| |
| |
| |
Sibylles tasten toe
door Ward Thys
Am Ende hängen wir doch ab
Von Kreaturen, die wir machen.
DE cybernetica, een wetenschap, een obsessie, een woord dat, om zijn klank, de aether ingaat? Van Dale vermeldt het niet en Littré zegt: ‘Nom donné par Ampère à la partie de la politique qui s'occupe des moyens de gouverner’. De Engelsen geven de voorkeur aan ‘self-government’, maar ook deze bepaling doet het niet. Het is de Amerikaanse mathematicus (tevens neurophysioloog) Norbert Wiener, die er het dichtst bij komt: ‘Control and communication in the animal and the machine’. Let wel: Het dier -daar horen wij nog voor een stukje bij - en de machine, op één lijn! Verlies voor het dier, of winst voor de machine? Het mag ‘l'honnête homme’ van onze eeuw tot bezinning stemmen, en tot waakzaamheid tevens. Want vanuit een nieuwe hoek wordt de beproefde vrijheid bedreigd. ‘Cybernetisch’ verdringt ‘atomisch’, zoals ‘atomisch’ ‘electronisch’, en ‘electronisch’ ‘automatisch’ verdrong. De reeks van de magische klanken is onbegrensd; iedere tijd schept nieuwe superlatieven.
Reeds in de 18e eeuw had M. de Vaucanson eenden vervaardigd, ‘qui fonctionnaient au naturel’. Misschien zouden wij het thans een kwakkel noemen, maar etymologisch blijven het al auto's. Met de automaten heeft onze eeuw blijkbaar afgerekend, echter niet met de rekenmachines. Het is allicht verkeerd er alleen maar een verbeterde uitgave in te zien van het vingerof tenentellen van de Hottentotten. Neen, de rekenmachines werden niet als automaten behandeld; van meetaf aan hebben zij zich door een superieure gave onderscheiden. Hun ware voorbestemming was die van sibylle, dit ondanks hun wiskundige schoonheid. Immers ons tiendelig getalstelsel is zuiver conventioneel. Het is niet ‘natuurlijker’ dan het binaire of het duale (met de tekens 0 en 1). Het ligt ons denken niet met slechts twee symbolen te werken. Het ontbreken van de acht overige vormt een ontstellende denkleemte; wij durven geen eenvoudige rekenoperatie meer aan. Hoe verkeerd deze conclusie is, heeft Bertrand Russell onweerlegbaar bewezen. Met een logische opeenvolging van ‘ja J en ‘neen’ kan
| |
| |
men de meest gecompliceerde gedachtenketen ontraadselen (But never tell me: Perhaps, perhaps...). Rolf Strehl heeft het zeer juist gezien en verduidelijkt. Het beslissende voordeel der binaire getallen voor de machinemathematica ligt hierin, dat men slechts uiterst eenvoudige middelen nodig heeft om ze voor te stellen. Het uit vijf cijfers bestaande binaire getal 10001 (overeenkomend met 17 in ons tiendelig stelsel), kan als volgt in schakelcombinatie worden uitgedrukt: In, uit, uit, uit, in. Bliksemsnel, wel te verstaan! Dit bij wijze van illustratie. Niemand minder dan de Broglie spreekt van fantastische rekenmachines, die equaties oplossen en partiële resultaten in hun geheugen bijhouden. Bessie b.v., uit Oxford-street (niet te verwarren met Tobacco-road!) maakt niet slechts sommetjes van vijftienduizend getallen, maar denkt met een waar electronenbrein. Zij is de befaamde sibylle van de actuele wetenschap. Ook Eniac is een wonder, maar te log: de afmetingen van een modern appartement; meer electronenbuizen dan scheringdraden in een tafelkleed. Eniac rekent griezelig vlug: de capaciteit van vijf en twintigduizend kantoorrekenmachines. Om te duizelen, maar één ding is duidelijk: het begrip mechanisch wordt van dag tot dag wat definitiever omgesmeten. Ons oordeel over de machine dient grondig herzien. Er blijft van het primitieve automatisme niet veel over. Immers de servo-mechanismen (de meest neutrale familienaam) ontsnappen aan de greep van hun schepper. Zij breken uit hun kooi. De homunculus is geboren. De invasie der denkmachines is begonnen. Want een ding dat licht eet, dat een hoekje opzoekt om te verteren, dat volgens de elementaire levensprincipes krachten opdoet en ze verbruikt, is dat nog een machine? Vooral als er lieve naampjes bij te pas komen als ‘le beau joujou’. Kent de schildpad van Grey Walter geen eigen bestaan? Een synthetisch dier met artificiële hersenen, maar het loopt
én het denkt!
