achtereenvolgens heeft gegrepen (olieverfschilderingen op doek, akwarellen en gouaches op papier, glasramen, lithografieën, keramieken, vloertapijten, toneeldecors enz.).
Geen gelegenheid hebbend om thans bij deze verschillende etappen stil te staan, stel ik er mij tevreden mede twee hoofdrichtingen te onderscheiden. De eerste faze, welke we de ‘sociale’ zouden kunnen noemen, strekt zich uit van circa 1902 tot 1918, wanneer hij zich in hoofdzaak met de reeds vermelde afbeeldingen van clowns en acrobaten, bordeeldeernen, rechters en advokaten enz. onledig houdt; van 1908 af wordt méér plaats aan arbeiders en boeren, de armen en eenvoudigen van geest ingeruimd, terwijl ook méér belang aan het midden waarin deze leven, toegekend wordt. In 1918 breekt de tweede faze aan, welke we als de ‘religieuze’ zouden kunnen bestempelen, gedurende dewelke de kunstenaar zijn inspiratie grotendeels aan het Christus-leven, voornamelijk de Passie, ontleent en waarin eveneens een aantal bijbelse landschappen tot hun recht komen, heel fantastisch.
Van 1930 tot 1939 keren al de vroegere thema's in Rouault's ceuvre terug, in een aanzienlijk aantal schilderijen van groot formaat, van een heel verscheiden en rijke chromatiek, in welker sonore, als met email overdekte verven, de kunstenaar als ‘schilder’ wellicht zijn hoogste resultaten bereikt. Van 1940 tot 1948 worden ze gevolgd door doeken van doorgaans heel geringe afmetingen, smijdiger dan ooit, en feller van toon, nog minder doorschijnend.
De bewondering, welke we voor Rouault's schilderijen koesteren, mag nochtans niet voor gevolg hebben, dat we zijn grafisch werk in de schaduw zouden laten. In dit opzicht bestaat er geen prachtiger prestatie dan ‘Miserere’, een suite van 58 platen (650 mm. x 500 mm.), welke we gerust als de synthese van 's meesters kunst mogen begroeten. In opdracht van de voortvarende Parijse kunsthandelaar Ambroise Vollard, ondernomen, werden de schetsen, aanvankelijk met Chinese inkt getekend, voor het meerendeel in de jaren 1914-1918 ontworpen. Waarna ze door de kunstenaar persoonlijk op steen werden overgebracht en geduldig bewerkt. In zijn ‘Préface de l'Artiste à son oeuvre’ bekent Rouault dat hij aan elk dezer platen gedurende lange tijd, met allerlei gereedschap gearbeid heeft, zodat achtereenvolgens tot 12 en zelfs 15 staten tot stand kwamen. De druk werd in 1927 geëindigd, nadat 500 exemplaren getrokken waren geworden, waarna Vollard de stenen liet doorhalen. Ten gevolge van allerlei omstandigheden - het overlijden van Vollard, de oorlog en de bezetting, het rechtsgeding met de erfgenamen van de uitgever enz. - bleef het werk gedurende twintig jaar onuitgegeven. In 1948 zag het eindelijk het licht (ten slotte op 425 exemplaren, daar van de oorspronkelijk gedrukte 500 exemplaren intussen een deel der platen verloren was gegaan of beschadigd geworden.) Om thans een dezer oorspronkelijke exemplaren te bemachtigen, dient