De Vlaamse Gids. Jaargang 45
(1961)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 455]
| |||||||||||||
Peter Benoit
| |||||||||||||
[pagina 456]
| |||||||||||||
De afstand Oostende-Brugge-Antwerpen, de grotere vriendschap tussen P. Benoit en Sabbe dan tussen Benoit en Hiel, geven de veronderstelling, dat Sabbe de tussenpersoon is geweest meer waarschijlijkheid. Niettegenstaande Benoit meer teksten van Hiel dan van Sabbe op muziek heeft gezet, was zijn persoonlijke genegenheid voor Julius Sabbe veel groter (Schmook N. VI. T.), zodat inderdaad de brug Benoit-Sabbe-van Oye veel waarschijnlijker is dan Benoit-Hiel-van Oye. Ook de werking van J. Sabbe in het Willemsfonds en zijn inspanningen bij het uitgeven door dit genootschap van een aantal liederenreeksen, kan hier wel een rol hebben gespeeld, want zowel Benoit als van Oye zijn bij deze uitgave betrokken geweest. Uit de correspondentie van Benoit met mijn vader blijkt nu dat ze begon in 1872. Benoit schreef toen reeds ‘Beste Doctor’ en eindigde ‘Uw toegenegen’. De gehele stijl en inhoud tonen aan dat Benoit mijn vader reeds langer kende. Laten we nu de brieven van Peter Benoit aan mijn vader chronologisch nagaan: | |||||||||||||
St. Eloy Vyfve bij Waereghem 22 7ber '72Beste Doctor: Donderdag toekomende zal ik omtrent 12 ure of 12 1/2 ure 's namiddags te Brugge aankomen. Ik heb alreeds Mr Lambrechts verwittigt; kunt ge ook tot daar niet komen? In alle geval kom ik des anderendaags, Vrijdag of misschien nog denzelfden dag naar Oostende. Schrijf mij spoedig een woordje of gij U alsdan in Oostende bevinden zult. In afwachting; mijn beste vriendschapsgroeten en... tot Donderdag of Vrijdag. Uw toegenegen Peter Benoit. P.S. Hoe stelt het onze Van Herendaal. Ik verwacht hem in Harelbeke dijnsdag 's morgens-in alle geval zal ik mij te Kortrijk, maandag om 5 ure namiddag in het café Beige groote markt bevinden-indien hij daar komen kan. | |||||||||||||
[pagina 457]
| |||||||||||||
ge wel denkt, kom ik naar Oostende-maar vast kom ik op 2de Kersdag voor acht dagen- Niettemin zou het wel mogelijk zijn dat ik Zaterdag en acht dagen komen zou-Maar niets is stellig- Hoe leeft gij, Wat hebt ge zooal gedacht sedert uwen laatsten brief? Is het hart gestild? Heeft geen ander verschijnsel het doel uwer ideale droomen verplaatst? Ik zal mij als ik na Brussel ga voorzien van eenige mijner gedrukte werken en die aan den graaf in Petersburg sturen. Uw gedicht past nog niet goed-het moet het tweede gedeelte van onze vier zangen uitmaken. Wij zullen dit samen vervaardigen als ik kome- Hier over onzen toestand kan ik niet veel schrijven- Ik wacht naar het verslag dat door de Commissie zal gemaakt worden-en dan zal ik zien wat ik daar op antwoorden moet- Wat mij betreft, ik geloof dat alles misschien wel zoo slecht niet zal uitvallen. Niettemin geef ik mij aan geene voorlopige hoop over-in alle geval-zal ik mijn plicht tot het uiterste vervuld hebben-en mijn broeders de Vlamingen mogen denken dat zij aan het hoofd hunner muzikale beweging iemand geroepen hebben, die, schoon hij valle, voor niets zal geweken hebben- en wat Pierlala ook schrijven moge, getrouw zal gebleven zijn tot aan den bedelzak. Nu sluit ik daarmêe. Ik zal alle mogelijke pogingen aanwenden om zaterdag en acht dagen te komen. Indien ge geen tegennieuws bekomt, kom mij aan de statie te Oostende met den laatsten trein afhalen. Vele complimenten aan Jacques. Gij zult met hem en den Heer Kiresse (?) geinviteerd worden het eerste intiem concert der Société de Musique Dyn vriend Peter. | |||||||||||||
