De Vlaamse Gids. Jaargang 46
(1962)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 259]
| |
Elena
Hij wil het niet vergeten en wil niet dat ik het vergeet. Hij verpest onze dagen samen. Daarom. Hoe dom.
(tot hem)
Lieve Edward.
Paul
He, maar als zij gaat beginnen te smoezelen tegen hem waar ik bij ben, notabene... he, alsjeblieft...
Elena
Edward. Witte griezel met je bril. - Voel je je van arduin worden? Maar arduin zit niet te borrelen van binnen, meneertje. En jij wel. - Edward, ik zie je, ik zie je. Je wil iets zeggen. Ik zie in je hoofd en het is een afschuwelijk hok daarbinnen.
(Zij keert zich plots van hem weg, als in afschuw).
(Tot Paul)
Zou je kunnen geloven dat ik ooit met hem ben getrouwd geweest gedurende acht jaar bijna?
Paul
Het is niet verwonderlijk. Uiteenlopende karakters zoeken elkaar. Dekseltje op pannetje. Aan de ene kant een kankeraar, een herkauwer, aan de andere, een bloem die geurt in al haar vrije onschuld. Een die niet verder ziet dan zijn eigen neus en een vrouw in alle betekenissen van het woord.
Eward
Hoeveel?
Paul
Hoeveel wat?
Edward
(ongeduldig)
Hoeveel betekenissen heeft het woord: vrouw?
Paul
(onzeker)
Vele.
Edward
Eén. Een enkele betekenis. En dan nog met moeite. Vrouw. Zeg het twaalf keer na mekaar, draai het woord om en om en waar blijf je?
Paul
Wat vertelt hij nu?
Edward
Zeg het dan met mij. Of durf je niet? Vrouw vrouw vrouw vrouw vrouw vrouw vrouw vrouw vrouw. Voel je? Wég is het woord.
(Helaas, hij vervalt weer in zijn declamatietoon)
Wat blijft er over? Wat is er nog van de melkige schouders, de tettenwinkel, de hippige heupen, de gulden vouw, hé? De vrouw is er niet meer.
Paul
Hij is stapeliere. | |
[pagina 260]
| |
Edward
Herbegin. Stapeliere stapeliere stapeliere stapeliere enzovoort. Doe het een hele dag, een week, jarenlang.
Paul
(zoekt naar een opklaring bij Elena, vertwijfeld trekt hij zijn wenkbrauwen op)
Edward
Gelukkig ben je. Je klampt je aan woorden vast, je neemt ze ernstig op, je bindt er het een en ander aan vast. En het is maar best zo. Het kan niet beter: de feiten die niet bestaan voor de woorden te nemen die ook niet bestaan, want in zo'n uitwisseling klinken de woorden mooier en vooral veiliger, want zij zijn veranderlijk.
Paul
(tot Elena)
Is dat het wat hij uitvoert de hele dag? Ik mag er niet aan denken hoe die zaak met dat kindervoedsel van hem er uit ziet.
(tot Edward)
In het Ministerie waar ik werk is een woord een woord. Basta. Met al zijn verschillende betekenissen. Die nooit verloren geraken. Basta. Waar gaan we anders naartoe?
Elena
Maar als woorden zo makkelijk verdwijnen, lieve Edward, dan. Dan. Dan ook wat ik je gezegd heb. Ik wou het, ik wou het, ik wou het, enzovoort. Zie je, het gaat ook weg.
Edward
(wild)
Nee, die niet.
Paul
(lacht)
Dat dacht ik wel.
Elena
Jij, lelijke, koppige steenezel! Ik zeg je dat die woorden wéggaan, zoals alle andere!
(Stilte)
Wat wil je dan van mij? Wat wil je? - Straks kan je niet meer onder de gewone mensen terug, weet je dat, je krijgt er een gezicht naar, als van een die maagkanker heeft, als een die zich zit te vergiftigen met dat braaksel van herinneringen en die het nog lekker vindt daarbij.
Edward
(staat op, en loopt in snelle, driftige passen naar de boom)
Elena
(loopt hem zijlings tegemoet, wil hem kruisen)
Wat is er? Wou je mij slaan misschien? Wil je mij schoppen? Om me te straffen. Doe het dan. Ik vraag het je. Ik smeek erom.
Paul
Opgepast, jij daar! Hij zou het nog doen ook, God betere't.
(tot Elena)
Alhoewel. Je vraagt er ook een beetje om.
Elena
(duwt Paul weg)
Bemoei je hier niet mee
(Zij draait radeloos rond. Dan zonder dat het merkbaar is dat zij dit uitvindt om haar onrust een réden te geven of dat zij werkelijk iets ziet, gilt ze)
Een beest! Een beest!
Paul
Waar?
Elena
(wijst naar de sofa in de hoek)
Dààr.
(Paul is bang voor beesten. Edward ook. Samen naderen zij de sofa)
Hij zit daaronder. Zo één.
(Een onwaarschijnlijke maat geeft zij aan)
| |
[pagina 261]
| |
Paul
(knielt)
Ik zie hem niet.
Elena
Je kijkt niet goed. - Jawel, je moet hem zien. Daaronder. Een beest met haken.
Edward
(niet tot hen)
Wij hadden hier nooit naartoe moeten komen.
(Dan hurkt hij naast Paul)
Zie je hem?
Paul
(die zoekt)
Was het een hagedis?
Elena
Neen. Een soort krekel.
Paul
Een kever?
Elena
Ja. Nee. Ik weet het niet meer!
Paul
(nog steeds met zijn gezicht onder de sofa)
Maar je hebt hem toch gezien. Kon hij vliegen of niet?
Elena
Hoe kan ik dat nu weten? Hij kroop daaronder. Met zijn vieze, vlugge poten. Met hàken opzij op zijn rug. Jaag hem weg.
Paul
(moeilijk lachend)
Misschien is het wel een ‘zij’.
Edward
Ik geloof... aan die kant; daar bij de plint.
Paul
(deinst achteruit, keert terug)
Nee, dat is een spin.
(Edward kruipt recht)
Elena
Nee, het was een groot beest. Met hààr op zijn rug. Doe hem weg. Hij moet weg.
(Zij gilt)
Maak hem kapot, ik smeek het je.
Edward
(een paar stappen van hen weg, staart voor zich uit. Als hij haar hysterische stem hoort, krimpt hij ineen)
Paul
Een ogenblikje. Er is niet de minste reden om paniek...
(Hij zoekt om zich heen, vindt een tennis-racket en pookt er mee onder de sofa)
Edward
(bij zijn boom)
Ik ben het beest.
Elena
(gilt)
Laat hem niet ontsnappen.
(Zij knielt bij Paul)
O, liefje, hij mag niet weg, hoor je me! Hij moet dood. Stéék hem dood!
Edward
(zoekt in zijn jaszak. Steekt een sigaret in zijn mond. Zijn hand beeft.)
(Uit de voordeur van het huis komt Edwards Moeder, een oude, dikke vrouw, met papillottes in het haar, een vette crème over het gezicht. Zij draagt een fel bebloemde peignoir en een nachtjapon. Zij gaat recht naar de twee geknielde belagers van het beest. Duwt Paul achteruit.)
Moeder
Neen. Ik wil het niet. Ik heb dit niet gewild. Achteruit. - Het staat geschreven: Gij zult niet doden! Weten jullie dat nu nog niet! Ga weg. Jij ook. Alle twee. Weg, zeg ik. Laat dit beest met rust. Laat het leven. - Ik heb jullie bezig gehoord de hele tijd. Jullie zoeken slachtoffers om te slachten. Ik wil dit niet. Dit is mijn wet: Gij zult niet doden!
Edward
Mama.
Moeder
Offer jezelf. Maak daarom geen onschuldig beest kapot. Ik zal de Dieren-bescherming opbellen in Ant- | |
[pagina 262]
| |
werpen. Meteen. En de politie. In de gevangenis moeten jullie.
(Zij laat zich in een stoel neervallen, hapt naar adem.)
Paul
(slaat het stof van zijn blote knieën, buigt)
Mevrouw, mag ik me... Paul van der Haeck is mijn naam. Van het Ministerie van Landbouw. Ik kan u verzekeren dat zelfs de politie u zal overtuigen dat het verdelgen van de zo schadelijke dieren, die de teelt bedreigen van...
Moeder
(tot Edward)
En jij laat dit gebeuren waar je bij staat. Je hebt er plezier in dat een schepsel van de Heer, een dier, doodgemarteld wordt. Je bent net als je vader.
(De grootste belediging!)
Die plaagde ook onze terrier tot het diertje schuimbekte!
Edward
Het beest is niet dood, Mama!
Moeder
(kermt)
Jullie weten niet wat het is!
Paul
(die doet alsof hij weer onder de sofa zoekt)
Misschien kunnen wij hem vangen zonder hem pijn te doen.
Moeder
Het is altijd hetzelfde. Kwellen. Aldoor plagen en prikken en dood doen. Het mag niet meer, één keer moet er een einde aan komen, dat mag niet blijven duren!
Paul
(tot het beest)
Kom, zoetje, kom.
Elena
(geeft de moeder een glas citroensap)
Paul
Hij wil niet. Hij is waarschijnlijk bang.
(Hij staat op)
Hij zal vanzelf wel uit zijn hoekje komen. Wij doen net alsof wij hem niet zien.
(Hij zit neer)
Moeder
(zeurend)
Jullie weten niet wat jullie doen! Liefde moet er zijn, genegenheid. Liefde. Is het niet waar?
(Niet meer tot hen)
Honden worden vergiftigd. Rattenpoeder in wat gemalen vlees. Schapen worden gekeeld met botte messen. Als men een paard wil opjagen, schopt men het in de buik. Katten kotsen over het hele eiland. Is het niet zo misschien?
(tot hen)
Wat de mensen elkaar aandoen, het is hun eigen schuld, altijd en wie kan het wat schelen? Maar blijf van de beesten af!