De Cybernetica is een explosieve wetenschap. Zij is ontstaan uit een kortsluiting, een opvlamming tussen twee tot op heden onafhankelijke sferen, twee tegengestelde polen die voldoende energie hadden opgestapeld om de vonk te verwekken: de mathesis en de physiologie. De grijze kloof tussen geest en stof wordt particulier verlicht. Doch achteraf beschouwd lijkt deze kortsluiting alleszins plausibel. Het verband is niet zo vreemd. Tussen bomen en stenen verspringen geen vonken, wel tussen zenuwen en metaal! Want wij zien te zeer de materie en te weinig de inwendige vormstructuur. Henri Poincaré zei reeds: ‘Les grands progrès se produisent lorsque deux sciences se rapprochent, lorsqu'on a pris conscience de la similitude de leur forme malgré la dissemblance de leur matière’. Zo heeft de biologie de mathesis ontmoet, zo is de bio-physica buiten haar oevers getreden. Kwestie is de subjectieve onzekerheid door wiskundige zekerheid te vervangen. De voortzetting van de machine, die in zekere zin het verlengde van onszelf was, wordt mogelijk.
| |
| |
Na Leibniz is er geen geest bij machte geweest het geheel van de wetenschappen te beheersen. Ruim een eeuw lang heeft de specialisatie niet opgehouden de veilige bodem dieper uit te woelen. In een steeds smallere voor evenwel. De boutade van Bernard Shaw past hier best: De specialist is hij die steeds meer van de dingen weet op een almaardoor smaller wordend terrein, tot hij er toe komt alles te weten... van niets! Stellig, alle specialisten stoten op de dubbele limiet van de stof en de eigen techniek. Daarachter ligt het ‘no man's land’. De kinderen die hier geboren worden zijn zuivere neologismen. Het Kinsey-rapport kan het bevestigen! Even illustreren, zij het dan ook een ongewoon aanknopen met een werkelijkheid van nù.
Sinds de geluidsmuur onherstelbare gaten vertoont is de snelheid van het moderne vliegtuig, in verhouding tot deze van de projectielen, niet langer te verwaarlozen. Het is een ellendig maar duidelijk en actueel vertrekpunt. Reeds bij de aanvang van wereldoorlog II werden er proeven genomen met automatisch gericht afweergeschut. Naarmate de snelheid van het doel toeneemt, verzwakt de visuele richtsnoer en krijgen de wiskundige mogelijkheden en kansen voorrang. Het komt er minder op aan juist te pointeren dan het stukje ruimte te viseren waar de obus het doel treffen kan. Zolang de beweging rechtlijnig geschiedt is dit alles nog tamelijk simpel, maar wij weten beter. Verder wordt de beweging geconditionneerd door de weerstand van het materiaal en niet minder van de piloot. Tussen de limiet van het treffen en deze van het ontkomen liggen oneindig veel mogelijkheden. D.w.z. dat de D.C.A.-visor alle oplossingen moest uitsluiten om op die éne enkele af te stemmen, die de piloot het veiligst acht, dat wil tevens zeggen dat de mathesis zonder de psychologie niet volstaan kan. De mogelijkheden binnen de regels van het spel zijn minder interessant dan de factoren er buiten, die mede over het verloop beslissen. Daar juist schuilt de gevoelige knoop, het niet te becijferen probleem dat door Wiener en Bigelow zo geniaal werd opgelost: Twee nerveuze systemen en één mechanisch idee, drie vergelijkingen met drie onbekenden, in één geheel verenigen. Van dit uur af kropen er zenuwdraden door het metaal. Het principe van een servomechanisme bestaat er dan ook in dat een effect op één van zijn oorzaken terugwerkt, zodat dit effect het gevolg toelaat het doel te treffen. Het lijkt een ping-pong-taal, en inderdaad, in dit geslinger ligt de correctie. Zoals wij ‘automatisch’ onze handelingen op een doel afstemmen, als het zich niet te plots verlegt. Dan willen wij snel verhelpen en ketsen doorgaans verkeerd. Maar
zo zal de schildpad van Grey Walter niet handelen. Als een meubel de weg verspert, wijkt ze als een krab, maar botst niet. Het informatief station heeft aanstonds het sein doorgegeven. Even wordt een oscillerende beweging waargenomen (Walt Disney maakt er een zwierig krulletje van), doch even onfeilbaar als een nachtvlinder het vibrerend vlammetje van de kaars zoekt en vindt, komt ook zij weer op het rechte pad.
