zich anders ophielden met weggelopen katten en tewatergeraakte automobielen. Waar zullen zij gebleven zijn?
Het antwoord op die vraag wordt duidelijk als men de mensen gadeslaat die op een tentoonstelling als deze van Picasso de zalen vullen, en luistert naar hun gesprekken. Het is een aspect van de opening der tentoonstelling dat ik nog verzwegen heb, maar dat men niet zou kunnen ignoreren, al wilde men. Daar zijn ze, de verontwaardigde journalist, de woedende captain of industry, de fulminerende politicus, met hun wrokkerige vrouwen naast zich. Ik verklaar dat het dezelfde waren, de honderden mensen in een walm van lichaamslucht, strompelend, buigend, lachend en liegend. Bijna allen meer dan 50 jaar oud, veel vrouwen vooral, met de wrede gezichten waar ik bang voor ben: een gezin terroriserend, kinderen helse straffen gevend, totdat een schoonzoon haar met bijl in stukken hakt als in een sprookje, maar men leest daarvan geregeld in France-Soir. Of met hun handen vol ringen geheel alleen een flat van acht kamers bewonend, zoals die, die ik kende en die achterwaarts de trap af daalde, zo kreupel was zij, snauwend en kijvend.
En mannen ook, de grootpraters, de uitleggers, de overtuigers, de bulderaars; zwetend en schreeuwend. En waarom is daaraan altijd verbonden die indruk als uit een nachtmerrie: zeker vijf zag ik er met tics. Verschillende met een wijnvlek; iemand die zo trilde dat het leek of hij danste; vele afzichtelijke wratten, kroppen, littekens (er was er een, onder een kin, waarin men een kippenei had kunnen leggen, indien het vergund geweest was de persoon ondersteboven te keren). En de fluisteraars, de doven, de kouwers, de kruipers, de gezichten in een duizendkoppige plooi van verrukking. Kunstgenieters. Picasso-kenners. Waar zijn de stenen die zij gooiden in 1914?
Een leugen viert haar veertigste verjaardag. De meest vooraanstaande leugenaars zijn bijeengekomen om haar zwetend, dringend en glimlachend te gedenken. Straks stappen zij in hun auto's en verdwijnen in het donker; morgen zien we hen weer in kerken, banken, directiekamers en ministeries.
Ik vergat nog te vermelden dat iemand niet op de opening is verschenen: Picasso zelf