19 november 1872Eugeen: Ik verwacht U zonder genâ-Zaterdag-en dan komt ge rechtstreeks op de muziekschool Blindestraat nabij de academie van beeldende Kunsten- Ik heb hierbij eene uitnoodiging gevoegd voor Mr en Mw Thoma. Gelief ze hen in mijnen naam te behandigen-en hun mijn vergenoegen uit te drukken bij de gedachte dat ik welhaast Oostende zal terug zien en U en hun de goede hand der vriendschap drukken. De zee: ô de zee! Tot Zaterdag, en ik zal u mijn woeste Drama voorspelen. | |||||||||||||
[pagina 458]
| |||||||||||||
Ik heb het getiteld: Liefde Drama aan Zee - Tot Zaterdag: Doctor. Dyn Peter. P.S. Verhoop dat Mr en Mw Thoma ook zullen komen - Ge zult, en zij zullen, en gij zult allen voor malkaar een aangenaam gezelschap zijn.
Bij deze brief was ingesloten een Programma voor een concert van de ‘Société de Musique d'Anvers’ dat op Zaterdag 23 November zou gegeven worden. | |||||||||||||
Antwerpen 28 9ber 1872Beste Eugeen: Ik heb uwen sedert Zondag verwachte brief dezen morgend ontvangen! Hoe geerne ik ook naar Oostende voor dezen oogenblik komen zou, onmogelijk, en dat ge en uwe vrienden goed denken kunt dat het voor mij een geluk zijn zou meermaals naar de Zee te trekken, lijdt voor mij geen twijfel. Maar de school-uur per uur-weerhoudt mij- denke dat ik als generaal en soldaat samen hier vecht!-als de vrede zal gesloten zijn dan zal ik zeker nooit langer dan een maand wachten naar de Zee te komen. Uitgenomen gedurende de Woel- en Cosmopolitische maanden-dan niet- maar dan zal ik misschien in Mariakerke wonen of op een andere eenzame plaats-maar wij zijn daar nog niet en ik zal tegen dien tijd meermaals in Oostende gewezen zijn- Ik ga zondag naar Brussel wilt gij er komen? Dan wacht ge mij aan de Noord-statie om 4 ure-ik vertrek uit Antwerpen om 3 ure 1/4-maar neen- nog beter-neem een lste expresstrein in Oostende-ik zal om 1 uur vertrekken uit Antwerpen. Om 2 ure dan in de café Mille Colonnes place de la Monnaie-en wij zullen er samen dinéren-onder ons zonder het aan iemand anders te zeggen-Zoo is het dus goed-zend mij eene depêche waarin staat: om 2 ure of een kwart daarnaa-café mille colonnes, zondag- Wij zullen naar den dîner samen de uitvoering gaan horen - Dixit: Ik zal u zondag de melodie uitleggen - en misschien zult gij in uwe werken iets vinden-gedichten welke opvolgentlijk zouden kunnen als drama dienen-volgen zij niet al te goed ik voeg er dramatiek psycologische overgangen voor klavier alleen tusschen te maken. Ik vind dat in die namen van werken een gansche nieuwe berust. | |||||||||||||
[pagina 459]
| |||||||||||||
Ik heb aan den graaf heden geschreven - maar ik moet bij u zijn - om over de zaak breedvoeriger te handelen - en dan door te werken. Het tweede concert der Société de Musique heeft plaats op 30sten December toekomende - let wel op hetgeen ik u hier zeg - gij zult naar dit concert komen - en 's anderdaags reis ik met u naar Oostende. Ik zal uwe nicht insgelijks eene invitatie zenden - maar er wordt niets van mij uitgevoerd voor het derde of vierde concert - dan hoop ik dat gij met haar komen zult - en zoo zult gij twee concerten gehoord hebben. Nu, daar ik heel geerne den 2de Kersmisdag het diner bij uwe nicht zou bijwonen - durf ik bijna niet vragen of het mogelijk zijn zou dit feest op 2de januari of 3de te geven? Niet