| |
| |
Het kan evenwel gebeuren dat Elsie plots tussen twee of meer lichtbronnen te kiezen heeft. Gebalanceerd tussen gunstige en minder gunstige condities, reageert zij als de geleerde honden van Pawlow. Want, naar het heet, zijn er ook humeurige beestjes bij. Zeker is het nochtans dat de beweging verloopt tussen de optimale zones, strategisch zelfs. Sibylles reageren nooit als Salavin. Kwestie van ‘feed-back’, zeggen de Engelsen. Hierdoor bedoelen zij de reactieve omloop waarbij de voedende bron versterking ‘en retour’ krijgt, een stimuleren en een gestimuleerd worden. Als wij een wagen over een bevroren baan drijven gebeurt het wel dat wij, onwillekeurig, korte en snelle schokjes aan het stuur geven, onvoldoende om te ‘deraperen’, maar voldoende om ons in te lichten nopens de gladheid van de baan. Dank zij deze uitgelokte boodschappen, worden wij op het directe gevaar voorbereid. Auteurs als De Latil en de Broglie gewagen zelfs van een negatieve ‘feed-back’. Inderdaad, iedere morele code veronderstelt zo iets. Zetten wij de vergelijking door, zo stellen wij vast dat de machines van nu meer physiologisch, dan naar de geest, van de mens afwijken. Wat overeenstemt is de schakel, de zenuw. Claude Bernard bevestigt: ‘Les organes nerveux ne sont rien autre chose que des appareils de mécanique et de physiques créés par l'organisme. Ces mécaniciens sont plus complexes que ceux des corps bruts, mais ils n'ent différent pas quant aux lois qui régissent leurs phénomènes. C'est pourquoi ils peuvent être soumis aux mêmes théories et étudiés par les mêmes méthodes...’ Het is nu eenmaal de trek van ieder systeem, dat voor leven vatbaar is, naar een grotere waarschijnlijkheid te evolueren. De centrale, die seinen opvangt, ageert op uitwendige prikkels. Naarmate zij zich herhalen worden dezelfde
banen naar de periferie gevolgd. Eenmaal de nerven in de machine gelegd, is ook de weg voor een mechanische logica geëffend. Niet toevallig werd het electronisch vocabularium met termen uit de neurologie aangevuld.
