| |
| |
| |
Op het scherp van de keuze
Choisir m'apparaissait non tant élire que repousser ce que je n'élisais pas...
A. Gide: Les nourritures terrestres
ONZE tijd is rijk aan problemen, zelf-gemaakte en ongevraagd opdoemende. De kunst goed te leven wordt alleszins gecompliceerd voor wie het ernstig met het leven opneemt. Uiteraard gaat het niet om ‘nieuwe’ vragen. Alleen worden zij in een scherper licht ook scherper gesteld, misschien omdat het weleer onaantastbare steeds definitiever binnen het menselijk bereik schijnt te vallen. De primordiale twijfel is er niet minder echt om. Zeker is de mens alleen van zijn eigen fysiologisch bestaan of, om het met een tegenstelling te zeggen, zeker is de mens alleen van het sterven. De dood daarentegen kan een aanloop wezen. De incubatie van het eigen leven hebben wij toch ook niet meegemaakt, tenzij in zoveel onderbewuste stadia. Aanloop of niet, het leven hier eist ons op en compliceert de dingen van uur tot uur. Het feit dat de oorlogen de mens steeds driester in de eigen psyche dreven, volstaat om de problematiek kracht bij te zetten. Alsof de wereld voortdrijft in een soort van Menschheitsdämmerung. Alle fataliteit of toevalligheid - vermeend doorgaans - terzijde gelaten, ziet het er naar uit dat de mens, door een noodwendige continuïteit in zijn existentie, veeleer dan in het leven, van zoveel ondefinieerbare factoren iets van zichzelf tracht te maken. Hij moet vooruit en marcheert met zin of tegenzin, of zonder zin. Dit vooruit-gaan is niet steeds winst en betekent veelal handelen, doen en zó maar doen. Zelfs voor de geavanceerde mens (het woord van Gide) is het gemakkelijker iets niet te willen, dan het ook niet te doen. Als dit ‘maken’, in al zijn beperking, waarlijk zo is, impliceert het existeren ook een voortdurende keuze, op velerlei fronten. Of deze zich zonder meer voltrekken kan? Het opwerpen van de vraag lijkt verdacht Kantiaans. Evenwel is het duidelijk voor wie nog zintuigen heeft dat wij, niettegenstaande alle vechten tegen enertie, door de tijd ingehaald en overwoekerd worden. Hoe dan
ook, wij handelen, zelfs met te slapen. Deze nuchtere vaststelling is de enige weg en mogelijkheid om aan een filosofisch verbalisme te ontsnappen. Daarom liefst geen normen zoeken. Evenmin doet het er toe, dat dit handelen ergens of nergens ontspringt. In het absurde wensen wij Sartre niet te volgen. Wie ‘l'engagement’ predikt kan, als wijsgeer, de meest elementaire determinering niet ontkennen. Plotseling ontbreekt de oorzaak. Het voortvloeien van daad uit keuze is dus, a priori, ongemotiveerd. Wij zouden deze zijsprong niet maken, ware het niet dat soortgelijke sofismen snel burgerrecht verwierven, zo snel dat de lezer van filosofische, of pseudo-wijsgerige werken, zich na ellenlange analyses, zonder steviger basis dan zijn eigen
| |
| |
existentie, nog niet bekocht gevoelt. Wij moeten tot onze spijt bekennen dat onze moderne kultuur en ons gevarieerde denken - in enkele richting helaas! - er in geslaagd is de weinige originele krachten, die het waagden het hoofd buiten te tralies te steken, de eigen identiteit te doen afleggen, ook op sociale gronden. Doch zulks verandert niets aan het resultaat: ons denken volgt een modelijn, maar mist zwaarte.
Tevens heeft onze eeuw zich veel steriele denkvormen eigen gemaakt. De analyse-zonder-perspectief is diep in de psychologie geslopen en, langs de zielkunde om in de literatuur, zij het dan ook om het uitkomstloze zonder analyse! Zo is b.v. de studie van de complexen veeleer tot een spirituele attractie dan tot een wetenschappelijke werkelijkheid uitgegroeid. Immers, exhaustief gekend, put ons denken de zijns-werkelijkheden uit, verbindt het namen van verschijnselen aan figuren, en herleidt deze namen tot tekens en symbolen. Parate kennis heet dat voor een deel. Deze neantisatie is naar inslag psychologisch of, bij een Sartre, wijsgerig en volkomen klassiek naar vorm. Juist daarom valt het zo moeilijk enige dwaling op zijn rekening te schuiven. En zelfs minder klassiek gesteld: waar blijven wij met zoveel existentialistisch jargon?