(tot Elena)
De ganse tijd heb ik je bezig gehoord, jij! Jij was het, die een uurlang die mannen aan het ophitsen was.
(Elena kijkt onverschillig van haar weg)
Jij houdt van geen dieren. En, o, al blaat je het over heel Antwerpen dat je, o, zoveel van Edward houdt, het liefst zou je hem kapot maken. Met een stok, onder een sofa.
Ik had je nooit in mijn huis mogen binnenlaten, mijn dochter. Je bent door en door...
Elena
Ik weet het al, moeder.
Paul
Nu, dat vind ik wel een beetje aan de grimmige kant, hoor, Mevrouw. Misschien drijft u het toch een beetje te ver. | |
[pagina 263]
| |
Moeder
Ik ken jou niet.
Paul
Mevrouw, ik ben hier met de beste bedoelingen heen gekomen. Het was een stralende, zonnige dag en bij mij was er geen vuiltje aan de lucht. En ik heb geprobeerd hier, in dit huis, een beetje orde te brengen in een naar mijn gevoel hachelijke toestand. Al mijn pogingen, welgemeende pogingen hebben niet belet dat uw zoon mij én zijn eigen vrouw behandelt op een manier die niet goed te praten is, en daar ligt het paard gebonden.
Moeder
(wild)
Welk paard?
Paul
(geeft het op.) (Stilte)
Moeder
Edward, ik voel mij niet lekker.
Edward
Mama, zeur niet.
(Stilte)
Moeder
(tot Paul)
Was jij het die daarnet aan het jodelen ging?
Paul
(onzeker)
Jjjjaaahh.
Moeder
Mijn man, Edwards vader, kon ook jodelen. Je hoorde hem soms straten ver. - Ook op feestjes...
Paul
En uw zoon, - en dat zeg ik u met de beste bedoelingen, Mevrouw - wanneer hij uw schoondochter aldus verder behandelt, met een dergelijke schandelijke verachting, zal ergens eigenlijk op een keer de grens overschrijden. Let op mijn woorden.
(Plots uitvarend tegen Edward)
Er zijn grenzen, Missiaen. Kijk in mijn ogen, man. Wat zie je er? Je ziet er een man en die man zegt je vlak in je gezicht: je bent geen gentleman.
(Hij doet een stap achteruit, men weet nooit)
Nu? Wat is je antwoord? Sta op!
(Edward stond al)
Gedraag je als een man. Kom mee naar buiten!
Moeder
Edward, sta op en ga mee naar buiten, dat die man de deur uit is.
Paul
(kwaad tegen de moeder)
Het gaat hier om meer dan eer. Hier is, Mevrouw, al merkt u het misschien niet, gewone, platvloerse, simpele menselijkheid in het gedrang. En het is te ver gegaan!
Edward
(steekt zijn sigaret aan) (Stilte)
Elena
(cirkelt om Edward heen, zij kijken elkaar aan, er gebeurt niets tussen hen)
Dan zijn wij zover geraakt.
Edward is een steen geworden.
(Zij zwaait haar hand voor zijn ogen)
Stekeblind, potdoof, stom als een karper. - Alles, het water, de schaduw van een boom, wat wij ook mogen vertellen in onze drukdoenerij, alles glijdt over hem heen. Niets beroert hem meer. Koekoek!
(Zij draait om hem heen)
Maar zo is het niet altijd geweest. Nietwaar, mijn stil mannetje? Jaloers als een tijger is hij eens geweest. Enkele maanden geleden nog, op een bal, vroeg hij mij of mijn minnaar een matroos eerste klas was of een kwartiermeester. Of hij goede
| |
[pagina 264]
| |
tanden had. Of hij goed kuste, goed streelde. Ah, hij knarsetandde, mijn tijger, toen! Nu niet!
(Spottend meelijden)
Hij is uitgedoofd. Ach, een lavasteen.
Paul, kom eens hier. Je bent net zo oud als hij. Sta eens naast hem. Ja, je lijkt op hem.
(Zij nadert Paul)
Het is allemaal om het even!
(Zij streelt Pauls nek, en kust hem dan op de mond)
Moeder
(neemt snel Edwards arm en wijst naar iets links)
Kijk, Edward, dààr! Hoe laag de meeuwen vliegen. Er zijn er wel vijftig. Dààr, mijn jongen!
Paul
(die zich losgemaakt heeft uit Elena's armen, kijkt in de richting die de moeder Edward opdringt)
Ik zie ze niet. - O ja, daar beneden. Er moet een kreng in het water liggen. Of een grote, dooie vis.
Elena
(die er genoeg van heeft)
Paul, kom hier.
(Zij haakt haar arm in de zijne)
Nu gaan Paul en ik zwemmen. Wie ons liefheeft, volge ons!
Niemand? Dan zijn we weg. Wacht niet met het avondeten.
(Bijna nonchalant)
Want daarna gaan wij dansen aan de haven.
Paul
Maar niet zo geweldig als daarnet.
Edward
(gaat naar zijn hoek) (Zit op de sofa) (Zegt, niet tegen haar)
Dit keer ben je niet verkleed. Je gaat dansen in je eigen, dagelijkse vodden.
Elena
Tot straks, mijn jongen.
(Zij wrijft Edwards haar door elkaar. Zij gaat af)
Paul
Wel. Goedenavond. Wel te rusten. Tot morgen misschien. Als het weer goed blijft. Het was mij zeer... En tot ziens.
(Bruusk gaat hij af) (Stilte)
Moeder
(kijkt hem achterna)
Heel lang zal hij niet dansen!
Elena
(komt terug. Loopt rond. Aarzelt. Valt dan uit)
Is het allemaal om het even? Edward, wil je dit dan? Is er niets dat mij kan tegenhouden? Edward. Zeg iets voor ik wegga.
Edward
Pas op voor de haaien, als je gaat zwemmen.
Elena
Er zijn hier geen haaien, dat weet je best.
(teder)
Je bént niet van steen, mijn lief.
(Stilte. De sirene van het oorlogsschip geeft twee-drie harde stoten.)
Waarom houd je mij niet tegen? - Edward.
(Zij gaat weg)
Moeder
(neemt sigaret uit Edwards mond)
Je rookt veel te veel, mijn jongen.
(Zij installeert zich naast hem, terwijl hij de kaarten legt)
Ik wil mee-spelen.
| |
[pagina 265]
| |
Tweede deel
Edward
(zit met zijn bril op het voorhoofd onder zijn boom. Maanlicht. Nachtgeluiden. De uil. De krekels. Hij zingt zacht)
Wie zal er om vadertje rouwen - En doet het zijn zoontje niet?
Zoontje zit nu in 't grauwe - Waar geen me-ens hem ziet.
De reine, blijde prinses is heen - Zij rijdt thans over de baren.
De wijde, blijde blauwe zee - Voert haar bootje nu mee.
(Nu er niemand in de buurt is, declameert hij nog theatraler)
En over de zee die snurkt met haar ondergrondse kolken, haar geweldige golven. Is geen hond te horen. Over het land, het onbekende land der lachwekkende vreemdelingen, het bergland waar de machtige stieren grazen, is de wind de meester. De nacht is de heerser over ons, schamelen, eenzaten in de klem van. Van. Van. In de klem van. Steen en Been.
Geen klacht, geen gezang, niet eens het gemurmel van een wichtje, niet eens het kokhalzen van een stikkende grijsaard bereikt. Bereikt het oor. Van de inboorlingen alom.
(Gewoon)
Het wordt fris. Maar ik vertik het. Ik verroer niet. Voor geen goud. Voor niemand.
(Hij drinkt het glas wijn naast hem in één keer uit) (Declameert verder)
Onbeweeglijk zit hij te soppen. In zijn sop. En verbeidt het nabije nekschot.
(Voelt aan zijn nek)
Hier.
(Roept)
Mijn trouwe dienaar, waar blijft gij? Rome brandt, mijn nek wacht! - Geen dienaar te bekennen.
Niet eens de knechten beantwoorden de roep van de banneling. Daarom zwijgt de banneling nu.
(Stilte inderdaad)
Neen! Niemand legge hem het zwijgen op! Nog niet, mijne heren beheerders. Nog niet, Madame! Later, mijn engel. Ietsje later nog, mijn verraderlijk varken! Daarom - nog even - vertedert de banneling zich over zichzelf. Is hij daarom een zwakkeling? In deze wereld wel. Nochtans, zijn smart is zijn glorie. Want, o, zie, hij reageert op de kieteling der ellende. Dus. Bestaat hij wel degelijk. En wie bestaat...
(Gewoon)
Het is niet te doen.
(Stieren, vlakbij, loeien) (Edward declameert)
Alleen, gebonden aan hun palen in de rotsachtige weilanden langs de zee, loeien de stieren nog naar de maan. Of naar de grootogige koe. Die haar kop en haar staart heft als zij het loeien hoort. En verder graast.
(Edward loeit)
Zij grààst verder!
| |
[pagina 266]
| |
Moeder's stem van binnen
Ben jij dat, Edward?
Edward
(loeit terug)
Moeder's stem
Edward!
Edward
(zacht)
Dat was ik, Mama. De loeiende hoorndrager die je gebaard hebt. Zeg niet dat je zijn stem niet herkent. Weiger mij niet. Zoals je ook de dolle gehoornde niet weigerde, die mij verwekt heeft!
Moeder's stem
Waarom zing je niet meer?
Edward
(staat op. Reciteert wild)
Na de verloren veldslag, wanneer hij schaamtelijk over het veld is gevlucht, weg van het kerven en snijden en verminken, als de avond en de nacht bedekken zijn schande en de laffe kronkelingen om zichzelf, dan, dan zingt de krijger. Blij dat hij nog leeft. Hij zingt weigerachtig. Krampachtig. Slaapliedjes. Maar o, oho, hoe bang is hij!
(Gewoon)
Wat zeg ik? Bang? Wie is bang? Waarom zou ik?
