De Vlaamse Gids. Jaargang 53(1969)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] [Gedichten] Parabel Tussen hopeloos ontkiemend zaad waai ik van de aarde op, en zie, mijn armslag ontgrenst mij in de ademloze atmosfeer der goden. Eerst aarzelend, weldra teugelloos, ontbladeren mijn handen van het tafelblad, los ik de manen van het witte paard, en hoor, de echo van het hoefgetrappel die ik vreugdedronken achterlaat. Doch, eenmaal boven de halmen van het wassend graan en de waterplassen, begint het hongeren naar het hijgen, stort ik me blindelings stuk op de pupillen van mijn spiegelbeeld, smaken opnieuw al mijn poriën naar het sacraal gewaad van mijn skelet. Elegisch Met het trillen van mijn moeders onderlip, begint het onderhuidse klokkenspel der woorden, en in de vijver van mijn voorhoofd schrikken zwanen op. Ze zegt: ‘Ik ben verloren’ - wrakhout waarop ik in de klankstroom reddeloos naar haar borsten drijf. Meeuwen vliegen krijsend uit haar dunne, grijze haren op. Een dorre tak, wordt in de kille stilte van de kamer, donderend afgeknakt. Nog vóór ik in mijn strottehoofd de steen verduw, en een mondvol leed vertaal in lettergrepen, sla ik te pletter tegen de klippen van haar bekken. Julien Vangansbeke Vorige Volgende