De Vlaamse Gids. Jaargang 40
(1956)– [tijdschrift] Vlaamsche Gids, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 457]
| |
(Terras van een hotel te Zandvoort met uitzicht op zee)Mevr. van Maarsen
Chasseur! Chasseur
Jawel, mevrouw. Mevr. van Maarsen
Kan ik een sorbet krijgen? Chasseur
Ik zal de ober sturen. Mevr. van Maarsen
Wie krijgt er zulke mooie rozen? Chasseur
Mevrouw van Rees. Het kamermeisje zei, dat ik mevrouw op het terras kon vinden. Mevr. van Maarsen
Zo zo... Mevrouw van Rees... Ze is hier wel geweest. Ze is gaan zwemmen... Rode rozen... Chasseur
Dan kan ik ze toch beter op haar kamer brengen. Mevr. van Maarsen
Is er geen kaartje bij? Chasseur
Jawel, mevrouw. Mevr. van Maarsen
Wat staat er op? Chasseur
Dat weet ik niet, mevrouw. | |
[pagina 458]
| |
Mevr. van Maarsen
Dat weet je niet... Ja ja. Nou van wie zijn ze? Chasseur
Van Lepelaar. De beste bloemenzaak van Zand voort. Mevr. van Maarsen
De afzender, bedoel ik... Laat mij eens kijken... Waar ga je heen? Chasseur
Ik heb nog niet bij de coiffeur gekeken. Mevr. van Maarsen
Leg nou die bloemen hier maar neer en haal voor mij een parasol. Die zon steekt me te veel. Chasseur
Maar als mevrouw van Rees... Mevr. van Maarsen
Die vang ik hier wel op. Chasseur
Jawel, mevrouw. Mevr. van Maarsen
(hem naroepend) Vergeet die sorbet niet! (in zichzelf) Rozen. Rode nog wel. Poeh... Hij zal het niet gelezen hebben! (ritselen van papier) Wat gek! Alleen een datum. Nog niet eens een naam. Geen krabbeltje. Mevr. de Boer
(langs komend) Wat een verrukkelijke rozen hebt U daar. Mevr. van Maarsen
Ik? Wat dacht U wel? Nee, nee, mevrouw de Boer. Weet U voor wie die zijn? Mevr. de Boer
Hoe zou ik? Mevr. van Maarsen
Rààd U maar eens. Mevr. de Boer
Ik zou het echt niet weten. Mevr. van Maarsen
Mevrouw van Rees! Mevr. de Boer
Die doktersvrouw. Dat kan niet. Mevr. van Maarsen
Tja. Stille waters... Mevr. de Boer
Niet van haar man natuurlijk. Mevr. van Maarsen
Krijgt U soms rode rozen van Uw man? Mevr. de Boer
't Is lang geleden... Maar van wie dan wel? Ze is hier nu een week. Maar dat ze... Mevr. van Maarsen
We krijgen hem nog wel te zien vandaag. Let op. De kost gaat voor de baat uit! Mevr. de Boer
Had U dat nou gedacht? Mevr. van Maarsen
Wees blij dat er nu eindelijk eens iets gebeurt. Het werd hier knap vervelend. Mevr. de Boer
Ik denk niet dat m'n man dat leuk zal vinden. Mevr. van Maarsen
Uw man? Kom, kom, mevrouw de Boer. Waar is hij eigenlijk? Mevr. de Boer
Die ligt de halve dag in zee. Mevr. van Maarsen
Net als mevrouw van Rees... Die bloemen zijn toch niet van hem? | |
[pagina 459]
| |
Mevr. de Boer
(verontwaardigd) Mevrouw van Maarsen! Mevr. van Maarsen
Ik heb wel gekkere dingen zien gebeuren. Chasseur
De parasol, mevrouw. Uw sorbet komt direct. Mevr. van Maarsen
Uitstekend, jongeman. Mevr. de Boer
Jammer dat ik niet blijven kan. Ik moet... Mevr. van Maarsen
U gaat eens kijken hoe Uw man het maakt. Is 't nieuw, dat strandpakje? Mevr. de Boer
Hoe vindt U het? Mevr. van Maarsen
'k Weet zeker dat Uw man het mooi vindt. Mevr. de Boer
Tot straks. En als mevrouw van Rees komt... Mevr. van Maarsen
Dat kunt U rustig aan mij overlaten. Tot ziens. (in zichzelf) Haar man... die ijsbeer... (lacht hard) Ober
Een sorbet. Alstublieft, mevrouw. Mevr. van Maarsen
Dank je. Nog nieuwe gasten aangekomen? Ober
Vandaag nog niet, mevrouw. We zitten trouwens vol. op een, twee kamers na. Mevr. van Maarsen
Doe je dat voor je vrouw, die snor? Ober
Als U mij toestaat, ik ben niet getrouwd. Mevr. van Maarsen
Dat is dan prettig voor de kamermeisjes. Ober
Die zie ik niet, mevrouw. Mevr. van Maarsen
Zie je die niet? Merkwaardig, op jouw leeftijd. Ober
Pardon, mevrouw. Mijn ogen zijn perfect. Mevr. van Maarsen
De mijne ook. Gelukkig maar. Ober
Jawel, mevrouw. Kan ik U nog van dienst zijn? Mevr. van Maarsen
Is dat mevrouw van Rees niet, dïe daar aankomt? Ober
Jawel, mevrouw. Annet
(op enige afstand) Ober, loopt U niet weg. Ik wou een kopje koffie. Ober
Zeker, mevrouw. Waar gaat U zitten? Mevr. van Maarsen
Bij mij, niet waar, mevrouw van Rees. Ik heb iets voor U aangenomen. Kijk eens. Rozen! Annet
Rozen...? Voor mij? Dat kan niet. Van wie zou ik nu rozen moeten krijgen? Mevr. van Maarsen
Toe nou. Dat weet U best. Annet
Alleen m'n man weet dat ik hier ben. En die... Nee, uitgesloten. Mevr. van Maarsen
Er hangt een kaartje aan. Misschien dat dàt... Annet
Ik hoef niet eens te kijken. Mevr. van Maarsen
Maar ze zijn echt voor U. Annet