(Hij roept angstig)
Mama. Kom hier. Meteen. Gauw.
(Hij wacht. Zijn angst ebt weg. Hij wandelt rond. Slaat een paar keer op de boomtronk).
Moeder
(komt op, in nachtjapon)
Je zong zo mooi daarnet. Toen begon je te blaffen.
Ewdard
Mama, zie ik er ongerust uit? Bang?
Moeder
(inspecteert zijn gezicht van nabij)
Ik kan het niet zo goed zien. Met dit licht. - Misschien. Zijn je pupillen groter geworden. - Of mocht ik dat niet zeggen?
Edward
Dus toch.
(Hij houdt zijn hand voor zich. Zij beeft niet.)
Moeder
(steekt een sigaret op)
Ik hou helemaal niet van die persoon die met Elena weg is. Heb je gezien wat voor een dikke voeten hij heeft? Bijna geen enkels. Ik begrijp Elena niet. Zij, die zo gevoelig is. Hoe ze met zo iemand kan omgaan. En zij zijn nu al zes uur weg.
Edward
Mama, jij die nu gauw, nu ja, binnenkort dood gaat, ben je bang?
Moeder
Zij zeggen dat het nogal vlug gebeurt. Er zijn geen lange doodstrijden meer. Zeggen zij. Maar hoe ze dat precies weten? Zij prikken je wel met een naald, maar prikken ze wel ver, diep genoeg?
Edward
(ongeduldig)
Dat vraag ik je niet! - Of je bang bent, wil ik weten.
Moeder
(denkt na)
Nee.
Edward
Weet je het zeker?
Moeder
Het is een spelletje, denk ik. Als een ander. Blindeman. Verstoppertje. Alleen, je komt niet terug. | |
[pagina 267]
| |
Edward
(teder)
Lieve Mama. - Iedereen weet overal een antwoord op. Behalve ik.
Moeder
Moest ik daarvoor uit mijn bed?
(Maar zij is al te blij dat zij er uit is, bij haar zoon)
Zullen we nog een patience leggen samen?
Edward
Neen.
Moeder
Iets anders dan. - Weet je niets anders?
Edward
Er was eens...
Moeder
Ah!
(Zij installeert zich meteen in de ligzetel. Het is een gewoonte tussen hen, verhalen te vertellen)
Ja.
Edward
Er was eens een familie. Een man. Van goeden doen. Zijn vrouw. Ook heel aardig. En de moeder van die man. En zij waren op vakantie in Spanje.
Moeder
En die moeder was ziek.
Edward
Nee. De man was ziek. Maar de vrouw noch de moeder wist dat. Hij had. Een zwak hart. Ja. En op een morgen vonden de moeder en de vrouw, de echtgenote dus, die man dood.
Moeder
Een hartaanval.
Edward
Eh. Ja. Zij schrokken natuurlijk. Maar er was geen twijfel. Niets meer aan te doen. Zij hadden een lijk in hun handen. Dààr, voor hen, op het terras. Nu, zij huilden een uur lang.
Moeder
De moeder het meest.
Edward
Dat zal wel. Maar wat moest er nu met die man? He? En het gebeurde net toen zij al genoeg hadden van de vakantie en toen zij van plan waren naar België terug te keren. Want het waren Belgen. Was het de moeite er een dokter bij te halen? Nee, hij was hartstikke-dood. De politie? De gemeente? De begrafenisondernemer? Zouden ze hem in dat Spaans eiland begraven?
Moeder
Geen sprake van.
Edward
En eigenlijk het ergste was dat de vrouw noch de moeder ook maar twee woorden Spaans sprak, want de hele tijd had de man alles beredderd. En hoe dit alles aan de Spaanse mensen uitleggen, hoe hem overbrengen? Wij nemen hem mee, dachten zij. Tot aan de grens van Frankrijk en daar zullen wij het uitleggen in het Frans wat wij willen, dat is hem - het lijk, de man, de zoon, - in Belgische bodem laten rusten. Zo gezegd, zo gedaan.
(De moeder knikt)
Zij reden - voorzichtig - met het geliefd wezen achteraan onder een deken. Maar de echtgenote die stuurde had in haar zenuwen - wat een schok voor haar! haar eigen echtgenoot, zo bitter jong, met moeite veertig, zo engelachtig goed voor haar
(theatraal heftig ineens)
dat hij haar echtschendig bedrog had vergeten en vergeven! - die man ligt achterin en eer-
| |
[pagina 268]
| |
biedig deed de wagen veertig per uur, toen, waar was ik? o ja, de echtgenote had in haar zenuwen vergeten de tank te vullen. Gegrom, gehijg, puttputtputt, de wagen weigert, hapert, stopt. De nacht breekt aan. Geen sterveling te zien. Geen auto op de weg. Geen geluid.
Moeder
(die gespannen volgt)
Haha!
Edward
Nee, geen enkel geluid. Wat doen zij? De twee wezen? De twee wezens van het vrouwelijk geslacht? Zij stappen door het woud en vinden er een eenvoudige berghut. En vragen aan de bewoners aldaar om onderdak.
(Het verhaal schijnt moeilijker te gaan. Edward stokt hier en daar)
Zij krijgen onderdak. Maar geen Spaans spreken-de, gegeneerd zijnde, gewagen zij niet van wat er in de wagen ligt, stijf al, koud al, met misschien al iets in die warme zomernacht, van een geur. Geen van de twee moordenaarsters kan...
Moeder
(heftig)
Maar zij hebben hem niet vermoord!
Edward
(even heftig)
Jawel! Jawel! -
(kalmer)
Geen van beiden kan een weldoende nachtrust vinden. Zij liggen daar met open ogen, ten prooi aan de wroeging.
(De moeder wil hem in de rede vallen, maar hij roept)
Wat ik zèg: de wroeging! Tegelijkertijd staan zij op van hun leger.
Moeder
Welk leger?
Edward
Van hun bed. En hand in hand stappen zij naar buiten in de vroegste morgen zonder iemand wakker te maken. Naar de auto? Wat? Waar is hun voertuig? Verder? Dichterbij? Neen. De auto is verdwenen. Gestolen. Ontzettend! Afschuw! Een wagen van honderddertigduizend frank, bagage, schmink, juwelen, bontmantels, jurken, verzwonden.
Moeder
En de zoon ook.
Edward
Precies. De zoon ook. De man ook. In Godsnaam! roepen de vrouwen. Maar alleen de echo beantwoordt hun klacht. Een dag gaat voorbij. Twee dagen. Zij gaan zwemmen en liggen in de zon, de twee vrouwen.
Moeder
Wat vertel je nu? Zij halen toch de politie?
Edward
Ja, dat doen zij, maar dat duurt in zo'n bergdorp twee dagen. Goed. De politie komt. Gelukkig spreekt de commissaris Frans en de echtgenote legt uit in het Frans...
Moeder
Maar de moeder spreekt toch ook Frans!
Edward
Eh. Jawel. Maar de moeder kan niet spreken van verdriet.
(De moeder knikt gerustgesteld.)
Maar de echtgenote, bij haar aanklacht, als zij alle voorwerpen opnoemt die zij met de auto kwijt zijn, durft niet te zeggen dat daaronder een dode man was natuurlijk. Telefoneren, alarm, wegversperringen, bloedhonden, gendarmes, rupswagens, ja, ja, ja, men vindt de wagen. Aan de rand van
| |
[pagina 269]
| |
een lieflijk dorp, bij een schilderachtige ravijn wordt de auto gevonden. De twee vrouwen sluipen erheen. Alles is onaangeraakt. Alleen de man is verdwenen.
(Stilte)
Moeder
Hemel!
Edward
Ja.
Moeder
(reconstrueert nogal snel)
Een arme luis ziet de auto die nacht en steelt hem en rijdt met het laatste beetje benzine weg. Hij stopt. Wil zijn buit onderzoeken, vindt de dode zoon! En. En. Hij mietert hem het ravijn in.
Edward
De vrouwen zwijgen nog steeds. Komen in België aan, vertellen dat hij in Spanje van hen weggevlucht is met een maitresse.
(Bewogen, traag)
Ergens in de Spaanse woestenij, omgeven van wilde doornen en rusteloze bijen, ligt de man nu en hij rot en wordt opgenomen in het grote afschuwelijke geheel.
(Hij leunt achterover)
Moeder
(zucht)
Wat kan jij toch goed vertellen!
(Stilte)
Dat heb je van je vader.
Edward
Ik heb veel aan hem gedacht de laatste tijd.
Moeder
Je hebt zoveel aan hem te danken, je fortuin, je opvoeding...
Edward
Alles.
Moeder
Vergeet hem nooit, mijn jongen.
Edward
Nooit, mama.
(Een straaljager scheert over het huis. Zij proberen het vliegtuig te zien. Tevergeefs.)
Moeder
Hij heeft zoveel voor je gedaan.
Edward
Mijn haar afgesneden.
Moeder
Wat?
Edward
Weet je het niet meer? Hij had in een of ander weekblad ontdekt dat de haren sterker werden als je ze regelmatig afschoor?
Moeder
Neen.
Edward
Toen was ik veertien, en al mijn haar moest er af, zei hij. En de kapper en zijn knecht en mijn vader hebben mij in de kapperstoel geduwd, en toen zelfs vastgebonden want ik verweerde mij uit alle macht. En 's anderendaags moest ik naar school, naar de vijfde latijnse, jongens en meisjes samen, met een hoofd als een ei!
Moeder
Maar de haren worden er sterker door. Hij deed het voor je bestwil. Hij zelf was zo kaal, hij wou niet dat het bij jou gebeurde later.
Edward
En hoe hij toen er familie op bezoek kwam, mijn liefdesbrieven voorlas, waarvan hij het klad had teruggevonden! Iedereen kreeg de slappe lach, zo goed kon hij voorlezen
(Theatraal)
‘Mijn allerbemindste Mariette, nooit heb ik zo naar u verlangd als op deze regenachtige morgen.’