dat ik zou ene verandering willen veroorzaken - indien ik zulks schrijf is het alleenlijk om te doen gevoelen hoe geerne ik daar zou tegenwoordig zijn. Dus, met u naar Oostende vertrekkende, zal ik misschien meer dan acht dagen mogen blijven - welke feest! en welke dramas zullen wij misschien niet schrijven - Vele en nog complimenten - En tot Zondag: Ik verhoop dat onze vrienden wel zullen verstaan dat ik te Kersmisdag niet kan. Het concert is te bij, en ik zou maar drij dagen kunnen blijven en misschien minder. Dyn Peter Wij zullen zondag over nog vele andere zaken spreken - Uw gedicht is allerschoonst! Dank voor de opdracht! | |||||||||||||
[Brief ann Eugeen van Oye]Beste Eugeen: De programma van het concert zal U alleenlijk morgen toe komen - Daarom schrijve ik u hier een woordje - Zult ge komen? Ik denk het niet - Doch uitgesteld is niet verloren - Ik kom de tweede nieuwjaarsdag naar Oostende - Zal met den vroeg-trein in Brugge aankomen 't is te zeggen met den express welken - om 10 uur geloof ik uit Ingelmunster vertrekt en om 12 u Brugge aankomt. Denk ik toch mis - ge zult een depêche krijgen en Jacques ook. Kom dan in Brugge mij afhalen - Wij zullen er samen dîneren - en 's avonds te Oostende aankomen. Vraag in hôtel des Bains een goede kamer, waar vuur kan gestookt worden - een open vuur. Mijn complimenten aan uwe nicht - Zij heeft geen woord gehouden - maar waarschijnlijk zal zij zich in de onmogelijkheid bevonden hebben. | |||||||||||||
[pagina 460]
| |||||||||||||
Tot wederziens ô Doctor en Dichter-Faust! verwacht uw Mephisto. Peter Benoit | |||||||||||||
23 Xber 1872Beste Eugeen: De woorden zijn perfectly good - bravo! Gij zult nu toch niet meer zeggen dat de componisten nooit niet te vrede zijn. Zij zijn het soms, maar 't moet fameus van pas zijn - Jacques heeft mij geschreven - ik snijde (hier bijgevoegd) een stukje van zijnen brief af. Tracht hem eens te spreken en de prikke welken zich daaronder verschuilt te ontdekken - Ge zult zelfs zien en thans weten wat ge doen moet - Nu over Oostende gesproken - Ik kom met Carnaval - en hoop dan met u naar Thourhout eens te gaan. Hebt ge alreeds aan uwe zuster gesproken of geschreven over de Société de Musique? Ik heb wijders van uwe nicht geen nieuws ontfangen - Indien er iets zoo stellig in haar omgegaan was, zou zij u toch ten minstens geschreven hebben - Ik heb van haar niets vernomen - Zeker vind ik de belooning van dewelke ge me spreekt zeer bewegend - maar zeg mij - omdat ik uit rede voor U, - mij niet ten hare huize begeve - rede welke zij heel goed begrijpen moet - daar in haar het gedacht niet kan ontstaan dat wij haar de dwazigheden aan U gedaan niet ten laste kunnen legggen! Schoon zij toch eerst tegen het vlaamsch ingevallen is; zeggende: ik begeleide ‘geen vlaamsch’! En nog indien alles zoo nog ten ergsten ten voorschijn kwame; denkt ge dat eene vrouw die bemint - daarom scheide? 't zat niet heel diep gedrongen, want zij zou toch ten minsten getracht hebben u te zien, of het minste laten weten - of aan mij geschreven hebben - De mensch moet zich getroosten; La femme est ondoyante et diverse: zegt Montaigne - en niets is zoo waar - het hart der vrouw wemelt onder de oogen der mannen zoo als de baren der zee onder de zonneglim - Vragen wij haar niets meer dan hetgeen zij ons geven - en laat onze droomen zich gelasten, Hébés en andere gedichten voor onzen geest begoochelend te laten verschijnen - Vrouwen! Vrouwen! Zij hebben te veel vleesch aan hun lijf - ze zijn wijven (woman, zegt Shakespeare). Het vleesch zoekt naar wulpsche verrotting: hunne droomen zijn niets dan trachten naar meer en meer lichamelijk genot - zij streven gedurig naar diepere kennis en wroeting in de drif- | |||||||||||||