Annet van Rees. Dat klopt. En ook het kamernummer. Dan moet het toch van Bert... Onmogelijk. | |
[pagina 460]
| |
Mevr. van Maarsen
Onmogelijk, mevrouw van Rees? Bij mannen? Je kunt het je zo gek niet denken of ze zijn er toe in staat. Annet
(peinzend) Vijftien Augustus... Mevr. van Maarsen
Dat is vandaag. Annet
Er was toch iets... Vijftien Augustus... Nee, dat kan niet. Mevr. van Maarsen
Natuurlijk kan dat. Annet
(nadenkend) Iemand moet hem eraan herinnerd hebben. Mevr. van Maarsen
Nou, ziet U wel. Dus toch Uw man. Dat is nou jammer! En komt hij zelf niet? Annet
(na een stilte) Ik weet het niet. Mevr. van Maarsen
Wat zie ik nou?... Kom nou, mevrouw van Rees. Annet
Ik kreeg iets in m'n oog. Dat zeg je toch, niet waar, in zo'n geval? Mevr. van Maarsen
Dat overkomt mij ook wel eens... Niet wrijven. Annet
't Is er al uit. Dan zal ik hier maar zitten gaan. Ik snak naar koffie. Mevr. van Maarsen
Daar komt hij aan. (imiteert de ober) Met Uw verlof... Staat U mij toe... Ober
Een kopje koffie. Alstublieft, mevrouw. Annet
Wilt U de bloemen op mijn kamer zetten? Ober
Zeker, mevrouw. Als U mij toestaat, een verrukkelijke geur. Mevr. van Maarsen
Wel ja. Ik zou mijn hele hoofd er maar in steken. Ober
Pardon, mevrouw. Mevr. van Maarsen
En doe een aspirientje in het water. Ober
Jawel, mevrouw. Mevr. van Maarsen
't Is maar een weet. Dan houden ze veel langer. En rozen helemaal. Die zijn toch al zo weg. Annet
O ja... Wat zei U eigenlijk? Mevr. van Maarsen
Ik maakte me bezorgd over Uw rozen. Erg aardig van Uw man. Bent U soms jarig? Annet
Nee, nee. Mevr. van Maarsen
Mijn man was altijd zo attent. Annet
Uw man... Bent U dan... Mevr. van Maarsen
Hij is al tien jaar dood. Annet
Ach... Mijn man is dokter. Mevr. van Maarsen
Huisarts? Annet
Nee, nee. Chirurg. Mevr. van Maarsen
Dan zult U hem wel niet veel zien. | |
[pagina 461]
| |
Annet
Toch wel. Ik help hem op het spreekuur. Mevr. van Maarsen
Komt U uit de verpleging? Annet
Helemaal niet. Ik houd er zelfs niet van. Mevr. van Maarsen
Waarom doet U het dan? Annet
Bert is aan mij gewend. Mevr. van Maarsen
Dan zal hij U nu vast wel missen. Annet
Dat weet ik niet. Mevr. van Maarsen
Dat zegt U maar. Annet
Ik ben er zo maar tussen uit getrokken. Mevr. van Maarsen
En door die rozen hebt U spijt, dat U in Zandvoort zit en hij in Amsterdam. Annet
Integendeel. Chasseur
Pardon, mevrouw van Rees, er 's telefoon. Annet
Ik kom. Chasseur
't Is Amsterdam. Mevr. van Maarsen
(als beiden zijn weggegaan) Die zit met iets. Dat is wel zeker. Chasseur
Wilt U de cel gebruiken? Annet
Heel graag... Hallo... Bert
Ben jij 't, Annet? Met Bert. Annet
Ben jij het? Is er iets? Bert
Heb je mijn bloemen al gekregen? Annet
O ja, ik moet je nog bedanken. Ze zijn erg mooi. Bert
Je weet toch waar 't voor is. Annet
Het is de eerste keer... Bert
Wat zeg je? Annet
't Is voor het eerst dat jij mij bloemen stuurt. Bert
Dat is niet waar, Annet. Vandaag is 't vijftien jaar... Annet
Dat was iets anders, vindt je niet? Dat hoorde er zo bij. Witte latyrus... Bert
't Is thuis erg leeg. Annet
Wat zeg je? Ik versta je niet. Telefoniste
Spreekt U? Bert
Ja, ja, juffrouw... Ik ben nog bezig. Hallo, Annet. Ik was van plan vandaag te komen. Annet
Doe dat nou niet, Bert. 't Heeft geen zin. Bert
Heb je mijn brief dan niet gekregen? Annet
Dat zou ik jou ook kunnen vragen. Bert
Je snapt het niet. Dat zul je zien. Als we eerst maar praten. Annet
Wat valt er nog te praten? Bert
Ik rijd nu naar je toe, meteen. Annet
Het heeft geen zin, Bert, echt niet. | |
[pagina 462]
| |
(de telefoon geeft ‘in gesprek’-signaal; een van beiden heeft de haak neergelegd) Bert
Zuster, dat was privé. Wilt U het op mijn rekening schrijven? Zuster
Goed, dokter... Gaat U weg? Bert
De Haas vervangt me... Wat is 't voor dag vandaag? Zuster
Vrijdag. Bert
Vrijdag... Ik denk dat ik te Zandvoort blijf vannacht. Als er iets dringends is: Palace-hotel. Zuster
En morgen? Bent U morgen hier? Bert
Dat hangt een beetje af van wat mijn vrouw wil. De Haas blijft tot ik terug ben... Mag ik gaan? Zuster
Natuurlijk, dokter. Bert
Tot ziens. (deur valt dicht; na een stilte) Zuster
(hem naroepend) Dokter van Rees... Uw pakje. Bert
O, dank U wel. Wat stom. Een avondtasje voor mijn vrouw. Zuster
Dag, dokter. Veel plezier. (men hoort hem de trap afgaan, in zijn auto stappen, starten en wegrijden; hevig toeteren; tramgebel; remgeknars) Bert
Wie doet dat nu? Zo oversteken... Het scheelde maar een haar... Bent U geschrokken? Voorbijganger