Indien het waar is, dat Bessie of haar zuster denkt, wat dan gezegd van Zephir? Hij (misschien zij) steekt ver boven het mensenverstand uit. Hoe neutraal ook, deze vertaal-automaat van Dr Huskey werd niet te Pan Moendjon ingezet. Dient de verklaring gezocht in het feit dat hij niet alle grammaticale finesses doorheeft? Waarom wordt Zephir dan niet gehuurd voor het maken van de versies van Amerikaanse filmteksten? Niet te veel woorden doorgaans; veelal dezelfde. Mag men het Dr Huskey verwijten dat zijn automaat geen uitgebreide taalkennis bezit? Wordt een hoogleraar voor beperkt versleten, omdat hij geen radiogolven weet op te vangen, of niet vlot Turks praat? Dat het menselijk brein in gebreke blijft wordt verder bewezen door het fabelachtig denkvermogen van Nimrod. (Voor het eerst vertoond op het ‘Festival of Britain’, 1951). Normaal wordt het geheugen door een roterende, magnetische trommel gevoed. Het kan evenwel merkelijk verbeterd worden door het aanbrengen van een perfecte kathodenstraal-buis. (Voorlopig maar één). Enkelen werpen op dat het hier te zeer om een
| |
| |
archief-geheugen gaat, maar dat neemt niet weg dat Nimrod fantastisch is en zich, zomin als de fameuze ‘homeostaat’ van de Engelse psychiater Ashbey, laat bedriegen. Het opzamelen van electrische signalen op uitwisbare band biedt voordelen, ook voor het vergeten. Sibylles noch Zephirs schrijven gedichten. Een stalen hart uit wolfram-draden is tegen hoge temperaturen bestand. Elsie aarzelt wel eens, maar aan twijfel schijnt ze niet onderhevig. Het ‘au-dela’ bezorgt haar geen miserie. De sibylles dragen wel individuele namen, maar bezitten daarom nog geen geweten (Jiminy Cricky? Wie weet!). De rechtspersoonlijkheid kan later nog volgen.
Wie de laatste bijdrage van de Broglie doorneemt (La nouvelle Nouvelle revue française, 1, 7, Juli 1953) wordt van links naar rechts geslingerd. Reeds in Augustus 1938 had Louis Couffignal een voorspelling gedaan, die nu profetisch lijkt. De mens in equaties werd een realiteit. De servo-mechanismen beloven voor de toekomst. De cybernetica zal pas haar wetenschappelijke hoogte bereiken wanneer de quanta-theorie, eventueel de golf-mechanica, er in opgenomen wordt. Maar of de robots daar willen van horen? Hechten wij anderzijds geloof aan de woorden van Wiener, zo nadert het uur waarop de mens iets blijvends vatten zal van het maatschappelijk raderwerk. Want men kan ook omgekeerd te werk gaan. Als er waarlijk overeenstemming bestaat tussen mechanisme en organisme, waarom dan ook geen verfijnd machine als model kiezen om de phenomenen te bestuderen die wij, in vivo, onmogelijk van binnen betrappen kunnen. Misschien is deze wetenschappelijke phenomenologie niet eens zo gecompliceerd als Heidegger's ‘Sein und Zeit’. Want in tegenstelling met de wijsbegeerte berust de cybernetica op de methode der modellen, wat nog niet zo in strijd is met ons handelen. Het waarnemen van een vorm, veeleer dan het ‘Ding an sich’, doet een reflex afspringen. De moderne reclame berust er grotelijks op. Er is iets verrassend onverwisselbaars in de vorm der dingen.