[pagina 461]
| |||||||||||||
tenwereld - en dezen die zij 't meest beminnen, is dezen welke hunnen wulpsche krachten uitput in een duivelsche helsche gespierde omlijving - Onze Fatum zal voor den oogenblik niet in druk komen want Schott, moet voor eenigen tijd weg - en hij zal zijne uitgaven alleenlijk dan hernemen als hij terug gekomen is - Aardig, zeer aardig, is het zondag met Hiel en mij geweest in Brussel! Wij hebben hard gekeven - Ik weet waarlijk niet wat Hiel in zijn lijf krijgt - als ik aan eenige Journalisten (wij waren in de Taverne) over den oorlog sprak en dat ik hun aanwakkerde om de zaak te doen vooruitgaan - scheen hij als vervoerd: Hoe betreurenswaardig, dat een Genie zooals Hiel, zich aan het gedacht van de uitvoering van den Oorlog niet kan gewoon maken - hij denkt altoos dat men zal vergeten wat hij voor de vlaamsche Kunst gedaan heeft - hij wil niet dat iemand zijnen naam nevens de mijnen flikke! Klein! maar wat wilt ge. Hij is ook opgespannen tegen de Antwerpenaars! Wel, wel, ik heb wat afgezien Zondag laatst - Maar heb ook de uiting mijner denkwijze niet gespaard - dat kunt ge wel denken - Bij 't afscheiden - scheen hij nog erger te zijn - want hij heeft mij geen goeden avond gewenscht! Wat zullen wij nog al in onze beweging tegen komen -? Hoe wijder we gaan hoe meer ik onze mannen de eene tegen de andere zie opstaan - ik vind in hun geene zelfopoffering - al voor hun eigen! en 't schoonste van de Historie, 't is dat er vele op den rug dorschen van diegene die echte bewijzen van zelfopoffering gegeven hebben en nog geven - ik b.v. - ik ga als een fransquillon door - die de vlaamsche zaak maar aanneemt om mij à titre te maken - In de pluim van Judee (??) van den Alwetenden Francesco d'Avila zult gij dit vinden: maâr onrechtstreeks. Mij schilt het bitter weinig - wat men over mij schreeuwe roepe of tiere - 'K Ben er aan gewoon - Ziet ge, Eugeen, de Dood van onze zaak is het verschrikkelijke EGOISME dat in de Vlamingen broeit - Daar ligt voor mij 't gift die ze zoo lang ongelukkig gemaakt heeft - ja zelfs hun vorige grootheid vernield - en die onze allen in den kuil vergetelheid zal storten indien onze belanglooze krachten niet sterk genoeg zijn, om tegen ons eigen op te komen - en zedelijk | |||||||||||||
[pagina 462]
| |||||||||||||
te streven naar verheffing en zelfsbelangvernieling. Dyn Peter | |||||||||||||
Antwerpen 13/1/73Beste Eugeen: Ge moet toch sedert zes maanden veel bittergebrouwd hebben want al uw woorden zijn ervan doorweekt en dan, van een andere zijde, wat heeft de Oorlog, ik spreek van het werk, de oorlog die weerom een nieuwen slag tegen het fransquillonisme is geweest, toch gemeens met de handelwijze van Van Beers? Indien ge mij geschreven had,: ik kom naar Antwerpen: of wel indien ge u de moeite gegeven had tot bij mij te komen gedurende de poos of naar de uitvoering, dan zoudet gij mijn dunkens natuurlijker en beter desvolgens gehandeld hebben. Maar, en ik heb het u alreeds eenmaal geschreven - onder ons Vlamingen heerscht eenen ziekelijken toestand -. bij de eenige zijn het hunne zaken niet welke in zekere omstandigheden voorgedragen worden; bij