Uw hak, juffrouw. Hij zat nog in de rails. Marjan
Die tram... Voorbijganger
Die kan U toch onmooglijk halen. U mag meneer wel dankbaar zijn. Marjan
Maar er zat iemand in, die... Bert
Wat gaat U doen? Voorbijganger
Ze 's gek. Dat haalt ze nooit. (portier klapt dicht, auto rijdt weg, stopt even later) Bert
Waar moet U heen? U kunt toch zó niet, met die hak. Marjan
Die tram... Ik móét hem hebben. Bert
Stapt U maar in. (rijdt, nadat Marjan is ingestapt, weg) U hoeft niet zo nerveus te zijn. Ik haal hem heus wel in... Kijk, zelfs het stoplicht zit ons mee... Kunt U wel lopen daadlijk? Marjan
Dat geeft niet. Bert
We hebben hem. Dat is hem toch? Marjan
Ik weet het niet. Bert
Lijn 2. | |
[pagina 463]
| |
Marjan
Ja ja. Bert
Hij stopt aan 't einde van de straat. Als u daar uitstapt, heeft U hem beslist. Maar voortaan niet zo roekloos oversteken... Marjan
Nee... Bert
(als de auto stilstaat) Kalm aan. U haalt het makkelijk. Die andre knop... Naar boven... Zó. Marjan
En dank U wel. (portier klapt dicht; tramgebel) Bert
Nu moet ik toch eens kijken wat ze doet. (stilte) Agent
U gaat toch niet parkeren, dokter? Bert
Nee, nee, agent. Ik wacht alleen maar even. Ik ga zo door. (met luide stem, half verontwaardigd, als tram bellend wegrijdt) Moest U niet mee? Marjan
Ik dacht... 'k Heb me vergist. Bert
Was het een andre tram? Marjan
Nee, nee. Maar er zat iemand in. Hij wàs het niet. Ik weet niet wat ik doen moet. Bert
Als U nu eerst die schoen eens maken liet. Marjan
Ik moét hem vinden. (getoeter van auto's) Bert
Zoekt U dan iemand? Marjan
Dat kan ik zo niet uitleggen. Bert
U bent toch geen detectief? Marjan
Het is heel dringend. Bert
Is er soms iemand ziek? Marjan
Nee, ook niet... Het is veel erger. Agent
U hindert het verkeer. Parkeren kunt U daar, aan de overkant. Bert
Vlug, stapt U in. Ik breng U wel een stuk. (portier klapt dicht; auto rijdt weg) Zegt U maar hoe ik rijden moet. Marjan
Ik weet het niet. Bert
Rechtuit? Rechtsaf? U moet toch ergens heen... Of woont U niet in Amsterdam? Marjan
De Grevelingenstraat. Bert
In Zuid? Wilt U daarheen? Marjan
Ja, graag. Bert
Woont U daar in die straat? | |
[pagina 464]
| |
Marjan
Het is een kennis... Daar weten ze misschien waar Peter is. Bert
Hij heet dus Peter. Marjan
Het is mijn broer. Bert
Is het dan niet eenvoudiger om naar zijn huis te gaan? Of werkt hij ergens? Marjan
Daar kan ik niet naar toegaan. Bert
O. (stilte) Marjan
Het is erg ingewikkeld allemaal. U zou het niet begrijpen. Bert
Ik vrààg toch niets. Marjan
O nee. Ik wou U niet... maar... maar... Bert
Zegt U maar niets. U bent een beetje overspannen, is 't niet? Marjan
Nee, nee. Het gaat al over. Bert
We zijn er zo. Marjan
Maar houd ik U niet op? U bent toch dokter? Bert
Ik heb vacantie... Welk nummer moet U zijn? Marjan
Ik weet het niet precies. Vlak bij de hoek. Beneden is een sigarettenwinkel. Bert
Dan vinden we het wel... En als Uw broer er niet is? Marjan
Ik ben zo bang dat ze het ook niet weten. Bert
Dan zien we wel weer verder... Is het hier? Marjan
'k Geloof het wel. Ja, daar. Bert
Ik rook zo lang een sigaret. Of zal ik weggaan? Marjan
Ik... ik weet het niet... (Marjan stapt uit; Bert steekt een sigaret op) Bert
Dat kind... Kijk ze nou lopen met die schoen... Wat zou er met die Peter zijn?... Ik lijk wel gek. Alsof ik zelf niet... Vijf uur. 't Wordt werkelijk tijd. (zet radio aan, draait snel achter elkaar enkele stations; geknetter door muziek) Er zit, geloof ik, onweer op de lijn. Ook dat nog. (terwijl muziek beter doorkomt) Ah, ze doen open... (muziek) Daar komt ze. (zet radio af; tot Marjan) En? Marjan
Niets. Bert
Wat zeiden ze? Marjan
(gespannen) Hij is er niet geweest. De hele week niet. | |
[pagina 465]
| |
Bert
Kom eerst eens zitten... Zo... Heb je geen flauw idee waar hij kan zijn? Wacht... Slik dit maar eens. Marjan
Wat is dat? Bert
'n Tabletje. Daar knap je wat van op. Neem het nu maar. Slikken... gewoon... En nou, vertel me eens... Wat is er eiglijk aan de hand? Marjan
Ze zullen hem... Bert
Vertel het maar. Wat zullen ze...? Marjan
Hoe laat is het? Bert
Vijf uur. Marjan
Dan kan hij bij ‘Centraal’ zijn. Daar komt hij vaak. Bert
‘Centraal’? Marjan
Op 't Rembrandtplein... Maar ik kan best alleen gaan. Bert
Wou je gaan lopen met die schoen? Geef hem eens hier. Waar is die hak? (men hoort het geklop van hout op metaal) Hoe heet je eigenlijk? Marjan
Marjan van Dongen. Bert
