dat de poëzie geen spreekbuis meer is voor de moderne realiteit. Zij is dat vooral voor hem niet meer. De roman wordt nu het medium waardoor hij zijn leven een zin wil geven. De roman wordt nu die oorlogsmachine waardoor hij de redenen van zijn onvruchtbaarheid wil bestrijden en zichzelf terugvinden. Hij doet het hoofdzakelijk in de figuur van de twijfelzieke, de onstandvastige dokter Zjivago. Hij schenkt hem zijn getroebleerde en toch heerlijke jeugd, zijn eerste geestdrift ten overstaan van de revolutie, zijn latere afkeer. Hij schenkt hem vooral - en hier benaderen we dan de essentie van Pasternak zelf - zijn onmogelijkheid tot handelen en meteen zijn wanhopige aanhankelijkheid aan al wat zuiver, gaaf, onschuldig is.
De daad is nooit een haven geweest voor Pasternak, zoals ze dat ook nooit was voor Zjivago. Men heeft het gezien aan zijn onhandige bewerkingen met zijn boek, aan zijn al even onvaste reacties op de toekenning van de Nobelprijs en het schandaal dat de Sovjet-Schrijvers er rond gemaakt hebben. Men ziet het ook aan de ongelukkige wijze waarop Zjivago versukkeld geraakt in zijn onmogelijke liefde voor Lara, aan de droeve wijze waarop hij aan zijn einde komt. Het mag wel een der ontroerendste aspecten heten van deze geniale roman: dat zoeken van Zjivago om eindelijk iets te realiseren, iets te doen, iets af te werken. Maar niets geraakt afgewerkt in zijn leven, tenzij het kleine bundeltje verzen dat hij nalaat en dat hij opstelt onmiddellijk na de hoogperiode van zijn liefde.
Zo speelt de poëzie dezelfde rol in het fictieve leven van Zjivago als in het reële leven van Boris Pasternak. Zijn kunst is zijn reden van bestaan geweest en alleen in zijn kunst heeft hij een essentie bereikt en meteen een eeuwigheid gelegd. Volgens de esthetische opvattingen van het begin van de 19de eeuw, die opvattingen waaraan hij tot op het einde van zijn leven zijn getrouwheid heeft betuigd en dan vooral in de vorm die zij tijdens de Russische renaissance van 1907 bezeten hebben, moest het ook zijn. De kunst is de hoogste realiteit, want alleen in haar blijven de zuiverheid, de origines, de religieuze eenheid van wereld en leven, van waarheid en schoonheid bewaard.
De onmogelijkheid om daden te stellen, zij is slechts de hoge gave van het kind om zichzelf te blijven. Het kind handelt nog niet, hetgeen betekent dat het nog geen daden stelt die een maatschappelijk nut opleveren. Het is nog, zonder meer. Net als de primitieve mens, net als het dier, net als de natuur. Alleen door de kunst kan de mens dat essentiële, schuldeloze en schaduwloze Zijn van het kind benaderen. Al de rest is verwarring, zoals het hele leven van Zjivago onmiddellijk na de dood van zijn moeder en na zijn intrede in de maatschappij, verwarring en wanorde is geweest. En al mag de liefde die chaos voor