Moeder
Ook dat was goed bedoeld, Edward. Zodat je het | |
[pagina 270]
| |
afleren zou, het geslijmzijk over liefde, dat de beste mensen bedriegt, zodat ze het zelf gaan geloven.
Edward
Toch heeft hij er mij niet van genezen. Van het geslijmzijk.
Moeder
Je gelooft er in, he?
Edward
Ik kan niet anders.
(Stilte)
Mama, ik ga me ophangen.
Moeder
Nu?
Edward
Aan deze boom.
(Hij haalt een dik, wit touw uit zijn jaszak)
Moeder
Is dat de waslijn?
Edward
Ja. - Het heeft lang genoeg geduurd.
Moeder
Toch ben je nog bitter jong.
Edward
Ik wou dat je nu maar naar bed ging, mama. Dat je een paar slaappilletjes nam. Als je wakker wordt, straks, is het over.
Moeder
(denkt na)
Ik zou het niet doen, mijn jongen.
Edward
Het is zo voorbij. Daarbij het is een spelletje, je zei het zelf daarnet.
Moeder
Doe wat je niet laten kunt, Edward. Maar ophangen, het is zo...
Edward
Vies, he?
Moeder
Wij zullen je een ander pak moeten aantrekken.
Edward
(na een pauze)
Toen ik klein was, vertelde Papa mij dat je in het ogenblik van je dood, je hele leven ziet voorbijschieten. Zoem!
Moeder
Ik moet er niet aan denken. - Heeft het iets met Elena te maken?
Edward
Een en ander. Niet te veel.
Moeder
Je vrouw is een kreng. En dat zij ook maar voor iets hiermee te maken heeft, het werkt op mijn zenuwen. Mevrouw Vermast zei het mij nog laatst: ‘Eddie had nooit met haar mogen trouwen. Je ziet het aan haar ogen dat zij geen kinderen kan krijgen, zij heeft een te groot verleden achter de rug.’
(Stilte)
Edward, je mag het niet doen. Ik wil het niet. En daarbij, het is eng. Zo vlak voor het huis. Daarbij, het helpt je helemaal niet verder. Je bent dood, en dan?
Edward
Dan weet ik het.
Moeder
Wat weet je dan?
Edward
Iets. In ieder geval iets anders dan dit allemaal;
(Hij wuift naar het huis, de lucht, de wereld)
Moeder
Maar als je nu eens helemaal niets wist. He? Noppes, niksmendalle? He, dan hang je toch voor pietlul, met permissie gezegd. Ha, nu heb ik je! - Nee, Edward, dit is niet verstandig van je. Of is het die pennelikker met zijn korte broek die dit in je oor geblazen heeft? | |
[pagina 271]
| |
Edward
(schamper)
Mama!
Moeder
Daarbij, je moet aan mij denken ook! Heb je je al voorgesteld wat er in mij zou omgaan als ik straks wakker word van die slaappilletjes en ik je daar... Neen, dit slaat nergens op. Zij is het, hé?
Edward
Zij heeft mij bedrogen.
Moeder
Nogal wiedes.
Edward
Zij bedriegt mij nu, op dit moment. Het is niet erg, maar het helpt.
Moeder
Je wilt haar straffen. Je wilt je wreken!
(De moeder kakelt van het lachen, zij veegt haar lachtranen weg) (Dan neemt ze het touw en legt het speels rond zijn nek, trekt er aan)
Maar als je je wil wreken, doe het dan dat je je wraak kan zien, domme jongen. Dode ogen zien niet.
Edward
(niet tot haar)
Hoe lieflijk is het allemaal. Ik mag niet klagen. Het leven is verrukkelijk, maar men moet er het einde van kunnen zien. Op zijn gemak.
Moeder
Edward, zit rechtop. Mijn maag keert als ik je zo zie zitten ineenkrimpen. Je jankt, Edward. Het is onbetamelijk, zo heb ik je niet opgevoed. Je wreken - daar komt het op aan, niet?
Edward
Je zegt het.
Moeder
Dat vereist aandacht, koele gedachten. Nu
(Zij neemt de teugels ook letterlijk in handen, zij trekt aan de waslijn, zodat hij rechtop zit.)
Luister je?
(Hij knikt)
Moeder
Je doet alsof.
(Dit kondigt zij aan)
Edward
Dat is niet waar. Ik voel het. Hier. Ik kan het bijna betasten. Het einde is vlakbij. Zo meteen, als ik wil. Een kortsluiting.
Moeder
Dat bedoel ik niet. - Je moet doen alsof.
Edward
Mama, zeur niet.
Moeder
Er was eens...
(Edward blaast van verveling)
Neen, het is nu mijn beurt! Er was eens je vader en op een dag in februari, lang geleden, kwam je vader, (die toen nog je vader niet was, want je was nog niet geboren) naar het huis van mijn vader. Dit was in de derde week dat ik hem kende. En ik moest niet van hem weten, en die morgen had ik tegen mijn moeder gezegd: ‘Als die dure, dunne vent uit de stad komt, wil ik hem niet zien.’ Maar toen je vader die zondag in februari binnenkwam, zei mijn moeder niets. Hij speelde de hele middag klaverjas met mijn vader en rond drie, vier uur zei hij: ‘Hé, is Mariette niet thuis misschien?’ ‘Jawel’ zei mijn moeder toen, ‘zij is op haar kamer’. - ‘En komt zij dan niet beneden?’ vroeg hij. ‘Nee,’ zei mijn moeder, ‘zij wil je niet meer zien.’ - ‘Het is goed,’ zei hij en hij speelde nog twee drie partijtjes en verdween toen in zijn
| |
[pagina 272]
| |
Hispano, dat was de duurste wagen in die tijd.
(Edward is in slaap gevallen)
De volgende zondag kwam hij terug. Je vader. En toen ik zijn auto op het erf zag rijden, schoot ik vliegensvlug naar mijn kamer.
(De moeder let niet op de slapende Edward, zij vertelt voor zichzelf)
En Agatha, mijn zusje, kwam bij mij op het bed zitten. ‘Die vent is daar weer,’ zei ze. Maar die vent kwam niet eens ons huis binnen, hij reed voorbij de stallen, recht naar de sloot. En hij stapte uit en zat daar neer, in het riet. Mijn vader, aangepord door mijn moeder, ging op hem af. ‘Wel, Karel, kom je klaverjas spelen?’ ‘Nee, Mijnheer Verkest, ik blijf hier zitten’ ‘Hier aan het water?’ ‘Ja, hier aan het water’ en toen in een keer zag mijn vader dat hij een grote revolver in zijn handen rond draaide. Vader schrok zich een aap en hij rende terug in het huis. ‘Moeder! Moeder!’ en vader en moeder kwamen op de deur van mijn slaapkamer bonzen en slaan en zij kermden. En Agatha, bij mij op het bed, begon te huilen en wat deed ik, kalf van negentien, ik huilde nog het hardst van allemaal en ik rende in de tuin, naar de sloot en ik vloog hem om de hals. En hij hield mij vast en dezelfde maand, in februari, de achtentwintigste, zijn wij getrouwd en hetzelfde jaar ben jij geboren.
Edward
(lacht kort)
En de haas liep in de strik. En de de strik werd zo nauw toegehaald dat de haas een haasje kreeg. Ik.
Moeder
Jij zelf moet toegeven dat het mooi gedaan was. Handig en slim. En keihard. Zoals een man handelt. Je moet durven om zoiets te doen. Geef toe.
Edward
Hij hield van jou.
Moeder
En ik hield van hem. Van toen af aan.
Edward
Daarom?
Moeder
Misschien. - Totdat hij gestorven is. Wij hebben elkaar nooit meer losgelaten.
Edward
(glimlacht om haar idee van liefde: elkaar niet loslaten)
Jullie lieten elkaar niet los, dat is waar. Geen van de twee was ontrouw. Ik was er eigenlijk niet eens nodig. Een overbodige band.
Moeder
De twee tortelduiven, noemden ze ons op de Yacht-Club.
(Krekels sjirpen heel luid. Tijd gaat voorbij.)
Doe je broeksriem los.
Edward
(kijkt haar aan)
Moeder
(steekt haar hand uit. Hij geeft haar zijn broeksriem, een smal, zwart-lederen slangetje)
Een touw doet pijn aan de hals. Voor je het weet, snijdt het in je nek en kan je niet meer terug. En dat willen wij toch niet, he?
(Zij trekt hem makkelijk uit de sofa. Iets wat bij Elena
| |
[pagina 273]
| |
die dansen wou daarnet, niet lukte.)
Daar
(zij wijst op een der laagste takken van de ceder)
ga je aan hangen. Aan je riem.
(Zij boort met een nagelschaartje een gat in de riem.)
Kan je het zien? Elena komt binnen. Heet en wild nog en opgehitst en spinnend als een kat, zij wil het huis insluipen, zij ziet een schaduw, zij komt dichterbij, wat ziet zij? Haar eigen man die daar hangt, die zich het leven heeft benomen voor haar!
Edward
Nu, dat wilde ik toch.
Moeder
Zoals ik haar ken - zij is een vrouw, zoals ik, alhoewel niet zo nat achter de oren als ik toen was, maar toch nog niet helemaal rot van binnen, - zal zij zien. Zien hoe verschrikkelijk het is als zo iets gebeurt. Als iemand dood is, kapot, voorgoed. En zij zal zien hoe fout zij is geweest, hoe zij jou bedrogen heeft heel haar leven lang, met woorden en gedachten en daden. Op haar knieën zal ze vallen, als Maria Magdalena. ‘Vergiffenis, vergeef mij’ zal zij roepen, ‘kom terug tot leven. Ik zal het nooit meer doen, laat mij niet alleen’.
Edward
Maar dat is precies wat ik wilde...