Kom je daar vaak in dat café? Marjan
Vroeger wel eens. Met Peter. (geklop houdt op) Bert
Ziezo, Marjan, die houdt voorlopig wel. (start en rijdt weg; muziek, die overgaat in het geroezemoes van café ‘Centraal’) Is hij er niet? Marjan
Nee. Bert
Heb je wel goed gekeken? Ook daar achterin? Marjan
Hij 's niet geweest. Ik heb 't gevraagd. Bert
Wat doe je nu? Wil je hier wachten? Marjan
Ik weet het niet. Bert
Drink eerst die koffie maar. Marjan
O, dank U wel. Bert
Is er een kans dat hij nog komt? Marjan
(wanhopig) Wààr kan hij zijn?... Ik weet haast altijd waar hij is. Had ik hem maar gevraagd... Bert
Wanneer heb je hem voor het laatst gezien? Marjan
Eergisteren. Op kantoor. Bert
Luister, Marjan. Kijk nu eens niet zo naar die deur. Ik wil je helpen, maar zo gaat het niet. Dat zie je zelf toch ook. Vertel me nu eens rustig wat er is. Is Peter werkelijk je broer...? Wat kijk je? Is hij daar? Marjan
Iemand van mijn kantoor. Ik heb me ziek gemeld. | |
[pagina 466]
| |
Als hij me ziet... 'k Kan beter even naar hem toegaan. Bert
(als Marjan weg is) Ober! Ober
Jawel, meneer. Bert
Ik wil graag Zandvoort hebben. 't Palace-hotel. Ober
Jawel, meneer. Weet U het nummer? Bert
Eh... Wacht eens... Een-en-twintig, twintig. En vraagt U even naar mevrouw van Rees. Ober
Dat is dus Zandvoort, een-en-twintig, twintig. Bert
Ja, graag. Waar is de telefoon hier? Ober
Bij het buffet. Ik roep U wel. (flarden van gesprekken, waardoorheen het aannemen van bestellingen) Krantenjongen
Avondblad... avondblad... Bert
Ja, jongeman. Mag ik er één?... 't Is goed zo. Krantenjongen
Dank U beleefd, meneer. (ritselen van krant; jongen gaat roepend verderop) Marjan
Hij is in Haarlem. Bert
Je broer? Hoe weet je dat ineens? Marjan
Die man van mijn kantoor... Ober
Zandvoort, meneer... Bert
Een ogenblik. Ik ben direct terug. (geroezemoes wordt weer sterker) Ober
Bij het buffet. Die kant uit. Bert
Is er geen cel? Ober
Die hebben we hier niet. Bert
Hallo... Annet? Met Bert. Annet
Ja? Bert
Ik kom wat later. 't Spijt me. Ik ben opgehouden. Annet
Kom je dan toch? Ik heb je toch gezegd... Bert
Wees nu niet flauw, Annet. Natuurlijk kom ik. Annet
't Is zo'n lawaai. Waar ben je daar? Bert
In een café. Annet
Wat voor café dan? Bert
Op 't Rembrandtplein. Ik weet niet hoe het heet. O ja, ‘Centraal’. Annet
Wat moet je dààr nu? Bert
Dat is een heel verhaal. Ik leg het straks wel uit. Hoe laat is het diner? Annet
Wanneer je wilt. De hele avond. Bert
Bestel iets lekkers. Annet
Heus Bert, het heeft geen zin. Ik voel me best alleen. Voor mij hoef je het niet te doen. Bert
Wie zegt dan dat ik het voor jou doe? | |
[pagina 467]
| |
Annet
Het is alleen omdat je je verveelt. Bert
Ik heb je al gezegd... We praten straks wel verder. Ik hang nu op. Tot straks... (legt de hoorn neer) Wat krijgt U, ober? Krantenjongen
Avondblad... avondblad... Marjan
'k Wou even afscheid van U nemen. En U bedanken. Bert
Waar ga je heen? Marjan
Naar Haarlem. Bert
Weet je dan waar hij is in Haarlem? Marjan
Het Kenaupark. Een grote villa. En 'k weet de naam. Bert
Je boft Marjan. Ik moet naar Zandvoort. Ik kom er practisch langs. (muziek, die overgaat in motorgezoem) Marjan
Kunt U het vinden, denkt U? Bert
Het Kenaupark. O ja, we zijn er zo. Weet je wat ik nog altijd niet begrijp? 'k Heb je een heleboel verteld. Iets wat ik anders niet gauw doe. Over mezelf. Mijn vrouw... Marjan
'k Hoop dat het allemaal in orde komt. Bert
Dank je, Marjan... Je gaat nu daadlijk weg. Het zou een wonder zijn als ik je nog eens zag. Die broer van jou, die Peter, wat is daar eiglijk mee? Marjan
(beschaamd) Het is mijn broer niet... Bert
Dat heb ik ook geen ogenblik geloofd. Wat is hij dan? Marjan
Vertegenwoordiger van ons kantoor. Bert
Maar waarom moet je hem zo dringend hebben? (als Marjan niet antwoordt) Je meldt je ziek. Het scheelde weinig of je hadt een ongeluk gehad. Je vliegt van 't ene naar het andere adres. Is er iets voorgevallen tussen jullie? Marjan
Hij wilde dat... Ik kan het niet... Ik moet hem waarschuwen. Bert
Wat kon je niet? Marjan
Vindt U het erg als ik het niet vertel? Bert
Je moet wel heel veel van hem houden. Marjan
(bijna huilend) Ja. Bert
En hij? Houdt hij van jou? Marjan
Niet meer, geloof ik. Bert
Ruzie gemaakt? Marjan
Alles ging goed, totdat... (barst in tranen uit) | |
[pagina 468]
| |
Bert
Kom, kom, Marjan. We zijn er haast. Hier is het Kenaupark. Weet je het nu? Marjan
't Is aan de rechterkant. Een groot wit huis. Een eindje van de weg. Bert