de andere is er een persoonlijke kwetsuur door den eenen of den anderen schrijver van een werk toegebracht, bij gene gaat het zelfs zoo ver dat zij tot bij de fransche gazettiers gaan klagen om de eene of andere grief die zij tegen schrijver van iets of anders hebben om zich alzo het vergenoegen te verschaffen hetzelve te zien aftakelen. Bij deze, en zoo het bij u het geval is geweest heeft u het toehooren des oorlogs maar half medegeslagen daar gij u boven eenige kleinigheden niet hebt kunnen stellen. Waarlijk, ik werd fier op mijn eigen, (maar 't is mijn schuld niet) als ik denk dat ik aan geen van die kleingeestige, droevige plagen onderworpen ben - Wat zou er sedert een jaar gebeurt zijn, indien ik niet geworsteld en gestreden had en de volgende feiten daargesteld of helpen daarstellen had door mijn werking?
En te midden van die duivelsche worsteling begrijpt ge niet of schijnt ge niet te begrijpen dat in zulke gevallen, een brief of een antwoordgeving kan verzuimd worden? Zoo is de mensch! Hij zal nooit veranderen. Maar 't is nu uit: Ik heb u nu zoo al gezegd wat mij | |||||||||||||
[pagina 463]
| |||||||||||||
op 't harte lag, en later, op 't einde dezer maand, zal ik bij U door zeebaren het overige doen afspoelen. Ja, ik heb de Graaf en Gravin in ?????? doen uitnoodigen. Geen antwoord, bij gevolg, veel minder tegenwoordigheid. Gij zoudt mij weleens moeten bezoeken of wel een mijner vrienden het genoegen doen mij aldaar te komen bezoeken. Dinsdag toekomende ben ik in Gijseghem, dat is weg van Brussel op Termonde. Ik blijf daar tot Donderdag: kom mij daar vinden - Theofiel Devrieze, hoofdonderwijzer (adres). En nu, daar het nog tamelijk lang zal duren voor aleer ik naar Oostende kom, schrijf mij al spoedig zoo wat nieuws - gij handelt de pen nog al tamelijk fluks en rap - Hoe ziet er Oostende uit? Hoe gaat het met de damen van 't Hotel? Hoe stelt het uwe nichte? en wijders de ganschen Oostendschen artistieken clan? Wat indruk heeft het artikel van Indépendance van eergisteren gemaakt, op u en anderen? Schrijf mij dat zoo al gauw, dat ik uwen brief morgen avend ontfange. Schrijf me of ge naar Gijseghem komt. Ik vertrek Zaterdag een beetje links en rechts, en zal in Oostende komen ongeveer 24 of 25 dezer tot 4den October - volgende. Misschien vroeger - maar nooit later - Nu, haastig een antwoord en een beetje klappen zulle! Dyn Peter | |||||||||||||
St. Eloy Vyve 12 7ber 1873.Best Eugeen: Ons Liefde Drama aan Zee word binnen veertien dagen of Zondag toekomende en acht dagen uitgevoerd. (in Brussel Willemsfonds). Zend aanstonds de vier dichtstukken aan Mr Huberti, Komponist Rogierstraat, Brussel opdat zij gedrukt worden en in orde gebracht - Ik verwacht U dus in Brussel Zondag en acht dagen - Dyn Peter. Vyve St. Eloy 18 februari 1874. Indien ge met uwe nicht in goede betrekkingen terug gekomen zijt - breng die mede - Blauwaert, zingt het drama -
De brief die hierop volgt is gedagtekend van 1879. Heeft Benoit intussen niet meer met mijn vader gecorrespondeerd of zijn de brieven die hij tussen 1874 en 1879 aan mijn vader schreef, verloren gegaan? Ik weet het niet. Vermoedelijk is ten gevolge van de verloving en het huwelijk van mijn vader in 1876 de correspondentie minder | |||||||||||||
[pagina 464]
| |||||||||||||
druk geworden. Heel zeker is de vriendschap niet verminderd in die tijd en hebben ze geen onaangenaamheden gehad, want Benoit heeft zijn portret aan mijn vader gezonden, met achterop volgende tekst: Eindelijk! | |||||||||||||
