beurtenis die zich net zo goed op een andere planeet kon afspelen. Maar nu illustreert de tv dus alle denkbare ellende en smeerlapperij. Men ziet de mensen van honger sterven. En over 10 jaar zal men ze nog altijd zien doodgaan. Waarschijnlijk zelfs in kleur! Zal men er dan zijn bordje soep voor koud laten worden? Ik vraag waar dan die enorme invloed van de beeldbuis blijft?
Ik geloof dat die heel beperkt is, omdat de mensen slechts over een beperkt incasseervermogen beschikken. Ook in onze welvaartsmaatschappij is de mens immers al voor een behoorlijk deel opgevuld met zijn privé-ellende. Het is niet eerlijk hem als onverschillig dood te verven, omdat hij weigert daar nog een overdosis wereldellende aan toe te voegen. Het hemdje is nu eenmaal nader dan de rok. En laat ons vooral niet hypocriet zijn en de arbeider egoïsme en kortzichtigheid verwijten, terwijl wij allemaal toch ook meer geïnteresseerd zijn in de seksuele bevrijding dan in die van de ‘3e Wereld’.
Een mens verteert slechts wat hij kan verwerken: de rest wordt uitgekotst. Het naamloze publiek bepaalt hoe ver de macht van de televisie reikt.
Het incasseervermogen van dat publiek kan echter versterkt worden. En dat is iets wat vooral door het geschreven woord gebeurt. Het is daarbij duidelijk dat, naarmate de mens bewuster in zijn tijd komt te staan, en steeds meer van de hem toegeschoven elementen leert verwerken, gelijklopend hiermee zijn kritisch vermogen groeit, en hij in staat wordt gesteld om de programma's creatief te verwerken. Ik zou dus zelfs durven beweren dat het geschreven woord, langzaam en haast onmerkbaar, nog steeds aan invloed wint.
Een onmeetbare invloed, traag en onderhuids werkend, maar belangrijk, want alleen de kunstenaar slaagt er in de egocentrische kern in de mens open te breken. Slechts het woord van de schrijver kan echt bevrijdend werken.
Op televisie negers zien neerknuppelen, werkt in de eerste plaats beklemmend en gaat gepaard met een verlammend gevoel van onmacht. Baldwin, Eldridge Cleaver, LeRoy Jones of Norman Mailer lezen werkt echter bevrijdend, omdat in alles wat zij schrijven onder de feitelijke ellende de enorme mogelijkheden, die in de mens sluimeren, gestalte krijgen. Bij een echt schrijver, en daar bedoel ik vast niet alleen sociaal of politiek geëngageerde auteurs mee, wordt de lezer zich bewust van zijn kansen op bevrijding.
Wat ik precies zeggen wil, zei Huub Oosterhuis, de bekende Nederlandse dichter en wat ik maar contesterende priester zal noemen, heel duidelijk in een gesprek dat ik onlangs met hem had.
Het ging er over dat een idiote reclameslogan veel meer effect sorteert dan een gebod als bijvoorbeeld ‘gij zult niet doden’. Hij formuleerde het toen zo: ‘Gij zult niet doden’ is een ander soort woorden dan ‘Omo wast witter’. Men kan zeggen dat ‘gij zult niet doden’ geen invloed heeft gehad. Er wordt niet minder om gemoord. Maar dat is niet waar het hier om gaat. Dat woord existeert anders dan de gewone slogan. Onder invloed van die zin begrijpt iedereen wel dat hij er niet is om te doden. Het is een woord dat een droom vertolkt: ooit zal er eens een tijd komen waarin we niet meer zullen doden. Geen foto's meer van een Vietcongsoldaat, die achter een tank wordt aangesleept. We zullen er doorheen groeien. Dat woord blijft er ons aan herinneren, dat die mogelijkheid in elke mens sluimert. Dat woord is een visioen van vrede...’
Een visioen van vrede. Een visioen, waarin de mens bevrijd wordt uit het isolement, waartoe deze maatschappij hem veroordeelt. Ik excuseer me omdat ik nogmaals herhaal wat ik reeds op andere plaatsen heb gezegd en geschreven, maar het is de kern van wat ik bedoel: ‘De schrijver is de enige kunstenaar, die werkt met materiaal dat door de mens zelf gecreëerd is: het woord. Het woord ontstond uit het bewustzijn van het menselijk tekort - men spreekt van de goddelijke stilte. Het is een teken van onmacht en van protest tegen deze situatie, maar tegelijkertijd maakt het de mens ook vrij. Het woord ligt aan de basis van de menselijke vrijheid - dus moet de literatuur trachten ons uit het menselijk tekort, uit het schandaal van onze existentiële eenzaamheid te redden door de grens van de communicatiemogelijkheden te verleggen, dus onze vrijheid te vergroten’.
Dat is het belangrijkste wat kan en moet gebeuren. Want dat tast de basis aan van onze maatschappij, een maatschappij die de mens in zichzelf opsluit, en zich enkel daardoor kan handhaven.
Alles wat niet naar de basis gaat, maar slechts aan de oppervlakte functioneert, wordt door die maatschappij onmiddellijk gecompromitteerd en opgevreten. Dat is een in de contestatiemethodes ingebouwde paradox.
Heel duidelijk wordt dat wel geillustreerd als men eens nagaat wat er de laatste jaren gebeurde met de seksualiteit. Ik wil met handen en