| bv. het hoog aandeel der gehuwde vrouwen. Bij sommige gewestelijke bureau's maken deze laatsten 70 a 80% van het totaalcijfer uit! |
- | de bejaarde werklozen, die als onplaatsbaar dienen beschouwd; |
- | jonge werklozen, wier inkomen aan werklozensteun de ouders er doet van afzien de kosten van hun arbeidsscholing te dragen; |
- | de medeplichtigheid van werkgevers bij het verlenen van getuigschriften, enz... |
Een negatief aspect van de werkloosheidsbestrijding ligt precies in de beteugeling der misbruiken alsmede in een betere klassificatie der voor werkloosheid vergoede personen.
In een referaat, gehouden voor het Vlaams Economisch Congres (Leuven: April 1953) heb ik gepoogd de omvang van de reële werkloosheid in Vlaanderen cijfermatig te benaderen. Naar mijn persoonlijke mening zou dit cijfer schommelen tussen de 35.000 à 40.000 personen. Bij benadering zou dit cijfer de sociaal belangrijkste werkloosheid, de werkelijk economisch getroffenen, omvatten. Voor deze personen betekent de werkloosheid een echt welvaarttekort. Het verstrekt tevens een beeld van de omvang van de permanente of structurele werkloosheid in Vlaanderen-Permanent, omdat ze met grote bestendigheid voorkomt, volledig onafhankelijk dus van de normale schommelingen welke zich in het zakenleven voordoen; structureel, omdat ze in wezen berust op een onevenwicht tussen enerzijds het aanbod aan arbeidskrachten en anderzijds de plaatselijke werkgelegenheid. Bedoeld onevenwicht dateert niet van gisteren, vandaar ook dat het vraagstuk van de werkloosheid in Vlaanderen beslist niet nieuw kan worden genoemd.
Na in hoofdlijnen de voornaamste kenmerken van de structuur van de Vlaamse werkloosheid te hebben blootgelegd, kunnen wij thans overgaan tot een beknopt onderzoek betreffende de middelen tot oplossing van dit belangwekkend vraagstuk.
Een eerste zeer belangrijke conclusie treedt hierbij naar voren. Gezien het endemisch, structureel karakter van de Vlaamse werkloosheid kan voor dit vraagstuk, op korte termijn althans, geen bevredigende oplossing gevonden worden. De afdekking van dit welvaarttekort, de opslorping van de werkloosheid in de Vlaamse gewesten zal tijd, wellicht veel tijd, vergen.
Ik herhaal dat fundamenteel steeds de volgende betrekking geldt: het peil van de werkgelegenheid is een functie van de omvang van de algemene economische activiteit. In dit verband dient terdege rekening gehouden te worden met onze grote economische afhankelijkheid t.o.v. het buitenland. Van iedere F. 3 aan inkomen die in dit land verdiend worden is er gemiddeld 1 afkomstig van de buitenlandse handel. Gezien verder in het licht van ons thans reeds overspannen prijzenen kostenpeil dient terdege gewaakt voor de beveiliging van onze concurrentiepositie op de buitenlandse markten. Een zgn. ‘globale’ tewerkstellingspolitiek, m.a.w. de versteviging