Anderhalve eeuw terug beklaagde Lagrange zich er over dat er, na Newton, niets essentieels meer te ontdekken was. Moest de man nu weerkomen, hij zou het druk hebben. Want er is werk, nu, en voor de toekomst. Er zijn gebieden te ontginnen en mensen te voeden. De Sahara is geen woestijnvlakte, maar een economische uitdaging. En wat gedaan met de vele ijsmassa's? Wij kunnen de temperatuur doen stijgen door ze met radioactieve stralen weg te smelten. Of werkjes van kleiner formaat: rivieren verleggen of hinderlijke bergkammen opruimen. Tenzij dit alles weggelegd is voor de robots. Want waarom zou de mens zich geen energie besparen? Zo blijft er meer tijd om initiatieven te nemen. Zo kan de moderne Aladin ook overdag met de wonderlamp uitgaan. Want er blijft nog robotwerk van gezelliger formaat: telegrammen sorteren, rijmwoorden uitzoeken in zes talen, pakjes knopen, of luiers uithangen. Niet alle gewoonten dienen per se met de moedermelk ingezogen. Het schijnt dat nu ook kartonnen kaarten op jacht kunnen naar misdadigers. Dat betekent extra- | |
| |
verlof voor de politie. Strehl weidt aardig uit over de betekenis van de ‘Permanent-gravers’. Zo hoeft België zich niet langer bezorgd te maken om het lot van de Italiaanse mijnwerkers. Het aantal nationale slachtoffers zal wel voldoende hoog zijn, buiten de schachten. Of een andere variante. Als de mechaniciens, bij wijze van protest b.v., weigeren het ding stil te leggen, is het best mogelijk dat wij onze antipoden van heel dicht bij zullen zien, met een schok zelfs. Toch blijft het uniform denken en vertalen een winst. Tenzij de robots overgaan tot het vormen van syndicaten. Dan wordt het hele geval al te menselijk. Wel naderen wij de dag waarop een kleine minderheid bij tijd en wijle denkt, en een grote meerderheid toekijkt, of op zoek gaat naar juke-boxes en TV-schermen. Zo kan de vrije tijd van de student plus minus samenvallen met die van de arbeider. Het best ware wel dat Dr Huskey
in zijn poging volharden zou. Want eenieder verstaat de taal van zijn groep en van zijn tijd en leert slechts met moeite een vreemde stamelen. Onze eeuw kent vele talen: Westerse en Oosterse, linkse en rechtse, deterministische en z.g. vrije. Om niet te gewagen van de dialecten en de vele variaties van variaties, en wij worden niet wijzer met woordenboeken te kopen, of esperanto te leren. Doch de mens is ingenieus, al was het door zichzelf voorbij te lopen. Het grote bezwaar tegen de robots komt veeleer uit een aesthetische hoek. Het zijn wansmakelijke gedrochten, veel lelijker dan schildpadden. Dit komt, omdat men van de mens afwijkt, en hem tegelijk wil nabootsen. Kubusstieren of bolkippen ontzenuwen minder. Misschien is het weer een kwestie van aanpassing. Wij moeten nu eenmaal met de techniek mee; haar perfectie is soms ontstellend, doch zij dwingt bewondering af. Gelukkig is de creatieve drang er niet vreemd aan. Onlangs nog heeft Dr K. Cuypers (‘Diogenes’, 4, Juni '53) die idee ontwikkeld. Reizen naar andere werelden zullen door
dezelfde scheppende drang gebeuren, die kunstwerken produceert, of tot laboratoriumproeven drijft. De mens creëert behoeften waarvan hij geen afstand meer doen kan. Want misschien worden de interplanetaire reizen op zekere dag een nijpende noodzaak. Maar met dit alles blijft het niveau-verschil. Met het gevoelige oog van het radiotoestel zijn we sneller vertrouwd dan met de instrumenten die het blind-vliegen, 's nachts, mogelijk maken. Ofschoon het éne zowel als het andere in het verlengde van onze zintuigen gaat. Kwestie van frequentie. In die verkenning schuilt veel werk voor de toekomst. De reuk van de wesp combineren met het zicht van de adelaar is een menselijke opgaaf. Want bedenken wij wel, een technische vinding kan beslissend wegen in de schaal van de toekomst, voorzeker als ze zich te vroeg manifesteert. Het is moeilijk te voorspellen (in feite: na-spellen) hoeveel kilometers de huidige taalgrens naar het Zuiden verschoven ware, indien Ambiorix of Indutiomar over een extra-verrekijker had beschikt. Wij voelen het, hoe wij de boel ook omsmijten, ergens huizen er constanten. Want met dit alles is de strijd tot paring van nieuwe gedachten of baring van een nieuwe wil nog
| |
| |
niet uitgevochten. Voeding, ademhaling, voortplanting, waar blijven wij met zoveel atavisme, met zoveel microherinneringen? Er schuilen meer mysteries in protoplasma, dan in ectoplasma. Chromosomen zijn net zo belangwekkend als atomen.