De rechterkant? Daar rijden we... Die villa daar? Kan die het zijn? Marjan
Dat kan haast niet. Bert
Ik zie geen enkele andere witte villa. Hoe heten ze? Zal ik eens vragen? Marjan
Het móét hier zijn. Ik stap wel uit. Bert
(de motor afzettend) Ik hoop dat ook voor jou alles in orde komt. Marjan, het allerbeste. Marjan
(angstig) Wilt U niet even wachten? Bert
Ga dan maar vlug. (portier klapt dicht; in zichzelf) Wat zou ze hier nu moeten? (roept haar na) Marjan! Marjan
(op het tuinpad) Ja? Bert
Als je me nodig hebt... Ik blijf hier wachten. (in zichzelf) Onzin. Wat zou haar kunnen overkomen? Als het te lang duurt, bel ik rustig aan. Geweldig, wat een huis... Haast een paleis... En daar zou nu die Peter...? Nee. Bestaat niet... Zes uur. Ik had allang in Zandvoort kunnen zijn. Dat avondtasje vindt ze vast wel mooi... Ik krijg waarachtig slaap... (stilte) Marjan
(na portier te hebben opengemaakt) Mag 'k met U mee naar Zandvoort? Bert
Hè?... Is hij er niet? Marjan
Ze zijn een uur geleden weggegaan. Bert
Ze? Wie ze? Marjan
Dat meisje ook. Bert
Wat voor een meisje? Marjan
Ik heb haar moeder net gesproken. Bert
Ik heb een heleboel geduld, Marjan. Dat heb je wel gemerkt. Maar nu... Marjan
't Is zijn vriendin. Bert
Wie z'n vriendin? Marjan
Van Peter. | |
[pagina 469]
| |
Bert
Van Peter? Marjan
Ja. Bert
Ik snap jou niet, Marjan. Wanneer het waar is wat je zegt, heeft Peter een vriendin en is hij niet dat meisje nu in Zandvoort. Marjan
Ja. Bert
En wat moet jij daar dan nog doen? Marjan
(nerveus) Dat heb ik al gezegd. Hem waarschuwen. Bert
Zeker voor die vriendin? Marjan
Nee, nee. Dat is het niet. Peter heeft iets gedaan. Iets ergs. Toe, laat me nu... Bert
En weet je waar hij is in Zandvoort? Marjan
Ik vind hem wel. Ik vind hem vast wel. Bert
Vooruit dan maar. (start en rijdt weg; over naar terras Palace hotel) Mevr. van Maarsen
U leest maar weer, mevrouw van Rees. Annet
Ik houd van lezen. Mevr. van Maarsen
Een boek, daar ben ik veel te ongeduldig voor. En waarom zou ik? Drama's genoeg. Net nog. Mevrouw de Boer had ruzie met haar man. Annet
Zo... Mevr. van Maarsen
Weet U waarover? Raad U eens. Annet
Ik weet het werkelijk niet. Mevr. van Maarsen
Omdat hij aan het strand met U gepraat had. Annet
(lachend) Die arme man. Mevr. van Maarsen
Ik had haar opgestookt. Is het niet enig? Annet
Ik mag wel oppassen. U bent gevaarlijk! Mevr. van Maarsen
Ik wou nog even langs de boulevard. Een kleine wandeling. Goed voor de eetlust. Loopt U nou even mee. Gezellig! Annet
Ik wacht hier op mijn man. Mevr. van Maarsen
Uw man. De dokter. Komt hij dan? Hoe laat? Annet
Voor het diner. Mevr. van Maarsen
Nou, kijk eens aan. We blijven in de buurt. Annet
Dat boek kan hier wel blijven liggen. Wacht, m'n tasje. Mevr. van Maarsen
Leuk staat die jurk U. Zeker voor Uw man. Annet
Een doodgewoon katoentje. (terwijl ze de boulevard opwandelen) Mevr. van Maarsen
't Zou mij niet staan, 'k Moet lichte kleuren hebben. Vrolijk. Donker maakt me meteen zo dik... Kijk eens, wat beeldig daar, dat kleine hoedje. Maar peperduur. | |
[pagina 470]
| |
Annet
Wat zegt U van die groene? Mevr. van Maarsen
Hè nee. Ik zie me al met zo'n volière op mijn hoofd. Annet
Je moet het kunnen dragen. Mevr. van Maarsen
O, wat een wind ineens. Het weer zal toch niet omslaan? Wat zou dat jammer zijn... Net nu Uw man komt... Blijft hij lang? Annet
Dat weet ik niet. 't Hangt er van af. Misschien gaat hij vanavond nog wel terug. Mevr. van Maarsen
Vanavond al? Nee, dat geloof ik niet. Annet
Dan weet U meer dan ik. Mevr. van Maarsen
Hij heeft toch vast wel iemand die hem kan vervangen. Annet
Daar komt hij aan... Wie heeft hij bij zich...? Ik zie U straks nog wel. (auto remt en stopt) Bert
Hallo, Annet. Annet
Dag, Bert. Bert
Krijg ik geen zoen? Annet
Je bent wel zeker van jezelf... Bert
(verward) O ja... Dit is Marjan. Marjan van Dongen. Ik had haar bijna overreden. Annet
O ja...? (tot Marjan) En bent U toen maar meegekomen? Marjan
Ik moest in Zandvoort zijn. Uw man... 't Is allemaal mijn schuld. Annet
U hoeft U niet te verontschuldigen. Marjan
Toch wel... Ik ga nu maar. Bert
Ik weet niet wat ik voor je hopen moet, Marjan. Ik wens je echt het allerbeste. Kom ons in Amsterdam eens opzoeken, mijn vrouw en mij. Marjan
Erg graag... Dag, dokter... Dag, mevrouw. Bert
Tot ziens, Marjan! Annet
(na een stilte) Als je misschien met haar wilt meegaan. Bert
Wees niet zo flauw. Dat kind is ongelukkig. Zie je dat niet? Annet
