Ik heb in de loop van vele jaren enige ervaring op binnen- en buitenlands persgebied verzameld. Overal wordt de kopy van losse en vaste medewerkers aan een grondig onderzoek onderworpen, ten einde moeilijkheden van welke aard ook, te voorkomen. Bijdragen worden bekort omdat de bijdrager te breedsprakerig is; omdat men, met het oog op een aantrekkelijke opmaak, zijn proza tot een kolom wil beperken, omdat hij onjuiste mededelingen doet, omdat een bepaalde opmerking in tegenspraak is met de redactionele politiek, omdat hij zich herhaalt, omdat hij blijk geeft van opvattingen, welke, zonder inbreuk op enige wettelijke bepaling te maken, toch aanstoot kunnen geven aan een deel van de lezers, omdat zijn toon niet in harmonie is met de toon van het dagblad...
Over al deze aangelegenheden kan niemand anders dan de hoofdredacteur of zijn plaatsvervanger oordelen. Het is onmogelijk dat enige ambtelijke of semi-ambtelijke commissie zich hierover, met kennis van zaken en omstandigheden, redelijk kan uitspreken.
De hoofdredacteur, die een (volkomen onverdiend) standje kreeg, kan niet anders doen dan in het vervolg handelen als hij voorheen deed en schrappen waar hem dit onvermijdelijk lijkt of hij kan verder voor spek en bonen meedoen en de medewerkers, zonder toezicht, het blad naar hun goeddunken doen volstoppen. In elk geval zou ik, als ik hem was, de filmredacteur, die zich beklaagde, onmiddellijk ontslaan!
Men kan dus in Engeland zijn: een hoofdredacteur aan het lijntje van de presscouncel. En dan is men geen echte hoofdredacteur. Of een leider die werkelijk leiding geeft en, waar het nodig is, ingrijpt en dan krijgt men ruzie met de presscouncel. Dit laatste is verkieslijk en verdienstelijk.