zijn Peter Benoit Antwerpen 8 Januari 1878.Opzij de zeven eerste noten van het lied: Gij zijt mijne reine Ker-souwe (1873). Dit document toont aan, dat Benoit zijn belofte, een portret te sturen, lang heeft uitgesteld en dat hij waarschijnlijk tussen 1874 en 1878 nog naar Oostende gekomen is en ten huize van mijn vader is geweest. Gezien de aanhef van de brief van 14 juli 1879, zal mijn vader Benoit gevraagd hebben naar Oostende te komen. | |||||||||||||
Antwerpen 14 Juli 1879Eugeen: Besten dank - Dit zal ik doen - In Oostende komen rondzwerven en in die Hôtels moeten leven - te minsten voor wat nachtverblijf betreft - deed mij sedert lang dat Ende wat vermijden - 't Is er zoo geweldig pretentieus geworden - dat... - enfin daarover gezwegen... Ik zal u dus komen U bezoeken en wij zullen nog eenige dagen onzen verledenen tijd herinneren - Mijn eerbiedige groeten aan Uwe edele dame. Dyn vriend Peter Benoit. De Halletoren is aan 't zagen geweest - Hij zou veel beter doen zich met de kwestie van ons Vlaamsch Conservatorium bezig te houden en met alles wat er van noode is om er toe te geraken. Er was zeker een of ander Redacteur die wat galachtig was - 'k Heb nooit onnoozeler praat gelezen. (Inter nos) maar à gouverne voor U Vale - Peter. 18 dezer dirigeer ik in Rotterdam de Rubenscantate. Ik ben gelogeerd Bath Hôtel. Eilaas die hotels: die hôtels: 'k Heb er schrik van.
Kaartje in enveloppe waarop met blauw potlood het adres. | |||||||||||||
[pagina 465]
| |||||||||||||
Edelen Dichter van het Drama aan Zee T.S. Eugenios Mea Culpa Mea maxima etc. Herverwacht uw kindergedicht... Zal het zeker zoo spoedig mogelijk musicaliseeren! Nie meer kwâu zijn Groote Jongen Peter. | |||||||||||||
Oostende 12 Juli 1894.De vriendschap Benoit-van Oye heeft nog een ander gevolg gehad dan de samenwerking tussen de grote komponist en mijn vader. Zoals bekend heeft Benoit in een ogenblik van ontmoediging tengevolge van zijn huiselijke moeilijkheden en vooral vanwege de tegenwerking die hij van de zijde van het gemeentebestuur van Antwerpen en de bestuurscommissie van de muziekschool ondervonden heeft, eraan gedacht het land te verlaten. Dit is, gelukkig voor ons, niet gebeurd. Maar Benoit heeft met mijn vader over deze aangelegenheid gesproken. Oostende was in die jaren de badplaats van tal van invloedrijke vreemdelingen, en mijn vader stond bekend als iemand die ‘alle talen’ kende. In werkelijkheid kende hij er elf, met het gevolg dat hij zeer dikwijls als doctor bij vreemde badgasten geroepen werd. Zijn intense belangstelling voor kunsten en wetenschappen, zijn grote belezenheid, vooral ook op het gebied van vreemde literaturen, en zijn open en innemend karakter hadden voor gevolg, dat velen van zijn vreemde patiënten, eens dat ze Oostende verlaten hadden, nog lang in correspondentie met hem bleven en hem inlichtingen over hun land bezorgden, zodat er vriendschapsbanden bleven bestaan. Dit was ook het geval met de Russische graaf Hendrikoff aan wie mijn vader Peter Benoit warm had aanbevolen. Gelukkig is het echter niet tot een expatriëring van Benoit naar Rusland gekomen. Wat een eventuele uitvoering van Benoit's werken onder de leiding van de componist zelf betreft, dit plan is evenmin werkelijkheid geworden. Wel werden werken van Benoit te St.-Petersburg uitgevoerd. | |||||||||||||
[pagina 466]
| |||||||||||||
Vertrouwelijk.