Was zij er ook bij in café ‘Centraal’? Bert
Dat leg ik straks wel uit. Wat doen we met de auto? Annet
't Hotel heeft een garage, maar... Bert
Ik laat hem hier maar staan. Alleen m'n tas. Ik kom... En hoe bevalt het hier? Annet
Uitstekend, dank je. | |
[pagina 471]
| |
Bert
De Haas vervangt me en ze weten waar ik ben. Maar 't zal niet nodig zijn. Annet
Ik dacht dat die de Haas een prutser was. Bert
Nou ja... Dat heb ik nou een keer gezegd. Maar de gewone dingen doet hij goed... Wat doe je hier nou zo de hele dag? Annet
Wat je hier doet? Een beetje zwemmen, lui zijn.... Nadenken. Bert
En mij laat je maar zitten. Annet
Je kunt toch makkelijk een assistente krijgen. Wat ik bij jou doe, kunnen anderen beter. Bert
Natuurlijk kan ik dat. Maar dat bedoel ik niet. Dat weet je ook wel. Annet
Wat weet ik ook wel? Bert
Ik heb je nodig. Annet
Dat heb ik nooit gemerkt. Bert
'k Kan er niet tegen als je er niet bent. Net of het huis ineens veranderd is. De meubels kraken, of ik weet niet wat. Annet
Of ze dat anders niet doen. Bert
Dan hindert het me niet. 't Kan kinderachtig zijn, maar 't is nu eenmaal zo. Ik heb de hele week niet kunnen werken. 't Maakt me nerveus. Misschien ben ik dat anders ook, maar niet op die manier. En als ik zeg, dat ik je nodig heb, dan is dat zo. Ik wist het zelf niet eens, maar écht, Annet... Annet
Als je eens nieuwe meubels kocht. Bert
Hè toe, Annet, het gaat niet om die meubels. Het gaat om jou, dat jij er bent. Annet
Is dat nu geen verbeelding, Bert? Wat heb je helemaal aan mij? Je zegt nu wel dat je me nodig hebt, je denkt het ook, maar ik heb het gevoel dat het niet waar is. Ik kan er niets aan doen. En daarom ben ik weggegaan. Bert
Ik ben nu veertig jaar. Ik ben gezond, en nog niet eens zo'n slecht chirurg, geloof ik. Wat komen we nu eigenlijk tekort? Goed... Ik weet het. Dat is nu eenmaal zo. We hebben er verdriet over gehad, van alles geprobeerd... Een pleegkind wou je niet. Maar als je nu wat goed was en wat niet eens tegen elkaar afweegt, zeg ik ja, en net zo graag als vijftien jaar geleden. De sleur waar jij het over had, 't gevoel alleen te zijn, heeft iedereen dat niet? En toch, je hoeft maar even weg te zijn, dan gaat het niet. Dan | |
[pagina 472]
| |
voel ik me niet goed. Ik denk ineens dat ik het aan m'n hart heb. Belachelijk. Dat weet ik wel. Maar toch... Ik heb de hele week verrekt beroerd geslapen. Annet
De mensen kijken. Niet zo hard, Bert. Bert
Ik heb iets voor je meegebracht... Hier... Je kunt het ruilen. (muziek; over naar terras) Mevr. van Maarsen
...Maar hij was niet alléén. En toen ze dat gezien had, liet ze me rustig staan. Zo, midden op de boulevard. Mevr. de Boer
Wie was het? Mevr. van Maarsen
Een heel jong ding. Mevr. de Boer
Misschien familie. Mevr. van Maarsen
Welnee, dat zag ik wel aan haar. Ze werd vuurrood. Mevr. de Boer
Denkt U dan dat...? Mevr. van Maarsen
Natuurlijk denk ik dat. Mevr. de Boer
Dat gun ik haar. Mevr. van Maarsen
't Was met die rozen al niet pluis. Dat heb ik toch meteen gezien. Mevr. de Boer
Waren die niet van hém dan? Mevr. van Maarsen
Natuurlijk wel. Zijn kwaad geweten! (ze lachen) U had dat moeten zien, die aankomst. Mevr. de Boer
Wat dan? Mevr. van Maarsen
Ze deed eenvoudig of ze het niet zag, toen hij dat schepsel aan haar voor wou stellen. Ik liep er eerst nog in. Wat is er toch op 't strand dat ze zo kijkt? Dat dacht ik nog. Er was natuurlijk niets. En toen de ruzie, toen dat kind was weggegaan. Op straat. Nou vraag ik U. Z'n auto staat er nog. Ober
Pardon, mevrouw, de tafel bij het raam is vrij. Als U dineren wilt. Mevr. van Maarsen
We komen hoor. Mevr. de Boer
Die man van mij laat me weer wachten. O, daar komt hij. Heeft hij die gekke das weer om! Mevr. van Maarsen
Ober! Ober
Jawel, mevrouw. Mevr. van Maarsen
Mevrouw van Rees ook al aan tafel? Ober
Jawel, mevrouw. Mevrouw en ook meneer. (muziek, over naar restaurant, waar strijkje speelt) Annet
Heb je dat allemaal geloofd? Wat ben je toch naïef. Heb je haar soms nog geld gegeven ook? Bert
Wat denk je? 't Was een doodfatsoenlijk kind. Annet
Een kind!... Weet je wat ik geloof: die hele Peter is alleen maar fantasie. | |
[pagina 473]
| |
Bert
Ik kan waarachtig het verschil wel zien tussen wat echt is en wat niet. Jij vindt het gek misschien, ik maak me ongerust. Annet
Eet jij geen sla? Bert
Dank je. Annet
Je lijkt die man wel... Bert
Welke man? Annet
