De Chinese poëzie
door Jef Last
In 1772 gaf keizer Tsj'ièn Loeng opdracht een bloemlezing van de beste Chinese literatuur aller tijden saam te stellen. 15.000 calligrafen maakten zeven copieën van deze bloemlezing, die bestond uit 3.426 boeken, met 79.582 hoofdstukken.
Uit dit reuzenwerk, en uit alles wat er sindsdien nog bijgekomen is, zou men dus eigenlijk zijn keus moeten doen om een verantwoord overzicht van de Chinese poëzie te maken.
Dat heb ik niet eens geprobeerd. Ik heb uit de mij ter beschikking staande Chinese gedichten, en ook uit enkele vertaalde bundels, waarvan de originelen vaak niet te vinden waren, enkele gedichten gekozen, die mij tot nadichten inspireerden.
Nadichten is een beter woord dan vertalen.
Wie letterlijk vertalen wil stuit op bijna onoverkomelijke moeilijkheden. In de eerste plaats is de Chinese taal eenlettergrepig. De regels van een klassiek Chinees gedicht hebben meestal slechts 5, hoogstens 7 woorden. De Nederlandse woorden zijn meestal veel langer. Men heeft dus de keuze tussen een bijna driemaal zo lang, letterlijk vertaald gedicht, waarbij juist het pregnante van het Chinese origineel geheel verloren gaat, of het weglaten van beelden en woorden, zoals ik dat in enkele liederen van Li Tai Po gedaan heb, waar ik mij zo nauw mogelijk aan het oorspronkelijke ritme en rijmschema heb gehouden.
Veel schoonheden van het Chinese gedicht blijven in ieder geval onvertaalbaar. De Chinese woorden hebben namelijk verschillende tonen, en ook deze tonen zijn naar een vast ritme gerangschikt, dat in onze taal natuurlijk niet weergegeven kan worden. Het beroemde parallellisme van het Chinese vers: ‘Ik kijk op naar de maan boven de bergen, hoe schoon! Ik sla de ogen neer naar de grond, hoe ver is mijn huis!’ is niet altijd op te vangen.
Chinese gedichten worden geschreven in fraaie karakters, en ook het schriftbeeld heeft zijn eigen wetten van evenwicht en ritme.