Moeder
(Nu doet zij de broeksriem om zijn hals)
Zie je, dit gaatje zit perfect. Nu hou je je linkerhand tussen de riem en je hals. Zo. Wat voel je?
(Zij trekt aan de riem) (Triomfantelijk)
Niets, he. Je hangt en je hangt niet! En je houdt je hand zo, dat zij het niet merkt, als ze van daar binnenkomt.
(Wijst naar de trapjes van het terras)
Edward
Dat wil ik niet.
Moeder
Je moet! Hoe wil je anders zien, wat er met haar gebeurt? Dode ogen...
Edward
Dan hang ik daar levend. En ik houd haar voor de gek. Met zoiets... Het is een gemene streek, Mama.
Moeder
En jezelf stiekem aan een waslijn ophangen, zodat ik je 's morgens dood vind, dat is geen gemene streek zeker! Jij weet niet eens meer wat goed en wat slecht is. Wat hebben je vader en ik je geleerd? Leven is goed, dood zijn is slecht. Is dat zo moeilijk om te onthouden?
(Zacht)
Wij kunnen toch altijd eens proberen, Edward. Lukt het niet, dan is het nog niet erg. Het is toch de moeite waard.
(Zij haalt een stoel bij de boom)
Ga hier op staan.
(Zij staat op een andere stoel, naast hem.)
Wat ben je gegroeid in al die tijd? Of ben ik gekrompen, de laatste jaren? Hé? Geef me een kus.
(Hij doet het)
O, Eddie. Wat jij je moeder allemaal niet hebt aangedaan!
(Zij gooit de riem over een tak, maakt een knoop, vormt
| |
[pagina 274]
| |
de lus rond zijn nek. Helemaal opgeslorpt door haar bezigheid.)
Zit het makkelijk?
(Hij knikt)
Is die tak wel sterk genoeg, denk je? Want met jouw gewicht... Je bent wel mager maar je hebt altijd een zwaar beenderstelsel gehad...
Edward
Ik voel me raar, Mama.
Moeder
Zal ik je een aspirine halen?
(Wil van de stoel af)
Edward
(houdt haar tegen)
Neen, blijf hier nog wat. - Wij hebben nooit zo op twee stoelen gestaan, he, Mama?
Moeder
Nee. - Toen je klein was en ik je moest wassen, toen stond je soms op een stoel.
Edward
Denk je dat dit lukt?
Moeder
Vertrouw je mij niet meer?
Edward
Ik heb je altijd vertrouwd. Vooral als je bezig was, als nu, met uitvindingen, spelletjes, ingewikkelde manoeuvres, hinderlagen, valstrikken. En sprookjes. Daar waren jullie goed in, Papa en jij. Want ook jullie konden niet gewoon in de zon gaan zitten, gewoon in de zee gaan zwemmen. Nee. Aldoor maar ronddartelen, in een kringetje dansen, en grijpen, tasten, zoeken. Naar wat?
Moeder
Nu niet meer. Nu je vader er niet meer is. En ik, ik word te oud.
Edward
Jij?
Moeder
Ja. - Tot voor een tijdje dacht ik: het gaat nog, het kan er nog mee door, ik kan nog onder de mensen. Weet je wel, ik deed mijn roze jurk aan als het een beetje goed weer was, ik liep over de de Keyserlei, ik verfde mijn haar. Het stond me goed, hé, die lichtblauwe spoeling? Mensen denken dan: ze verft zich grijs... Maar nu...
(kwaad)
Zij hebben niet ééns een behoorlijke rincage in heel Spanje!
Edward
(nijdig)
Wat geeft dit nou?
Moeder
Je hebt gelijk. - Voor de tijd dat het duurt...
Edward
(hij wil zeggen: Dat bedoel ik niet, realiseert zich dan wat zij zegt, het gaat hem door merg en been.) (Hij wendt zich van haar af)
Hoelang nog, denk je?
Moeder
Een jaar of twee.
Edward
(doet zich geweld aan)
Er kan nog zoveel gebeuren in twee jaar, Mama.
Moeder
Wat dan?
Edward
(weet daar geen antwoord op) (Zegt lichtjes)
Je zal nog dansen op mijn graf.
Moeder
Dat dacht je maar. - Twee jaar
(zegt zij nadenkend)
Ik merk het als ik trappen op moet. Of als ik mij omdraai in bed en ik lig op de verkeerde kant.
Edward
(streelt haar wang. Zij kan daar niet goed tegen. Kust zijn hand.)
| |
[pagina 275]
| |
Moeder
(herneemt de operatie-Ophangen)
Hou je je bril op of niet?
Edward
Misschien beter niet, he?
Moeder
Maar dan zie je niets!
Edward
Ik had gedacht. Alleen maar gedacht, hoor. Van dit op te zetten.
(Uit zijn zak, haalt hij een zwart-fluwelen masker)
Ik heb dat eens aangehad op een bal-masqué.
(Hij doet het aan. Het is een loup, die alleen de ogen bedekt)
Moeder
Het staat je goed. Kijk niet zo naar mij! Edward! Ben jij dat? Je lijkt iemand anders.
Edward
(schuift de loup over zijn voorhoofd) (Lacht) (Stilte) (Dan wil hij van de stoel, maar de riem houdt hem tegen)
Mama, wil je mij de sigaretten aangeven?
(Zij verroert niet)
Mama, ga van die stoel af. Genoeg gelachen. - Het is mijn riem om mijn nek onder mijn boom. Ga weg.
Moeder
(kruipt moeilijk van de stoel, steekt een sigaret voor hem op, geeft ze hem)
Edward
En ga nu maar naar binnen.
Moeder
Nee.
Edward
Je zal kou vatten.
Moeder
Nee.
Edward
Laat mij met rust! Voor een keer!
Moeder
Dan ga ik daar op het puntje van de rots zitten. Zodra ik haar zie, zal ik je teken doen.
(Zij gaat)
Pas op, dat je je geen pijn doet. Je bent zo onhandig altijd.
(Bij het weggaan, ziet zij het touw op de tafel liggen, zij neemt het gauw mee.)
Stilte)
Edward
(reciteert)
Aan de overkant van de zee-engte staat de verkleumde schildwacht. Met vernauwde oogleden, met scherpe blik speurt hij over de wijn-zwarte zee. Nu al, veel verder, heeft een wakkere wacht een toorts aangestoken. Van over de heuvels is het licht zichtbaar aan de volgende wachter die op zijn beurt al de toorts heeft aangestoken. De nacht staat in lichtelaaie, maar wij zien het nog niet. Aan de rand van de rotsheuvel waakt de onvermoeibare Klytaimnestra. Zij zal naar mij toerennen, roepend: Aigistos, Aigistos, de toorts brandt!
(Terwijl Edward voor zich uitkijkt, gaat er tijd voorbij. Het wordt lichter. De eerste zonnestralen, schuin over het terras. Zij bereiken Edward nog niet. De sirene van het oorlogsschip. De Vlaamse gaaien.)
(Gewoon)
Zie mij hier staan.
(Declameert)
Stond ooit in 's werelds aanschijn groter, dommer lul?
| |
[pagina 276]
| |
(De zon wordt heviger, vat hem) (Hij slaat zijn handen om zich heen, geeft zich een klap op de wang)
Ten prooi aan het gedierte!
(Hij sist, blaast de muggen weg)
(Gewoon)
Die zon bràndt.
(Fluistert)
Mama. Mama. Ik sta hier levend te verbranden.
(Declameert, maar vervalt af en toe in zijn gewone toon)
Voorwaar, voorwaar, dit is een kinderachtig spel. Maar. Doen wat Moeder zegt. Moeder weet het wel.
De dageraad breekt aan. Is aangebroken. Is gebroken. Het donker is over waarin opnieuw zovele slierten slijm in het donker werden geslingerd. Het licht is daar waarin zovele nieuwe wezens naar het licht worden geperst. Een méér of min. Het is on-over-zien-baar prachtig glanzend het gedans van de mensen op aarde en gruwelijk mooi lieflijk hoe het niet ophoudt. Geen eind in zicht. - Sprak hij ontroerd.
Moeders stem
Edward.
Edward
(plots opgewonden)
Ja. Jaja.
Moeder's stem
Zij is daar.
Moeder
(loopt op het terras)
Ik heb het bootje gezien. Zij zit aan het stuur.
Edward
Nu al?
Moeder
Geef je sigaret hier. Dat staat niet.
(Zij veegt de peukjes weg met haar voet)
Luister. Zodra je haar hoort op het terras, schop je de stoel weg, heel zacht. Blijf zo stil mogelijk hangen, dan kan er niets gebeuren. Geef geen kik. - Vooral niet zenuwachtig zijn. Ik ben vlakbij. Zij zal de schrik van haar leven... Tot straks.
(Op de tenen loopt zij het huis in).
Edward
Eindelijk.
(Het getuf van een motorboot is hoorbaar, komt naderbij) (Declameert, maar heel gauw vergaat zijn zin daarin)
Ha. Het schuldig geratel. De schandelijke boot. Kom, mijn engel, kom.
(De motorboot stopt, ergens beneden de heuvel.)
(Hij wacht)
Het duurt. Waar blijft zij? - Zij ligt verdomd op de rotsen te zonnebaden! In de eerste stralen, de zuiverste, de beste!
(Kwaad)
Schiet op! Dit is onhoudbaar. Het mens snuift de eerste zonnestralen, terwijl ik hier op haar moet wachten met een strop rond mijn nek!
Kom op!
(Een stier loeit. - Een rukwind waait van de tafel de speelkaarten over de vloer)
Ik gebied het je, ik ben je wettige echtgenoot. - Zij zit daar te zitten!
(Een kale, lange man in een zwart pak komt op het terras. Als Edward hem ziet, schrikt hij. Edward wil zijn afgrijzen uitgillen, maar kan het niet, hij kokhalst)
De kale man
(Edwards vader)
Eddie. Jongen. Apen apen apen na.
| |
[pagina 277]
| |
(Met een vinnigheid die niet bij zijn nogal waardig postuur hoort, schopt hij de stoel van onder Edward weg. Kijkt kalm naar de hulpeloos spartelende Edward. Gaat achter de boom, af.)