Die altijd op je spreekuur komt, die ouwe. Toen jij hem rauwkost voorschreef, weet je nog, zei hij: Ik eet geen gras. Bert
Die man is dood. Annet
Wàt zeg je? Maar wanneer dan? Bert
Net toen jij weg was. Annet
O... Ik heb ineens 't gevoel of ik al weken weg ben. Bert
Ik ook... Annet
Nee, Bert, ik wil geen wijn meer. Bert
Ik wil nog met je toasten. Annet
Waar nu weer op? Bert
Op je vacantie. Annet
Toast jij daarop? Bert
Dat hij geen dag meer duurt! (ze lachen) Proost!... Maar je drinkt niet. Annet
Ik dacht aan jouw vacantie. Heb je al... Bert
Wat is er? Annet
De onbeschaamdheid. Nee, hoe durft ze? Bert
Wat? Annet
Daar heb je je vriendin. Bert
Marjan?... Waar? Annet
Daar bij de deur... Ze zoekt. Ze komt hierheen. Bert
Laat nou niets merken. Doe een beetje aardig. Annet
Wees maar niet bang. Ze komt niet hier. Bert
Waar gaat ze dan heen? Gaat ze ergens zitten? Annet
St! Daar is ze. Bert
(na een stilte) Ze heeft ons niet gezien. Annet
Ze gaat daar naar die twee toe... Dat mooie meisje met die jongen... Zou dat die Peter zijn? Bert
(zacht) De vlegel... Zou je niet eens opstaan? Annet
Moet je dat meisje eens naar haar zien kijken. Bert
Hij stuurt haar weg! Annet
Nee, Bert, blijf hier. Bemoei je er niet mee. Wie weet wat ze gezegd heeft. | |
[pagina 474]
| |
Bert
Waar gaat ze heen? Annet
Moet je die twee eens horen lachen. Bert
Arm kind. Annet
Daar gaat ze. Bert
Zal ik niet toch... Annet
Ze is natuurlijk gek. Wat vindt jij van die jongen? Bert
Ik weet het niet. Annet
Dat meisje is een beeldje. En die jurk. Bert
Wat kan die jurk je nou toch schelen! Annet
Ik kan die jongen best begrijpen. Bert
Ik niet... Waar zou ze nu weer heengaan? Ober
Wilt U de koffie hier, mevrouw? Bert
Zou het te koud voor het terras zijn? Annet
We kunnen het proberen. (als ze weggaan, passeren ze:) Mevr. van Maarsen
(nadrukkelijk) Dag, mevrouw van Rees, dag, dokter... Bert
(even later) Wie was dat? Annet
Een heel nieuwsgierig mens, dat hier logeert. Bert
Zal ik je jasje halen? Annet
Wel nee, 't is heerlijk buiten... Mooi die maan. Waar wil je zitten? Hier? Hier is geen wind, geloof ik. Waar ga je heen?... O... Bert
Hoe is het met Marjan? Alles in orde? Mogen we bij je zitten? Marjan
Hij heeft me weggestuurd. Bert
Zo. Dat was Peter dus... Wat doe je nu? Marjan
Ik heb hem net een brief geschreven. Bert
En wil je die hem geven? Marjan
Ja. Bert
Zou je dat nu wel doen? Marjan
Het moet wel. Annet
Is het dan zo belangrijk? Bert
Kun je niet beter wachten tot... Je ziet hem toch weer op kantoor. Marjan
Dan is het al te laat. Bert
Te laat? Waarvoor? Marjan
Ik moet hem waarschuwen. Hij heeft... Hij dacht dat ik het wel in orde maken zou. Ik heb de boekhouding. Dat kon natuurlijk niet. En morgen komt het uit. Er is controle. Bert
Wat? Marjan
Hij is zo makkelijk... Eerst was het niet zo veel... | |
[pagina 475]
| |
Telkens een beetje... Nu... Hij is toch nog niet weg? Bert
Is er dan nog iets aan te doen? Marjan
Hij moet het geld vóór morgenochtend hebben. Bert
En weet hij dat? Marjan
Hij wou niet meegaan net. Ik kon het toch niet zeggen waar... Bert
Nee, dat begrijp ik. Annet
Maar wat kan jou het schelen of die jongen... Dat moet hij zelf toch weten. Marjan
Ik houd van hem... Bert
(na een stilte) Als je die brief soms liever zelf niet geeft... Geef hem maar hier... Waar ben je bang voor? Annet
Dit is je tasje toch. Marjan
Ik... Ik... Waar is hij nu? Bert
Dat is hem toch... Geef maar, Marjan... Hoe kom je aan dat geld? Marjan
Welk geld? Bert
Maak me niets wijs, Marjan. Daar zit toch geld in. Marjan
Het is van mij. Bert
Goed. Ik geloof je. Ik ben zo terug... Annet
Je weet niet wat je doet. Je eigen geld! Marjan
(zacht) Dat heb ik al gezegd. (muziek van restaurant) Peter
We kunnen nu toch nog wel uitgaan? Ergens dansen. Toe, Joyce. Joyce
Weet je wat zo verschrikkelijk is? Dat ik nooit nee kan zeggen tegen jou. Peter
Daar merk ik anders niet veel van. Sinds jullie die Amerikanen hebben, zie ik je haast niet meer. Joyce
Die gaan toch ook weer weg. Ze zijn op doorreis. Peter
Die zoon ook? Joyce
Robert? Nee, die blijft langer. Peter
Zie je nou wel. Joyce
Doe niet zo kinderachtig. Peter. 't zijn vrienden van papa. Peter
Maar Zondag zie ik je toch wel? Joyce
Dat weet ik echt nog niet. Je weet toch hoe ze kunnen zeuren thuis. Vanmiddag ook nog, voor jij kwam. Peter
Wat zeiden ze? Bert
Neemt U mij niet kwalijk... Van Rees. Zou ik U even mogen spreken? Peter
Mij? | |
[pagina 476]
| |
Bert
Het is een boodschap, maar... Peter
