De Vlaamse Gids. Jaargang 53
(1969)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
Zwijgen bij wijze van Lof
| |
[pagina 19]
| |
af in zijn tot nu toe verschenen bundels. Hij heeft zich losgemaakt van de thematiek die vooral ‘het lied van ik’ beheerste onder druk van het hele complexe gebeuren dat ons dag na dag, jaar na jaar, onverpoosd bezighoudt en ergert. In de eeuw van de televisie is de dichter in de ivoren toren helemaal onmogelijk geworden. Men kan zich niet afsluiten van van de actualiteit, of zich opsplitsen in een aantal kleine mensjes, die elk hun specifieke functie hebben, en dan één zielig mannetje reserveren voor de ergernis bij alle schandalen die gebeuren dank zij of ondanks ons. De vorm, die het protest van van Vliet aanneemt, tast trouwens naar de realiteit achter de gebeurtenissen en smeerlapperijen waartegen geprotesteerd wordt: het is een protest tegen de onmacht, die ons belet in die intwikkelingen in te grijpen. Uit die onmacht groeit schuldbesef, zoals bijvoorbeeld duidelijk blijkt uit een gedicht als als flagellant / trek ik de strafpoorten onder door / en verwijt mijn rug / zijn honderd pijnen / ontvleesd / dans ik de voeten tot wonden / mijn handen bereid / de vuurproef te doorstaan / het moederkoren / in de schoot gelegd / zal ik sprakeloos / op een nieuwe christus wachten. of uit gedichten als ‘het gelaat van mijn moordenaar’ en ‘het woord Alva’. Op deze thematiek ademt vooral het recente werk van van Vliet. Tot frustratie leidende onmacht en teleurstelling - Columbus tevergeefs - wordt schitterend verwoord ook in het kleine eenvoudige gedicht ‘biografie’ dat de cyclus ‘biologisch’, de laatste en meest poignante van de bundel opent: ‘ik werd geboren in een wintertuin / zonder maagkanker / en met een merel in de keel / ik zal sterven in een winter / met maagkanker / en een condor in de keel.’ Ik geloof dat in deze laatste cyclus de poëzie van van Vliet het zuiverst geworden is. Uit elk gedicht blijkt een trefzekerheid, die slechts van een grote eerlijkheid het gevolg kan zijn, een beheersing en een soberheid die meer dan zeldzaam zijn en die het onderwerp an sich - de schandalige wijze waarop de natuur, de biologische elementen die we nodig hebben om gewoon in leven te kunnen blijven, totaal verpest worden, net zo apocalyptisch maakt als het inderdaad is. En dat is dan het meest fascinerende aspect van deze poëzie. Daar wil ik het bij laten. Ik wil of kan er niet méér over zeggen. Het spijt me niet eens als u van oordeel bent dat ik hier geen diepzinnige opmerkingen heb weten te plaatsen, of geen uiterst vernuftige analyse heb kunnen ontwikkelen. Ik zou daardoor, vrees ik, de gedichten slechts kunnen beschadigen. En dat zou al te spijtig zijn.
Fernand Auwera |
|