met hoofdstuk 3, dan 2 en 1. Hoofdstuk nul is een dossier dat feitenmateriaal gebruikt bij het schrijven van het boek en verwijzingen naar vorige romans bevat. Dan volgen de hoofdstukken 1' 2' en 3'.
Inhoud en vorm vloeien samen. De struktuur van het boek is, al zeg ik het zelf, verbazingwekkend. En ik had die struktuur nodig om de inhoud een duidelijke vorm te geven. Ik ben blij dat ik ervan af ben. Hans Werckx hing mijn keel uit...
S. Woordenreeksen worden in je proza even belangrijk als de figuren, geven een gecondenseerde versie van hun ‘toestand’. Ik citeer: ‘Kwallen, droefprofeten, waterratten, hongerwolven, glijden over de bevroren kanalen van mijn verveling’. Meteen ben jij de kwal, de droefprofeet, de waterrat, de hongerwolf: de vingerwijzing slaat terug op jezelf via een (altijd beschikbaar) schuldgevoel dat dan weer wordt ontkend, dan weer in eer hersteld... En nu zeg je dat in ‘Koreaanse Vinken’ de beschuldigingen niet meer worden geuit wat zou kunnen betekenen: voor Marcel van Maele is het probleem van de vervolgingswaanzin opgelost. Wanneer je schrijft: ‘Laat me verder bidden, nachtelijk gebed, voor zwangere vrouwen en dienstplichtigen, voor maagden en verminkten. Hoor de zachte huid schreeuwen voor mijn hand die wonden slaat en trilt...’ dan veronderstel ik dat je ‘gebed’ na de wonde begint en juist daarom kan ik mij een niet-autobiografische Van Maele-roman niet voorstellen. De ‘identificatie-angst’ herken ik onder allerlei vermommingen... De ‘waakzaamheid’ verandert de angst in een literaire extase om tenslotte te komen bij de ‘honingzoete blijheid’... waarin niemand gelooft, vrees ik.
V.M. Aldus vertrek je van het postulaat: Hans Werckx = Marcel van Maele en ieder verschil tussen H.W. en mij verklaar je als een identificatieangst! Er bestaat toch ook nog iets als tasten, zoeken en twijfelen? Hoe staat het dan met de vrijheid van de figuren die het boek bevolken als ik ze in een vaste vorm giet? Hun vrijheid is dan vervangen door een ‘voorbestemd-zijn’, en zijzelf worden strak en broos. Levenloos. Karikatuur. Een roman moet een wereld in een wereld zijn.
S. Ben je niet bang voor beroepsmisvorming? Het bewaren van ‘kreten’ in de koelkast van je hoofd?
V.M. Voor zover er in het totale werk een duidelijke evolutie merkbaar is kan er van beroepsmisvorming geen sprake zijn. Beroepsmisvorming is een gevolg van verstarring, en verstarring gebeurt wanneer de maker de grenzen van zijn mogelijkheden heeft bereikt. Ik heb nog ruimte voor me. Hans Werckx niet meer, die heb ik aan het einde van ‘Koreaanse Vinken’ schaakmat gezet, hij staat er met zijn neus tegen de muur; ondertussen ben ik aan een nieuw boek bezig waarin ik me oeverloos kan bewegen in een kroniek van in- en uitwendig leven. ‘Ik ruik mensenvlees zei de reus’ zal het boek heten.
S. De clowneske Christusfiguur in Scherpschuttersfeest lijkt mij de enige figuur te zijn met wie de dichter zich zou willen identificeren. En ook dat is niet meer dan een mop. Of niet?
V.M. Gezondheid!
S. (in: ‘Scherpschuttersfeest’). De eigenaardige constatatie dat de ‘penis’ in feite: ‘de vroegere vermanende vinger van de buurvrouw is’, intrigeert me. Wat betekent voor jou, literair gezien, de erotiek?
V.M. De erotiek en wat het voor mij betekent kan ik moeilijk omschrijven. Misschien is de erotiek een lichte verschuiving of versluieren van de paringsdaad waardoor het verlangen bewust gemaakt en aangewakkerd wordt. Erotiek heeft iets met de vergeestelijking van het oerinstinct te maken, een rubberen buffer die de schok breekt en zwellen doet. Aldus bevrijdt de erotiek ons van het brute oerinstinct en laat ons toe bewust te kiezen.
Mijn opvoeding was streng katholiek, mijn ouders, de scholen. Seksualiteit was taboe. Geen voorlichting, alleen de geslachtsziekten werden in al hun gruwel beschreven. Een opvoeding die deed alsof de seksualiteit niet bestond. Alles wat ermee te maken had was zonde. De straf voor de zonde was eeuwig branden in de hel. Ik werd dus opgevoed in een wereld die deed alsof de geslachtsdelen niet bestonden of niet mochten bestaan. Aldus was de konfrontatie met mijn eerste erektie een harde dobber! Plotseling besefte ik dat een penis niet zo maar 'n ding was dat er zomaar hing want er konden eigenaardige dingen mee gebeuren. Het werd én verwarring én angst. Die ervaringen uit mijn kindertijd daar stap je wel over, maar het blijft gebrandmerkt, dat wis je nooit meer uit.
S. De vraag ‘Hoe noemt die wereld die noch droom, noch visioen, noch werkelijkheid, noch eeuwigheid is?’ geeft aan de vervreemding van Hans Werckx een extra-literaire dimensie. Heb je het antwoord al gevonden?
V.M. Ja, zeker. Dat is die wereld in een wereld.
S. Je bent tot de conclusie gekomen om je verzameld toneelwerk zelf uit te geven. Ik vermoed dat de reden hiervan is: de meer dan onverschillige houding van zowel de ‘Uitgeverijen’ als van de meestal in een zoete slaap verzonken toneelwereld. Je toneelspel in drie bedrijven ‘REVOLUTIE’ opent de reeks. Zie je een mogelijkheid om het hier in België bvb. nog dit jaar te laten opvoeren?
V.M. Die mogelijkheid zie ik niet. Ik verwacht de première rond 1980.
S. Wat de inhoud van ‘Revolutie’ betreft is de absurde verhouding tot de ‘vrijheid’ van de drie wijzen, de geparalyseerde Jan, de verplegers en