De sprinkhaan en de mieren
Al wiegelend en waggelend loopt een sprinkhaan in het gras te zwaaien met haar scharen. Twee miertjes verlaten het nest op zoek naar eten. Zij lopen langs de sprinkhaan voorbij, wanneer plots één ervan door de sprinkhaan wordt weggemaaid. IJlings vlucht het andere miertje terug om te melden wat voorgevallen is. Ontelbare mieren komen dan uit de mierenhoop te voorschijn.
De dikke mieren zijn de officieren, de kleine mieren de soldaten. Samen trekken zij er op uit om de sprinkhaan te verslaan. De troep trekt naar de weide en wanneer de mieren de sprinkhaan te zien krijgen roepen de dikke mieren met luider stem: ‘De vijand staat vóór ons. Wapenbroeders, storm er op los, storm er op los!’ ‘De vijand is veel groter dan wij, maar wij broeders zijn talrijk, wij vrezen hem niet! De vijand is veel sterker dan wij, maar wij, broeders, zijn veel talrijker, wij vrezen hem niet! Wapenbroeders, geen vrees, geen vrees, er op los, er op los! Wreek het onrecht, wreek het onrecht! Ter dood, ter dood, ter dood!’
De mieren vallen aan, omsingelen de sprinkhaan, bijten hem langs alle kanten. Ten slotte hebben de eendrachtige mieren de wrede sprinkhaan doodgebeten.
Tsj'oe siao kwo yü toe pen, III, 4