Voor mijn verloofde heb ik geen geheimen. Bert
Zoals U wilt. (tot Joyce) Van Rees. Joyce
Joyce van der Haam. Hoe maakt U het? Peter
Wat kan ik voor U doen? Bert
Ik heb een brief voor U. Peter
(plotseling verstrakkend) O... Ik begrijp het al... Ze is wel handig... Wat heeft ze U nu weer verteld? Joyce
Wat is er? Peter
Weer van dit kind. (tot Bert) Als U haar kende... 't Spijt me, maar... Joyce
Wat wil ze? Peter
Het lijkt me beter dat U haar die brief maar teruggeeft. Bert
Het was heel dringend, zei ze. Joyce
Maar kijk toch even wat ze wil. Peter
Dan blijft ze aan de gang. Het moet nu uit zijn. Neemt U hem alstublieft weer mee. Bert
Ik heb beloofd hem U te geven. Ik leg hem hier maar neer. En als ik U mag raden, léés hem. Joyce
Laat mij eens kijken. Peter
Niet doen, Joyce. Bert
En weest U er vooral voorzichtig mee. Tot ziens... Peter
Ik lijk wel gek dat ik... Nee, Joyce, niet doen. Geef hier. Joyce
Geld? Krijg jij geld van haar? Peter
Geef hier die brief. Joyce
O nee; nu wil ik het ook weten. (na een stilte) Schaam je je niet? Geld achterhouden. En dan dat meisje medeplichtig willen maken. Peter
Je doet of ik een dief ben. Joyce
Een ander woord zou ik er niet voor weten... Ik wil je nooit meer zien. (staat op) Peter
Joyce... Joyce
Laat me met rust. Ik ga alleen. Peter
Joyce... (muziek van strijkje wordt zachter; men hoort een deur dichtslaan; muziek verstomt) | |
[pagina 477]
| |
Marjan
En zei hij niets? Bert
Wat had hij moeten zeggen? Marjan
Ik weet het niet. Denkt U dat hij hem al gelezen heeft? Bert
Nou moet je eens goed luisteren, Marjan. Je hebt nu meer gedaan dan je moest doen. Nu gaan we eens over wat anders praten. Wat wil je drinken? Annet
Vraag liever of ze al gegeten heeft. Marjan
O ja... ik heb... Bert
Jok niet, Marjan. Wat wil je hebben? Annet
Kijk eens. Dat meisje... Waar gaat die naar toe? Ze holt gewoon. Marjan
Ze is alleen. Bert
Is dat haar auto? (men hoort portier dichtklappen en het wegrazen van een auto) Die heeft wel haast. Als ze niet oppast krijgt ze nog een ongeluk. Annet
Ze rijdt enorm. Marjan
(zacht) En Peter? Bert
Daar komt hij... Blijf hier, Marjan. Wat wil je nog? Marjan
(roept) Peter! Annet
Arm kind. Kijk ze nou lopen. Marjan
(verder weg) Peter... Bert
Hij doet natuurlijk of hij haar niet hoort. Marjan
(buiten adem) Peter. Peter
Ga weg. Heb je nog niet genoeg gedaan? Marjan
Gedaan? Wat heb ik gedaan? Peter
Vraag je dat nog? M'n baan en m'n verloofde, is dat nog niet genoeg? Marjan
Dat was ze niet. Peter
Als jij die brief niet... Marjan
Wat moest ik anders doen? Morgen is het te laat. Peter
(radeloos) Dat is het nù al. Marjan
Kijk niet zo, Peter. Kijk niet zo. Wat is er? Er is nog niets gebeurd. Peter
Noem je dat niets! Marjan
Alles kan nog in orde komen. Peter
Nee, nu niet meer. | |
[pagina 478]
| |
Marjan
Natuurlijk wel. Niemand weet nog van iets. Peter
Maar hoe dan? Nee dat niet! Dacht je nu werkelijk dat ik van jou nog... Marjan
Wat hindert dat? Ik krijg het toch weer terug. Peter
Ik kan het niet. Het is mijn eigen stomme schuld. Marjan
Vooruit nou, Peter. Peter
Dat geld was voor... Marjan
Ik spaar al lang niet meer. Peter
Ik wist niet dat het zó veel was. Marjan
Neem het nu maar... Dag, Peter. Peter
(haar naroepend) Marjan... Waar ga je heen... Marjan! (haalt haar in) Waarom loop je nu weg? Marjan
Omdat ik... Peter
Jij wil dus ook niets meer met mij te maken hebben. Marjan
Wie zegt dat? Peter
Je liep toch weg. Marjan
Omdat ik... Ik wou niet dat je dacht dat ik... Peter
Nou? Marjan
Dat ik het deed om... Peter
Waarom? Marjan
Om jou terug te krijgen. Peter
Marjan, hoe kun je, na alles wat ik... Marjan
Niet zeggen, Peter... (muziek; over naar terras) Annet
Jij hebt nu wel genoeg getoast. Nu ik, Bert. Bert
Je wordt nog dronken... Waarop dan? Annet
Op iets wat jij vergeten hebt... Raden! Bert
Marjan? Annet
Mis. Bert
Dan op... die vrouw die zo nieuwsgierig was. Annet
Van Maarsen. Die slaapt allang. Bert
Dan op... op óns natuurlijk. Annet
(lachend) Dat was het niet. Maar als je wilt... Bert
Dan drinken we op alle drie... Proost. Annet
Proost. Bert
Wat was het nou? Annet
Onze vacantie. Bert
Goed, dan daarop ook nog... Eens kijken of ik het nu allemaal nog weet? Op ons... onze vacantie.. en op die... hoe heet ze nou ook weer? Annet
Van Maarsen. | |
[pagina 479]
| |
Bert
Er was toch nog iets... O ja, Marjan. Annet
Maar zou je dan niet even wachten?... Daar komen ze. Bert
Alsof er niets gebeurd is. (muziek). |
|