Edward
(die zijn hand tussen hals en riem heeft kunnen schuiven, bengelt over en weer. Hij roept hees, in paniek)
Help! Help mij! - Mama. Mama, waar ben je? - Hij is teruggekomen, Mama, jaag hem weg. Hij is er weer. Maak me los, Moeder. Ik ga kapot. Gauw.
(Hij slaat zijn voeten tegen de boomstam, probeert daar steun te zoeken. Zijn houding is nu niet ongelijk aan die van een ‘luiaard’ (Bradypus tridactylus) Zijn stem verzwakt.)
Ik wil het niet. Help me toch. Ik stik. Le-na. Lenatje.
Paul
(komt op het terras. Hij ziet er slecht uit. Een nacht uitzitten op zijn leeftijd... Hij onderzoekt Edward)
Missiaen. Wat doe jij mal?
Edward
(Een verstikt geluid)
Paul
Ik had het de hele tijd al in de gaten dat je iets in het schild voerde, kerel. Jaja, men begint met een grapje in een gesprek, men neemt een mens die op bezoek komt graag eens in het ootje, en voor dat je het weet. ...Maar, enfin, bezie dit nu eens. Elena.
(Hij roept, achter in de tuin is lawaai)
Elena. Kom eens kijken wat hij nu gedaan heeft.
Edward
Help me. Paul.
Paul
Gemakkelijk gezegd.
Elena
(komt gerend) (Stopt)
Edward!
Edward
Maak me los. Zien jullie dan niet dat ik stik. Ik kan het niet meer volhouden.
Elena
Paul, maak hem los.
Paul
(schudt het middenstandshoofd)
Op zijn leeftijd! Als een kind in een boom gaan hangen! En dan verstrikt zitten.
Elena
Welk kind? Hangt een kind zich nu in een boom op? Edward, men kan je werkelijk geen ogenblik alleen laten.
(Zij komt vlakbij haar man)
Paul, kijk eens, alle aderen zwellen in zijn gezicht. Maar. Hij gaat dood! Help hem, Paul!
Paul
Hoe kan ik nu...
Elena
Snij die riem los!
Paul
Ik heb geen mes bij. Ik loop toch niet met een mes rond. Ik ben geen padvinder meer. Alsjeblieft.
Elena
Doe iets, Paul. Hef hem op. Een twee.
(Zij heffen samen de levenloze Edward iets de lucht in)
O, God, hij ziet paars. Edward, Edward, waarom doe jij toch altijd zo raar? Was het om mij, je kikkertje, eh, je kippetje?
| |
[pagina 278]
| |
O, Edward, hoe kon je het over je hart krijgen. Lelijke rothond. Kan je spreken, Edward?
Paul
(heel luid, als tegen een dove)
Kan je geen teken doen? Hef je hand als je ons kan verstaan.
(Edward verroert niet)
Elena
Zeg iets, mijn liefje. Tegen je eigen vrouw.
Edward
Hij is teruggekeerd. Ik heb hem gezien. Hier op het terras.
Elena
Moeder! Moeder! Edward sterft! Je zoon...
Paul
(aanzienlijk kalmer)
Zij slaapt waarschijnlijk.
Elena
Wat moet ik doen? Wij kunnen hier niet zo blijven staan. Edward, help ons.
Edward
Wanneer?
Paul
Hij begint door te wegen.
Elena
(kwaad)
Hou hem vast!
Paul
Hij weegt zwaarder dan ik dacht. Een zwaar beenderstelsel...
Edward
Wat? Waar?
Paul
Zeg, kan je ons niet wat helpen? Je kan toch jezelf losmaken. Je hebt verdorie toch twee handen.
Elena
(helpt Edward de riem losmaken. Maar het gebeurt te plots dan ineens, hij glijdt tussen hen tweeën door en valt op de grond. Hij zit op het terras, verdwaasd, met open mond. Het masker is weer over zijn ogen gegleden)
Paul
Zorro. De man met het masker.
(Begrijpt het niet)
En dàt bestuurt een fabriek van kindervoeding.
Elena
(buigt zich voorover)
Heb je je pijn gedaan? Op je stuitje?
Paul
Laat hem maar even zo. De zenuwen moeten weer in hun plooi schuiven. Wacht maar.
(Stilte. Zij staren naar Edward, die niet verroert)
Elena
Maar stel je eens voor dat wij... tien minuten later gekomen waren.
(Tot Paul)
Dat wij daar beneden waren blijven zitten. Zoals jij wou. Jij, schoft. Wij moesten naar de Grote Beer zoeken. Ellendeling! Als wij de Grote Beer gevonden hadden was ik hem, mijn eigen man, kwijt geweest. Dood. Kapot. Nergens meer. Weg, mijn Eddie, weg...
Paul
(steeds een logicus)
Maar als wij tien minuten eerder gekomen waren, wat dan, Mevrouw? Dan liep hij hier rond, gewiekst als een vink.
Elena
Je neemt het hem kwalijk dat hij leeft!
(Somber)
Hij wou zijn leven voor mij geven. Voor mij die niets gedaan heb voor hem. Tenzij hem gepest en bedrogen.
Paul
(kan er nog steeds niet bij hoe Edward zoiets kon doen)
Je moet toch maar durven.
| |
[pagina 279]
| |
(Edward, zonder taal of teken, valt plat achterover. Bewusteloos. Of dood?)
Wat doet hij nu?
Elena
Edward!
Paul
Hij overdrijft. Vind ik. Pas is hij van een zekere dood gered en hij...
Elena
(voelt zijn pols)
Ik voel niets.
Paul
Je bent te nerveus. Laat mij...
Moeder
(nu pas merken wij dat zij - misschien al een hele tijd - in de deuropening stond) (Luid, bijbels)
Raak hem niet aan, jij.
(Zij gaat bij Edward, knielt, legt haar oor tegen zijn borst. Roept, zoals een Italiaanse actrice)
Mijn jongen!
Elena
Moeder, het is mijn schuld niet.
Moeder
Mijn Edward!
Paul
Het is een ongelukje.
Moeder
(richt zich op. Tranen rollen over haar gezicht)
Mijn enig kind!
(Dan, dramatisch) (tot Elena)
Ik zou niet in jouw plaats willen zijn, nu.
Elena
Maar...
Moeder
Spreek niet meer tegen mij. Denk, overdenk wat je gedaan hebt!
Paul
He, hij doet één oog open!
(Paul neemt Edward resoluut onder de oksels, trekt hem recht)
Kom, mijn jongen. Eén en één is twee en één is, hup.
Edward
(klappertandt)
Elena, zeg aan die man dat hij me met rust laat. Dat hij weg moet gaan.
Moeder
Wacht nog even. De wraak is niet volbracht.
Edward
Wraak, wraak! Ken je dan niets anders?
Paul
Als je het mij vraagt, dan heeft hij een zenuwschok. Dat komt meer voor tegenwoordig.
Elena
(schril)
Hoor je dan niet wat hij zegt?
Paul
Wat zegt hij?
Elena
Of je verdwijnen wil. Weg. Buiten.
Paul
Wie? Ikke? Zomaar? Ik heb hem toch niet in die boom gehangen.
Moeder
Jawel! - Het is allemaal jouw schuld. Wij waren een gezellige, leuke familie, samen op vakantie, samen uit samen thuis. En toen kwam jij hier, met je korte broek, en je rare praatjes, onrust stoken.
Paul
Dit is wel het mooiste.
Elena
Paul, je hebt je dienst gedaan. Je bent klaar hier. Ga nou.
Paul
En waar moet ik naartoe?
Elena
(tot Edward) (Zij slaat hem lichtjes op de wang)
| |
[pagina 280]
| |
Ik kan jou wel een oorveeg geven. Hou op met dat beven. Wees een man, Edward.
Paul
Zeg, toch is deze zaak niet rond, en...
Elena
Merk je dan niet dat je hier teveel bent!
Moeder
Ja, precies, het is gedaan met ruzie te stoken, Meneer, in ons huis.
Paul
(geërgerd)
Help ze dan eens klaar te zien in hun eigen toestand. Stank voor dank! -
(Tot Elena)
Heb je dan zo vlug vergeten? Een halfuur geleden zaten wij samen in een boot. Je wou dat ik jou de Grote Beer aanwees. Zoals met jou heb ik nog nooit in een boot gezeten.
(Stilte)
(Lam)
Dan ga ik maar naar het dorp. Er zal wel niemand wakker zijn, daar. Nu ja. Ik ga al. - Dag, Mevrouw. Mevrouw. Mijnheer.
(Hij gaat weg. Voor hij verdwijnt)
Als jullie mij nog eens nodig mochten hebben...
(Niemand reageert)
Edward
(valt in een ligzetel)
Moeder
(tot Elena)
Zo. Ben je tevreden met wat je bereikt hebt. Wat je hem aangedaan hebt, mijn enig kind.
Elena
Moeder, voor mijn part, maak je er nog één.
Moeder
(gekwetst) (Sommige grapjes bevallen haar niet)
Als je het zo opneemt...
(tot Edward)
En jij?
Ik heb mijn best gedaan voor je vanavond. Alles is nu in orde.
Edward
Ja, Mama, je hebt je best gedaan. Dank je wel.
Moeder
En wat jou betreft
(Zij wil Elena weer onder handen nemen)
Edward
(schreeuwt)
Mama, ga slapen. Zet de radio aan. Doe om het even wat. Maar ga uit mijn ogen!
Moeder
Ja zeker.
(Tot Elena)
Ik ga een slaappilletje voor hem halen.
Edward
Ga in huis!
(Moeder verschrikt af)
Elena, is er iemand in de tuin?
