De Vlaamse Gids. Jaargang 54(1970)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Gedicht De liefde en de paradox Vrienden komen. Worden, onder een geparfumeerde stralenkrans, ontvangen met een stel onvoorstelbaar innemende mondhoeken. Zetten zich bij aan whisky, ijs en soda. En iedereen praat om beurt zijn meest vitale leugen biologisch waar. Poetst zijn koperen staven op tot goud. Rukt eraan met nieuwe, ditmaal gevleugelde krachten. Alleen de eeuwig afwezige in gezelschap, denkt nu nog even in de dampkring na. Pakt uit met een wonder. Ik ken hem. Ja, ik ken hem als geen ander: midden een zwetende are wereld laaft hij soms zijn dorst aan de bron van de verbeelding. Doch dit is een ondervoede troost, bekent hij - en wordt meteen weer evennaaste. Monden en handen geven zich gretig over aan een innerlijk gezichtsbedrog; hersmeden het schroot der herinnering tot een billijk wapen tegen het spookbeeld van de dood. Sommigen dansen schaterend, uit hun onbestendig harnas van haar en huid, op een verblindend doelwit af - maar op hun baan, sluipt o.a. Sartre hakkensklaar. Zo kan ik doorgaan. Omlijst met mensen en woorden, gebruiken de rozen op tafel de tijd voor het opfleuren van de werkelijkheid. Vrienden gaan. Verdwijnen, te koop klaxonerend met hun status, om de hoek. Naar hun woonst en kroost, waar ze, net als wij, een jong leven lang voor overhebben. We wuiven hen samen na. Ik sluit de deur en wens stiekem elke ziel een spier, die hartverwarmend werkt tot in lengte van dagen. Ik, dichter bij Zijn veel gezochte genade, schrijf als het moet op water en brood: De Liefde en de Paradox: ook ik leur ermee. Ik betreur het. Julien Vangansbeke Vorige Volgende