie van bestaande boeken (uiteraard in ‘elektronische taal’) c) gebruik van de specifieke taal van het medium: dwz. creatie via deze ‘elektronische taal’. (Zie 2.3.). Deze stadia zullen zich tezamen voordoen; dit onderscheid is, denk ik, in het begin vooral een marktprobleem.
2.3. Hoé uiteindelijk deze nieuwe ‘elektronische taal’ eruit zal zien, is niet te voorspellen - net zo min als de fotografie in zijn beginstadium de uiteindelijke evolutie van de film kon voorspellen. Hier gaat de conclusie onder 2.2. geformuleerd ook op: de makers van het nieuwe medium zullen het gezicht ervan allengs bepalen - zullen de ‘elektronische taal’ allengs scheppen.
3.1. Het is een feit dat de super-grote uitgeverijen - Hachette, Springer, Rencontre, V.N.U. - de verspreiding van de filmcassette zullen verzekeren: dwz. de elektronische informatie wordt straks een aangelegenheid van verspreiding door uitgevers.
3.2. Er lekte nog niet uit, wié de cassettes gaat produceren - dit is bijzonder belangrijk. (Zie besluit A/b).
3.3. Onder produktie wordt hier in strikte zin verstaan, het maken van de moederband of -film; dwz. de creatie van de aan te bieden ‘elektronische informatie’, de zgn. software (Zie besluit A/b en c).
3.4. De ‘elektronische taal’ zal een beroep moeten doen op het overgrote deel van déze creatieve krachten, die nu verzameld zijn binnen de totaliteit van het boek - van auteur