derheden de verschillende toiletten waarin de dame in kwestie ten tonele verscheen, geen halsdoek, geen handschoen, geen ruche werd over het hoofd gezien.
Een van mijn Afrikaanse vrienden zag, na een verblijf van vele maanden in Nederland voor het eerst weer Kaapse kranten in Londen. De schrik sloeg hem om het hart toen hij daarin vrijwel niets aantrof dan roofovervallen, die een dagelijkse specialiteit in Johannesburg geworden zijn en tal van geweldplegingen onpartijdig over het gehele land verspreid.
Die Burger is, voor zoverre ik de Zuid-Afrikaanse dagbladen ken, een der beste. De beschouwingen zijn over het algemeen voortreffelijk voorbereid en evenzo geschreven. Het is zoal geen ambtelijk partijblad, toch openlijk en nadrukkelijk de huidige administratie toegedaan. Het is echter niet over politiek dat ik nu schrijf, maar over de techniek van het dagbladbedrijf.
Die Burger is wellicht nog provincialer dan de in het Engels geschreven bladen. Wanneer een huismoeder in Matjesfontein haar vinger klemt tussen de voordeur, dan is dat belangrijk nieuws voor een Afrikaanse krant. Maar als er in Indonesië een aanslag op een staatshoofd gepleegd wordt met meer dan honderd gewonden en tien doden, dan vinden wij als het maar ver weg geschiedde dat niet of slechts terloops vermeld.
En hiermee raken wij aan het zwakke punt in de Zuid-Afrikaanse journalistiek in beide landstalen: men gaat uit van het standpunt dat alleen en uitsluitend van belang is iets dat op enigerlei wijze met Zuid-Afrika, liefst zo direct mogelijk, in verband staat. Berichten over voorvallen van algemene betekenis in het buitenland worden zelden en altijd zo beknopt mogelijk opgenomen. Ik moet het overlijden van bekende Europese of Amerikaanse kunstenaars, schrijvers, schilders, beeldhouwers, componisten vernemen uit mijn Nederlandse krant, die ik een maand na de datum van verschijnen ontvang. Over de merkwaardige economische en politieke structuurveranderingen, wanneer die niet op de een of andere wijze Zuid-Afrika raken, ontvangt het publiek in Zuid-Afrika slechts de allersoberste voorlichting, wanneer het er voorlichting over ontvangt.
Van de werkzaamheid van vaste berichtgevers en overzichtschrijvers in de wereldhoofdsteden (behalve Londen) bemerkt men bedroevend weinig. Wat er op kunstgebied in Europa of Amerika omgaat, welke nieuwe stromingen zich bemerkbaar maken, gaat buiten de belangstelling der dagbladen om. Alleen door het feit dat hij in Zuid-Afrika aankomt, wordt een kunstenaar belangrijk en dan ook elke kunstenaar, zelfs de geringste onder de broederen.
Bij een zeer behoorlijk technisch peil, vinden wij een onbeschrijfelijke geestelijke armoede in de Zuid-Afrikaanse journalistiek en een beginselvaste bekrompenheid, waar men versteld van staat. Het lijkt op een samenzwering, welke ten doel heeft het Zuid-Afrikaanse volk te doen geloven, dat