| |||||||||||||
[pagina 467]
| |||||||||||||
1o Deze Commissie-secretaris zou moeten benoemd worden bij Koninklijk besluit en bijgevolg op drievoudige wijze aangesteld (Zie paragraaf A, 1o en 2o). 2o Hij zou dus zijn lidmaatschap bij de Commissie verliezen, en bijgevolg door deze niet meer als haar privaat-secretaris kunnen aangesteld worden (Zie paragraaf A, 2o). 3o Hij zou moeten bezoldigd zijn, terwijl hij, als Commissie-secretaris, niet bezoldigd mag wezen. (Zie paragraaf A, 3o). 4o Zijn werkzaamheden zouden dan niet meer bestaan uit het enkel huishoudelijk schrijfwerk der Commissie (bijzonder organisme), maar tevens uit het schrijfwerk behoorende tot het algemeen organisme. 5o Hij zou aldus deel maken van het schoolpersoneel, evenals een schatbewaarder, een studieprefect, enz. enz. en als dusdanig den Bestuurder onderhoorig wezen. C. Eenige gevolgtrekkingen. Een privaat-secretaris kan hoegenaamd niet in een organiek reglement aangeduid worden. Waarom gebeurt dit nochtans in zekere reglementen? Eenvoudig om een grond te hebben, waarin de kiem der ontaarding eener Commissie van Toezicht tot Raad van Beheer zou kunnen gedijen. Laat ons nu even onderzoeken, in hoeverre het zulk een Raad van Beheer mogelijk zou zijn op degelijke wijze te beheeren. Stellig is het: 1o dat in een kunstgesticht het ‘stoffelijk gebied’ genoemd ‘administratief gebied’ afhankelijk is van het kunstgebied, en niet het omgekeerde. 2o dat de Bestuurder het volkomenste gezag en de meest volstrekte macht op kunstgebied bezitten moet. Hieruit volgt, dat de Bestuurder hetzelfde gezag en de meest mogelijke macht moet kunnen uitoefenen op het stoffelijk gebied. Welke diensten zou, in die voorwaarde, eene Commissie bij het gesticht nog kunnen bewijzen? Zij zou het na-en toezicht op de abstract stoffelijke aangelegenheden der instelling kunnen waarnemen, het is te zeggen, zich rekenschap geven of de vergunde toelagen besteed worden volgens hunne aangegeven bestemming, en in hoeverre zulks is geschied, enz. enz. ‘De middelen daartoe worden in het organiek reglement aangeduid’ - En over dit alles zal zij rekenschap geven aan het Bestuur, door wie zij tot dat doel aangesteld werd. Tot meerdere verduidelijking dezer beredenering, zij de volgende vergelijking, bij toenadering, gemaakt: | |||||||||||||
[pagina 468]
| |||||||||||||
1o Een handelszaak bedraagt drie factoren:
Zulk een zaak, is in voeding en opbrengst: EEN. De voeding, welke stoffelijk is, leidt tot iets, dat eveneens stoffelijk is. Bijgevolg, is het beheer ervan ‘louter stoffelijk’. 2o Eene kunstzaak bedraagt eveneens drie factoren:
Deze kunstzaak is in voeding en uitwerking: TWEEVOUDIG, daar de stoffelijke voeding werken moet tot de verwezenlijking van een ideaal; - zoodat het beheer over de stoffelijke voeding, zoowel als over de ideale uitwerking dient uitgeoefend te worden door ‘hem’ die macht heeft over de kunst, en niet door ‘hen’ die de voedingsstof aanbrengen. Deze laatste zouden alle recht behouden op toezicht, als verzekering dat de voedingsmiddelen niet verkeerdelijk maar wel in hun geheel worden aangewend voor het bestemde doel. Het temporeele kan in kunstzaken niet, zonder veelvuldige moeilijkheden te verwekken van het spiritueele afgescheiden worden; beide zouden zoveel mogelijk in de handen van den bestuurder berusten, die dan ook de voorschriften van een degelijk opgemaakt reglement moet naleven.Ga naar voetnoot(1) | |||||||||||||
Antwerpen, 14 April 1898.
