geen sprake is. De Hongaars sprekende Roemeen voelt zich Roemeens staatsburger, en verdrukt, achteropgesteld of minderwaardig voelt hij zich zeker niet. Zoals wij nog zullen zien worden hem heel wat faciliteiten op cultureel gebied verleend. Geen enkele van de vele Hongaren waarmee ik de afgelopen maanden gesprekken had over het minoriteitenprobleem, voelt ook Ceuasjescu's slogan voor ‘recht op eigen ontwikkeling’ in tegenspraak met zijn eigen politiek t.o.v. de minderheden. Integendeel: het beroep op de Roemeense nationale trots, wat voor Ceuasjescu één van de belangrijke elementen geworden is voor de realisatie van socialistische perspectieven, dit i.v.m. met de versnelde industrialisering van het land, dit beroep werkt ook door bij de Hongaarse minderheid. De anti-Russische onderstroom, gekoppeld aan dit afbakenen van het Roemeense eigene, is blijkbaar sterker dan de eng nationalistische gevoelens. Geplaatst in het kader van de hedendaagse problematiek waarin nationalisme bij revolutionaire bewegingen een progressieve, d.i. positieve rol speelt, terwijl het in starre en/of fascistische maatschappijen, structuren een uitermate conservatief element is, is de aanpak van het minderheidsprobleem in Roemenië op zijn minst merkwaardig. Het leert o.m. alvast, dat an-sich nationalisme een snaar is die betokkeld kan worden zoals machtshebbers dit wensen, zodat per sé nationalisme en xenofobie misschien niet wezenlijk eigen zijn aan grote etnische groepen. De verhoudingen tussen de Oosteuropese staten werkelijk aanvoelen, kan men nochtans pas, wanneer men in het imbroglio van de etnische versnipperingen en de grenswijzingen na W.O. I en W.O. II thuisgeraakt. Er wordt zelden door Oosteuropese leiders een toespraak gehouden waarbij niet subtiel gezinspeeld wordt op ‘zekere aanspraken’.
In Roemenië worden zowat 10 talen gesproken, het Yiddisch en de Zigeunertaal (100.000) niet meegerekend. De belangrijkste minderheden vormen echter de - volgens officiële cijfers - 1,6 miljoen Hongaren en de 400.000 Duitssprekenden (Saksers en Zwaben), die vooral in Transylvanië wonen. Zonder Transylvanië, 1/3 van het land, van Banat, Walachije en Moldovia door de Karpaten gescheiden, zou Roemenië nauwelijks een schaduw van zichzelf zijn en was het waarschijnlijk nà 1948 gewoon door Rusland helemaal opgeslokt. Dit enorme gebied - bijzonder rijk en wondermooi - is behalve incidenteel even in de 16e eeuw, nooit onder Roemeens gezag geweest, alhoewel 60% van de bevolking steeds Roemeens was. Achtereenvolgens onafhankelijk, Pools, Turks, Oostenrijks en vooral Hongaars, werd het pas in 1918 aan Roemenië toegewezen. In 1941 kreeg Horthy het van Hitler weer cadeau om nà 1944 definitief opnieuw Roemeens te worden. In 1947 trok Ferenc Nagy met erg vage beloften van Stalin over restitutie van Transylvanië naar de vredesconferentie te Parijs, maar hij kwam met lege handen weer terug naar Budapest. Sindsdien hoedt iedere Hongaarse staatsman er zich voor enige toespeling op mogelijke restitutie van het gebied te maken. Op dit punt zijn de Roemenen té kittelorig. Ik ben er echter van overtuigd, dat Transylvanië in de handen van de Russische diplomatie uitstekende pasmunt is: als Boekarest té schuin zou gaan marsjeren, zou de Hongaarse radio de in Transylvanië wonende volksgenoten wel eens op een andere manier kunnen gaan toespreken.
Voor de objectieve reizigers is Transylvanië in de allereerste plaats Roemeens: woningbouw, maatschappelijke structuren (de ‘oude’ resten), folklore enz. laten hieraan geen twijfel bestaan. Het eigenaardige van het taalkruispunt dat Transylvanië is, ligt vooral in de verspreiding van de taaleilanden. Terwijl in de steden de bevolking gemengd is, behoort de bevolking van de dorpen voor 100% tot een bepaalde etnische groep, om enkele kilometers verder wéér tot een andere groep te behoren. Van één compact etnisch Hongaars of Saksisch gebied is dan ook geen sprake. Wél zijn er twee gebieden waar de bevolking overwegend (d.i. 60%) Sakisch of Hongaars is. De Saksen zijn geconcentreerd in de strook Brasjov - Sibiu - Hunedoara en de Hongaren in de driehoek Bilbor - Cius - Ludus, met een punt over Cluj naar Oradea bij de Hongaarse grens. Opmerkelijk is dus, dat de Hongaarse minderheden helemaal niet langsheen de Hongaars-Roemeense grens wonen, maar diep in het hart van Roemenië zitten. Wat iedere eventuele aanspraak op annexatie van Transylvanië door Hongarije in feite zinloos maakt.
Nà de ‘herovering’ van Transylvanië in 1944 begon een politiek die, vier grote etappes doorlopend, wél de cultureel-linguïstische gaafheid van de bevolking respecteerde, maar toch langzaam tot een roemenisering leidde en leidt. De nieuwe grondwet van 1947 voorzag in haar artikels 7, 17 en 24 voor diverse nationaliteiten gelijke rechten, met o.m. recht op eigen onderwijs en administratie en rechtspraak in de eigen taal. In tegenstelling tot de systematische verwaarlozing waarvan de Roemenen onder Hongaars bewind slachtoffer waren geweest, zien een reeks Hongaarse dagbladen en tijdschriften het licht en worden Hongaarse culturele instellingen opgericht.
Belangrijkste feit is de stichting van een onafhankelijke Hongaarse universiteit te Cluj, naast een Roemeense instelling. De nieuwe grondwet van 1952 ging een stap verder, en erkende een Hongaars autonoom gebied met als bestuurscentrum Tirgu Muresj. Functionarissen in deze streek benoemd moesten ofwel Hongaar zijn ofwel de taal beheersen. De grondwet ging zover, dat van ‘een gesloten’ gemeenschap werd gewaagd, met territoriale en administratieve autonomie. Veel meer dan papieren maatregelen zijn het niet geworden. Deze regeling was duidelijk gekalkeerd op de Russische voorbeelden. Werd ze door de U.R.S.S. gedicteerd met het oog op een desintegratie van Roemenië om een integratie in het Russische moederland te voorzien? Geen enkel historicus heeft zich hierover uitgesproken - ik meen echter dat dit wél het geval was. De geleidelijke afschaffing van het autonome gebied in de volgende twee etappes gaat alvast samen met de steeds meer afwijkende koers van Roemenië en het toenemen van de