(Zij kijkt)
Doe de voordeur dicht.
(Zij doet het)
(Hij kijkt haar langdurig aan)
Elena.
(Begint weer te klappertanden)
Elena
Edward.
Edward
Mijn moeder heeft mij bedrogen. Zij heeft mij in een hinderlaag gelokt. Zij was akkoord met mijn vader om mij te vermoorden. Ik wou niet dood, mijn engel, echt niet. Ik deed alsof. Het was een spel. Ik ben vlakbij geweest. Ik voelde het slijmerig net al dat dichter en dichter werd getrokken. Door hen. Door hen samen. Altijd hebben zij alles samen bekonkeld, die twee. - Mijn vader is teruggekeerd, Elena!
Elena
Ja. Ja zeker. Dat weten wij al. | |
[pagina 281]
| |
Edward
Maar ik zweer het je. Ik heb hem gezien. Zoals ik jou zie.
Elena
Natuurlijk. - Zit stil.
Edward
Wat een ellende was het geweest als zij hun zin hadden gekregen. Het was geen gelukzalige razernij, mijn liefje, dat doodgaan. Door zijn grommende, wurgende handen. Hun handen. Vier, Elena! Ik was geen mooie dood gestorven. Een na-aperij, daar leek het op. Een van de miljoenen haringen op het droge. Waar ben je?
Elena
Heb je mij gemist toen? Dacht je aan mij de hele tijd?
Edward
Hou je mond.
Elena
Ik red hem uit de klauwen... ik haal hem van zijn galg, en hij is weer grof als tevoren tegen mij. Meneer leeft weer.
Edward
O, hoe smerig was het. - Zwijg. - Het was... Het slipt weg. Ik weet het al niet goed meer. - Ik ben verbrand door de zon. Is dit alles? - Neen, alles is klaarder. Helder. Hij zei: ‘Eddie, jongen’ tegen mij. Alsof hij mij een geheimpje, een grapje wou vertellen, het lag op de top van zijn tong. Eddie...
Elena
Ik ben hier. Terug. Wij zijn weer samen.
Edward
Herbeginnen.
(Hij schrikt daarvan)
Neen!
Wat zei hij toch?
(Triomfantelijk)
Apen apen apen na.
Elena
Babbel maar, het doet je goed, babbel maar.
Edward
(zegt natuurlijk niets meer nu)
Elena
Wat ben ik geschrokken... maar nu is er niets anders dan wij tweeën, hé, je bent het vergeten...
(Terwijl zij hem bedarend toemummelt, wordt achter hen een kamer zichtbaar, of toch iets dat een wijde dure zitkamer suggereert. Een Chinees scherm waarop een grijsaard geschilderd staat. Een trap. Een jongen van dertien. Edward, loopt over en weer. Hij spreekt tot de grijsaard op het scherm. Men merkt al in de jongen iets van de eigenzinnige lust tot theatraliseren die Edward later zal omvormen tot een meer cynische manier van af-reageren. Zoiets.)
De jonge Edward
Vijf uur reeds staat de hemelse vuurbal aan de kim, o, oude man, en nog wacht ik, het opperhoofd der Boxers, op uw antwoord. Vrees mijn toorn en geef antwoord, of ik laat u daar aan de paal gebonden staan tot de zon uw ogen doet smelten. Wat zegt gij?
(Hij luistert)
Dat een kat niet met een muis omgaat? Waanzinnige grijsaard. De mannen van mijn regiment zullen U onder handen nemen. Wanneer de zon daalt ter kimme. Uw bloed zal vloeien en...
(Een jonge vrouw, Edwards moeder zevenentwintig jaar
| |
[pagina 282]
| |
geleden, komt op. Hoogrood. Overdadig geschminkt. Een zwarte jurk met een wit schort voor. Een wit dienstmeidenmutsje. Zij schrikt als zij de jongen ziet.)
De jonge Moeder
Wat doe je hier?
De jonge Edward
Spelen. Ik heb mijn huiswerk al gemaakt.
De jonge Moeder
Maar. Je zou vanavond van school toch meteen naar de club gaan?
De jonge Edward
Het opperhoofd is ziek.
De jonge Moeder
Maar. Waar. Waarom. Weet je wat? Omdat je de hele week zo goed gewerkt hebt op school, mag je van mij nu naar het Feestpaleis.
De jonge Edward
Ik heb de film al gezien, Mama. Wij zijn er samen naartoe geweest, eergisteren.
De jonge Moeder
Wel. Ga dan naar de Palace. Hier heb je twintig frank.
Edward, de oudere
(springt op uit zijn stoel. Terwijl de jongen nukkig naar zijn opgewonden moeder kijkt, roept hij)
Maar in de Palace is het: ‘Kinderen niet toegelaten!’ Waarom moet ik weg? Nu zo ineens?
De jonge Moeder
En hier. Vijf frank voor een chocoladereep.
Edward, de oudere
Ik wil niet naar de bioscoop!
Elena
Nee. Wij gaan nergens heen. Wij blijven thuis vanavond.
(Zij is ongerust)
De jonge Edward
(aarzelend)
Mama.- Waarom heb jij de kleren van het dienstmeisje aan? En haar muts? Ga je de vloer boenen?
De jonge Moeder
Ga nou toch, Edward. Ik heb een heleboel te doen.
Edward, de oudere
Zo mooi had ik haar nog nooit gegezien. Armoedig zag zij er uit. Net als Betty, het dienstmeisje. En smerig ook, met heel rood geverfde wangen. En zij zag mij met moeite, zij trilde op haar benen.
(roept)
Waarom?
De jonge Moeder
(verward)
O, en ik heb mijn muiltjes nog aan!
(Zij schopt haar muiltjes uit)
Waar zijn mijn schoenen?
(Zij vindt onder de sofa een paar hooggehakte schoenen, doet ze moeilijk aan, verliest bijna haar evenwicht)
Edward, blijf hier niet zo ronddraaien, je werkt op mijn zenuwen. Ga nou naar de bioscoop. Loop!
De jonge Edward
(verongelijkt)
Ja, het is al goed.
De jonge Moeder
Dan kom ik je afhalen straks.
Edward, de oudere
(stoot een schamper lachje uit)
Ha!
(De jongen gaat naar de deur, maar blijft staan. Terwijl de jonge moeder haar schoenen beter aantrekt, haar mutsje schikt in de spiegel, haar lippen likt, verstopt de jongen, die voetstappen achter de deur gehoord heeft,
| |
[pagina 283]
| |
zich achter het Chinees scherm. De deurbel gaat.)
De jonge Moeder
(met een hoge, valse stem)
Een ogenblikje!
(Zij telt op haar vingers de seconden, één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven. Trippelt naar de deur. Zij maakt een reverence.)
Goedenavond, Mijnheer de Commissaris.
Edwards vader
(in hetzelfde donker pak als daarnet. Maar nu met een bolhoed op. Hij draagt een reusachtige bloementuil)
Dag, mijn schoon kind.
(Zij neemt zijn hoed, wacht eerbiedig tot hij binnenkomt. Handenwrijvend inspecteert hij het huis.)
Het is een zalig weertje, zeg. Is Mevrouw de Gravin thuis?
De jonge Moeder
Ja, Mijnheer de Commissaris. Zij verwacht u met het grootste ongeduld.
Edwards vader
En jij, kleine rakker.; Wachtte je ook met ongeduld? Hé?
(Hij is overdadig, grotesk, de oude roué)
Wat zie je er weer beeldig uit! Helemaal, helemaal om een Commissaris in de totale verwarring te brengen. Kom eens hier. Kom eens een kus halen.
De jonge Moeder
(speelt mee, de kokette soubrette)
Maar, Mijnheer de Commissaris wat denkt u wel van mij?
Edwards vader
O jij knollebol! Wat een plaaggeest! Kom hier, zeg ik je!
De jonge Moeder
Maar wie denkt Mijnheer de Commissaris dat ik ben?
Edwards vader
(knijpt haar in de billen)
Een bengel van een knollebol! Een koekje!
De jonge Moeder
Wat zou Mevrouw de Gravin hier wel van denken! Bent u niet beschaamd?
Edwards vader
(haalt een briefje van honderd frank te voorschijn, houdt het voor haar neus)
En jij, wat zou je hier wel van denken?
De jonge Moeder
(koket)
Is dit voor mij?
Edwards vader
Ja, mijn poezeloesje. Maar voor een kus.
De jonge Moeder
(neemt het briefje en stopt het in haar corsage)
Eéntje dan. En op de wang.
(Hij geeft haar een kus op de wang en meteen grijpt hij haar vast. Zij met bolhoed in de hand, hij met de bloemtuil. Zij maakt zich los en rent achter de tafel.)
Ik wist het, ik wist het dat u dat zou doen.
(Hij probeert haar weer te pakken, zij ontwijkt. Een groteske jacht rond de tafel)
O, wat een gevaarlijk heerschap bent u toch!
Edwards vader
(stopt, luistert naar boven)
Ik hoor iets. Me dunkt dat ik stappen hoorde. - Ga gauw je meesteres verwittigen dat ik hier ben, duivelin.
De jonge Moeder
(plagerig)
Even kunt u toch nog wach-
| |
[pagina 284]
| |
ten!
(Zij gaat de trap op. Hij slaat haar nog gauw op de billen)
Auw!
Edwards vader
(alleen, kuiert rond. Knort van genoegen)
Edward, de oudere
(bijt op zijn vingernagels)
Stil! Stil!
Edwards vader
(zingt)
Wie zal er ons kindeke douwen - En doet het zijn vaderke niet. - Trouwen is hou-en en rou-wen - Met een kluit in het riet.
Edward, de oudere
(zingt geluidloos mee. Elena durft hem niet te onderbreken)
Edwards vader
(buigt ineens diep. Van de trap komt, gehuld in een enorme, witte bontjas, met een tiara, en in een vorstelijke, ongenaakbare houding de jonge moeder. Edwards vader nadert.)