| |||||||||||||
[pagina 469]
| |||||||||||||
Reizen in Duitschland - Hauptmann in Leipzig. Orkestmeester de Bouffes parisiens. Hij schreef aldaar zijn drij laatste deelen der Quadrologie. Terugkeer in 't land - Hiel en Benoit - Lucifer - De Schelde De droom in de Duinen enz - De oorlog - Vele andere werken. Liederen - Geroepen in Antwerpen om er de Vlaamsche nationale School te stichten - enz.
Deze briefwisseling is van groot belang, niet alleen voor de nog betere kennis van Benoit alsook onrechtstreeks van mijn vader, maar ze doet ook talrijke vragen opkomen en laat toestanden kennen die niet zonder belang zijn van een meer algemeen standpunt. Het lag niet in mijn bedoeling op de verschillende onopgehelderde punten van deze briefwisseling nader in te gaan, wat de reden is waarom ik ook niet getracht heb om te achterhalen wie het ‘nichtje’ was waarover Benoit herhaaldelijk schrijft. Wie zich hiervoor interesseert, zal vermoedelijk moeten zoeken onder de dochters van Georges van Oye die te Schaarbeek een rol in de gemeentepolitiek heeft gespeeld.
Hierna volgt nog een uittreksel van een brief van Graaf E. Hendrikoff aan Dr. Eug. van Oye (gedateerd 15/27 février 1873 Petersbourg)
Je saisis cette occasion pour vous prier de vouloir bien me rappeler au bon souvenir de votre ami Mr. Benoit et lui dire que je voudrais bien pouvoir lui être utile quant à son projet de faire entendre à St. Petersbourg ses belles productions musicales.
Dit schrijven houdt direkt verband met de brief van P. Benoit van 30 8ber 1872. Om deze kleine, maar interessante reeks brieven van P. Benoit aan E. van Oye te eindigen, wil ik nog een anecdote verhalen. Benoit zegt zelf ‘mijn woest drama’ sprekend van zijn stuk ‘Liefde Drama aan Zee’, dat hij aan mijn vader zou voorspelen. (brief van 19 november 1872). | |||||||||||||
[pagina 470]
| |||||||||||||
Of dit toen gebeurd is of niet, is me niet bekend. Wel weet ik dat Benoit nog bij mijn vader geweest is, toen deze reeds getrouwd was, en steeds zijn gesprekken met mijn vader met muzikale aanhalingen op de vleugel verduidelijkte. Mijn moeder, die zeer zacht van natuur was, verhaalde dat Benoit eens over een van zijn composities is komen spreken en uittreksels op het klavier voordroeg. Ze voegde hier aan toe dat Benoit ‘nogal’ temperamentvol speelde. Eens had hij zo ‘temperamentvol’ gespeeld, dat verscheidene toetsen gebroken waren en de vleugel na zijn bezoek geheel ontstemd was. Vergoelijkend zegde ze dan: we hebben de vleugel helemaal in orde laten brengen en er is niets van gezegd aan Benoit; hij was nu eenmaal een vurig artist.
Marc Mendelson
|