Het is nog niet gelukt de eieren te selecteren op hanen of hennen. Voorlopig moeten dus alle eieren worden uitgebroed. In de fabriek zit elke kip apart in een hokje, op een bodem van gaas. De hygiëne wordt verzorgd door een onderglijdende transportband. Langs een tweede band loopt het voer vóór de hokken, zodat de kip haar eetlust bewaart. Dit voer is keurig met vitamines en mineralen bereid. De productie moet maximaal wezen. De eieren vallen uit de bodem van het leghokje op een derde transportband. s Nachts krijgt de kip kunstlicht. Zij blijft dan dooreten en ‘leggen’. Een normaal beestje fabriceert zowat vijf en zeventig eitjes, die uit de fabriek plus minus driehonderd. Maar ‘op’ is ze en in minder dan één jaar heet ze plots soepkieken. Een gelijkaardig systeem wordt ook voor koeien bedacht. In de grote Amerikaanse autofabrieken komt weldra het personeel aan de beurt. Het zal dan wel helemaal uit zijn met de lieve continuïteit, die van het denken, die van het ervaren, die van het leven zonder meer. Ik weet zomin als Mannoury, of de Neanderthalers plantenstengels uitrafelden om ze rond hun strijdbijlen te vlechten, maar dat al wat leeft voortdurend rafelt en vlecht en vasten losknoopt, dunkt me overduidelijk voor wie ‘rafelen’ en ‘vlechten’ weet te generaliseren. Doch als de beelden van de begrippen of oordelen worden afgetrokken, zal iedere vreugde tot een momentstelling herleid wezen, voor de Homo Sapiens incluis. De intellectueel als luxe-artikel is aanvaardbaar, maar het heil van een geünifieerde ‘terra incognita’ wil er voorlopig niet in. Allicht hebben wij allen te veel verzen gelezen, Belcampo tevens. Ook hij blikt op de terreinen die nog niet door de werkelijkheid ontgonnen zijn. In ‘Voorland’ heeft hij zelfs met de kunstmens afgerekend. Zoeken wij liefst geen lijnen van geleidelijkheid of mooie arabesken a la
Couperus. Neen, de grote nieuwe sensatie werkt bruusk. Want Belcampo heeft overschot van gelijk, wanneer hij de dingen omdraait. Wij zien op naar de toekomst; hij gebruikt de verleden tijd. Het gaat niet op naar het ‘Naland’ te blikken. Hoe dan ook, de grote sensatie was de ‘gemaakte’ man. Alleen geleerden mochten hem naderen. Hij werd behandeld als een eersteling door een jonggehuwd paar. Maar dan worden die mannetjes in serie vervaardigd en als sinterklaaskoekjes op een lange plank gezet. Niet om z'er te laten, wel om ze aan het werk te krijgen. Zij doen dat veel nauwkeuriger en ijveriger dan de uit vlees en bloed geboren mensen. Aanvankelijk zijn ze de beschermelingen van de grootindustrie, maar dan gaan ze hun eigen fabrieken bouwen om zich te vermenigvuldigen. En hier citeren wij Belcampo: ‘Men is alleen uit sleur en voor de variatie nog altijd mannetjesen wijfjesmensen blijven maken, dat zat er eenmaal in en helpt bij de herkenning’. (Hier rijst zeker verzet van- | |
| |
wege de filmtrusts). ‘Trouwens de laatste tijd is een Duitse firma zich gaan toeleggen op het vervaardigen van de eenheidsmens. De resultaten zijn vrij goed en gepatenteerd. Ze hebben nog meer concentratievermogen en werken zeer nauwgezet, maar ze hebben minder pleizier. Men vindt onder hen veel postzegelverzamelaars.’ Bij een enigszins intensieve productie is het natuurlijk onmogelijk aan ieder mens een eigen gezicht en gestalte te geven. Elke afwijking van het standaardtype heeft fatale gevolgen. Dit weze dan de volmaakte sibylle, de synthese van eeuwen zoeken en denken. Zij faalt slechts op één punt. Zij kan, zomin als wij, het Orakel van Delphi oplossen, het orakel dat we zélf zijn.
|
|