Mevrouw de Gravin. Mijn eerbiedigste hommages.
De jonge Moeder
(geaffecteerd)
Wat een genoegen u te mogen groeten, Commissaris. Zijn er geen zakkenrollers te vangen, geen proleten te temmen in de stad, dat u midden op de dag uw verantwoordelijke post in de steek kunt laten?
Edwards vader
Vergeef mij als ik u stoor. Als ik u lastig val met
(hij biedt haar de ruiker aan)
een eenvoudig boeket.
De jonge Moeder
(zonder naar de bloemen te kijken, gooit ze achteloos op de sofa.) (Zeer bloedarmoedig)
Dank u.
Edwards vader
Dat ik vanmiddag mijn opwachting kom maken is niet helemaal vreemd aan het feit dat ik mijnheer de Graaf
(de titel spreekt hij uit als een boerenknecht)
naar zijn bridge-club zag rijden.
De jonge Moeder
(achteloos)
Het is woensdag.
Edwards vader
(schuift onzeker rond)
Niet dat ik een vriend, zoals ik Mijnheer de Graaf wel mag noemen, zou willen schaden in uw achting...
De jonge Moeder
Wilt u niet over hem spreken, als het u belieft. De kerel hangt al genoeg mijn keel uit.
Edwards vader
Pardon?
De jonge Moeder
De Graaf en ik hebben mot.
Edwards vader
Ik vreesde. Neen, Mevrouw, ik hoopte het.
De jonge Moeder
Gaat u toch zitten.
Edwards vader
Met mijn oprechte hoogachting.
(Zit helemaal vooraan op de stoel)
De jonge Moeder
En waaraan hebben wij uw onverwacht bezoek te danken, Commissaris? Toch niet aan hetzelfde liedje weer, hoop ik.
Edwards vader
Helaas. | |
[pagina 285]
| |
Edward, de oudere
(die de zinnen af en toe meeprevelt, roept)
Hetzelfde liedje. Wat anders?
De jonge Moeder
O, toch.
Edwards vader
Als ik zo vrij mag zijn, allerdierbaarste, ik ken geen ander liedje. Ik leef niet meer, ik kook, ik schuim, ik klim de muren op. Mijn ziel verschroeit in haar huls, mijn lijf en leden...
De jonge Moeder
Ik kan niet de minste belangstelling opbrengen voor uw eh, lijf en leden, Commissaris.
Edwards vader
(windt zich op)
U moet!
(Knielt voor haar, vat haar hand en legt haar op zijn borst)
Dit is mijn hart.
De jonge Moeder
Inderdaad. Het klopt.
Edwards vader
Als ik u zo dichtbij mag naderen, ik die daar verga in het bureau van Post Achttien, tussen de smokkelaars, de nozems en de pooiers, ik die mijn dagelijks brood verdienen moet met dat schorremorie, ik...
De jonge Moeder
Een kopje thee, Commissaris.
Edwards vader
U pijnigt mij. Wie wil er thee, wanneer in de woestijn van deze wereld vlakbij op de hoogte van zijn lippen, de koelste bron aan het murmelen is, uw lippen, aller-aan-bedenste.
De jonge Moeder
Commissaris, u gaat te ver.
Edwards vader
Niet ver genoeg.
(Hij valt tegen haar aan)
Mijn zonneschijn.
De jonge Moeder
Bedaar, beste man. Denk aan uw verantwoordelijkheden.
Edwards vader
Om zeep! Over de haag! Naar de maan!
(Er is lawaai te horen achter het Chinees scherm. Edward, de oudere, slaat beide handen tegen zijn oren)
Edward de oudere
Ik ben hier niet!
De jonge Moeder
(vergeet haar rol) (Schrikt echt)
Wat is dat? Wat zeg je?
Edwards vader
Mijn zonneschijn! Alles, de roerloze elementen in de natuur, de meest versteende rotsblokken ontkiemen, splijten in uw nabijheid. Een roes! O, hoe brandt uw zon in mijn gezicht!
(Hij sleurt haar mee op de sofa)
De jonge Moeder
Het boeket!
Edwards vader
Een bed van dahlia's.
(Hij scheurt het papier, spreidt de bloemen en duwt haar terug op de sofa)
Zeg mijn naam. Sla mij. Verongeluk mij.
(Nu is achter het Chinees scherm duidelijk een snik, een onderdrukt gekerm te horen. De jonge moeder richt zich op)
| |
[pagina 286]
| |
De jonge Moeder
Er is een beest daar achter het scherm.
Edwards vader
Uw poedel. Uw angorakat.
De jonge Moeder
Er verroert iets.
Edwards vader
Ik ben uw beest, een draak, een eenhoorn.
De jonge Moeder
(stoot hem opzij, loopt naar het scherm. Schuift het weg. De jongen komt te voorschijn. Hij is in paniek)
Edward!
Edwards vader
Eddie! Wat doe je hier?
De jonge Edward
(kan niet spreken, hij wijst naar hen) (Roept luidkeels, terwijl Edward, de oudere, het eveneens roept)
Apen apen apen na.
(Dan vlucht hij. De ouders kijken elkaar verbijsterd aan)
Edwards vader
(rent naar de deur)
Eddie! Wacht even! Kom terug. - Het is niet wat je denkt, mijn jongen.
Edward de oudere
(tot zijn ouders)
Wat nu? Wat zeggen jullie nu? Ik ben er niet meer. Ik ben de straat opgelopen. Wat?
Edwards vader
Mevrouw... Mariette, dit is mijn schuld niet.
Edward de oudere
Dàt wil ik niet horen. Andere woorden. Geen spelletjes meer. Het spel is uit.
Edwards vader
Mariette, je kroon zit scheef.
De jonge moeder
(Wrijft lipstick van zijn wang)
Edwards vader
Ik heb honger. Ik heb op kantoor alleen maar een uitsmijter gegeten.
De jonge moeder
Er is schapebout. En ananas na.
Edwards vader
Ananas na.
De jonge moeder
Denk je dat Eddie iets gehoord...
Edward de oudere
(valt haar geweldig in de rede)
Nee, dat niet. Laat mij er buiten. Ik ben er niet.
Edwards vader
Je bent goed voor mij, Mariette.
De jonge moeder
En ik hou van jou. Omdat je sterk bent en goed voor mij bent. En omdat je van mij houdt.
Edwards vader
Wat nu?
De jonge moeder
(lam)
Ik ga die kleren uitdoen.
Edwards vader
(trekt zijn das los, knoopt zijn hemd open)
Ja, doe dat.
De jonge moeder
Wij hebben die kleren niet meer nodig, nu.
Edwards vader
Neen.
(De jonge moeder gaat weg, de vader volgt. Edward springt hen achterna.
Edward de oudere
Ga nog niet weg. Vlucht niet, lafaards. De woorden wil ik horen, wanneer jullie geen spel meer spelen. Het is nog niet voorbij.
(Maar zij gaan weg)
| |
[pagina 287]
| |
(Tot Elena)
In lompen, Elena, zijn zij gekleed, voor altijd. In hun dagelijkse lompen.
Zovele verhalen, zovele fratsen en danspassen kunnen niet blijven duren. Op een dag breekt er iets door, iets dat... wáár moet klinken. - En die woorden hebben ze niet gezegd. Wat ze zeiden had geen enkele betekenis. Niet één betekenis.
Elena
Je babbelt. Bazelt. En ik weet ook geen weg in jouw woorden.
Edward
Ik heb het koud.
Elena
Ga dan binnen.
Edward
Nee.
Elena
Heb je honger?
(Hij knikt)
Er was niets dan schapevlees te krijgen op de markt. Het rundvlees is verschrikkelijk hier, maar toch zou ik eens willen veranderen.
Edward
Ik was bang, Elena, daarnet, ik kan het je niet vertellen.
(Niet tot haar)
Een kerkvader ben ik niet die op een rots zit en van distels en sprinkhanen leeft.
(Begint al ietsje te declameren weer)
En die als zijn tijd gekomen is, oog in oog kan zien met het Grote Geheel. En daar bevredigd zijn lichaam in te ruste legt. O neen. Te veel roert nog in mijn gebinte. En het is gauw gekieteld vlees dat trilt rond mijn gebeente.
Elena
Dat je dit kon doen. Om mij.
Edward
(zakelijk)
Het was niet om jou. Ik wou alleen niet meer bedrogen worden.
Elena
Dat is toch hetzelfde.
Edward
(teder)
Jij bent het niet alleen die mij bedriegt.
Elena
Edward, ik wil weg van dit eiland.
Edward
Ik ook. Wij gaan naar huis.
Elena
Ik zal blij zijn als ik onze tuin terug zal zien. En de tuinier. De televisie. En de regen bij ons.
Edward
Je borsten zijn twee bruine hondjes.
Elena
Nog meer.
Edward
Het is alles.
(Hij trekt zijn das los. Doet zijn schoenen uit. Trekt dan zijn jas uit. Zij hangt het over de stoel.)
Elena
Je bent helemaal verbrand al. Je moet oppassen met de eerste zon. Eerst tien minuten, dan...
(Zij haalt uit haar tas een crème en wrijft die over zijn gezicht)
Blijf stil.
(Stilte. Kinderen die in het water joelen)
Zit je goed zo? Er is niets gebeurd, he, vanavond. Van mijn kant, noch | |
[pagina 288]
| |
van de jouwe. Wij vergeten het. Een kruisje erover. Akkoord. Alles is als vroeger.
Edward
Je bent goed voor mij
(Zegt hij het tegen haar of niet?)
Elena
Ik hou van jou. Omdat je van mij houdt.
Edward
De zon, als je er in zit, is net een wiel. Het rijdt je omver.
(Van binnen is een aanhoudende, luide Arabische klaagzang te horen. Het is ‘de dans van de Reiger’)
EINDE
Carolus Paepen: De tijd van het beest. - I
|
|