In abstracto staat het de mens vrij te kiezen, zelfs wanneer de keuze fictief heet. Dat is plausibel. Of wij er daarom zullen in slagen het getraliede hok te verlaten, dat ook onze spirituele bewegingen determineert, blijft een andere vraag. Immers binnen die beperkingen schijnt de ‘vrije wil’ te ageren. Maar in het ‘vrije’ van die wil schuilt heel wat noodzaak. Veel illusie dient dan ook in reserve gehouden om het ernstig met die vrijheid te kunnen opnemen. Kiezen lijkt op een van die manifestaties van de vrije wil, maar, zoals Albert Helman terecht schreef in een sinds '45 bedolven artikeltje, behelst elke keus een subtiel bedrog. Zij is de schijnbaar natuurlijke sprong van een gekooid dier, want bij alles is onze keus beperkt en uit de oneindigheid der mogelijkheden is vooraf, door hogere machten of door de tijd die ons ongewerkt wist te achterhalen, een klein lijstje samengesteld van de enkele mogelijkheden, waaruit wij mogen kiezen. En hoe dan nog? Ofwel staat de keuze gelijk met voorkeur, zonder meer, en dan betekent zij meteen het zonder strijd uitsluiten van andere kansen, die ons hoegenaamd niet beroeren, ofwel is de keuze lang geen bewijs van voorkeur en heeft ze iets van een reflex-handeling, afgestemd op de onmiddellijke realiteit van het ogenblik. Beide aspecten verschillen slechts in graad. Zij integreren geen problemen. Het beeld dat ons dichter bij de essentie brengt is dit van de gemiddelde menselijke gedraging. Want, ofschoon niet makkelijk steeds, kiezen wij niet als een kleine jongen met de neus tegen het uitstalraam geplakt. Neen, wij moeten fataal kiezen of te kiezen valt er niemendal, want op ieder ondeelbaar ogenblik is er maar één werkelijkheid. Mensen en dieren, planten en dingen moeten, zelfs wanneer zij niet willen of wil-loos zijn. Slechts van moment tot moment schijnt onze keuze vrijwillig, doch wij worden onmiskenbaar door het leven zelf gebiologeerd, te zeer zelfs om onze
| |
| |
vrijheidsillusie op lange termijn vol te houden. In omgekeerde richting ziet het proces van toeval en willekeur er minder grillig uit. Het historische perspectief komt niet zelden aan onze logica tegemoet. Het verleent op elkaar afgestemde afmetingen en kleuren aan een doorlopende reeks van momenten. Dat Caesar over de Rubicon trok bewijst dat hij onmogelijk aan gene zijde kon blijven, veeleer dan dat hij het ‘wou’. Wat niet gezegd kan van de 38ste breedtegraad. Spijtig voor de vrede, dat wij doorgaans het nodige perspectief missen. Immers de averechtse verkenning heeft niet enkel haar charme, ook haar zin. Alleen zijn wij geneigd de tijd vóór ons uit te jagen, zodra wij hem niet meer meester kunnen.
De keuze is ook angst, angst voor de wending, die wij aan het lot geven. ‘La Liberté - schrijft Sartre - coïncide en son fond avec le néant qui est au coeur de l'homme... Pour la réalité humaine, être c'est se choisir: rien ne lui vient du dehors ni du dedans non plus qu'elle puisse recevoir ou accepter’. De mens kan niet nu eens vrij en dan weer slaaf zijn. Hij is van nature vrij, of hij is het nooit. Maar neen, want hij die zichzelf als inzet stelt door een totale verantwoordelijkheid voor het eigen gedrag voor de buitenwereld op te nemen, kan zich niet blijvend op de gedane keuze beroepen. Waarom? Omdat de handeling primordiaal is, maar niet het begrip. Het schijnt alweer in functie van een complex te staan: dit van de angst! De mens is dus nooit vrij of, op ruimer plan geprojecteerd: de vrijheid als constante is een paradox, een groteske dwaling, zelfs in het sociale leven. Alleen door zich te ‘engageren’ kan de mens een zekere vrijheidsillusie bestendigen. Braafjes voorwaar, binnen vooraf beperkte grenzen en voor een gebruikelijke middelmaat, zonder te grote deining. Op hoger niveau rest er minder keuze-zuurstof. Ofschoon niet in dit verband bedoeld, vinden wij bij Ch. Morgan de stil schrijnende illustratie van het niet-gezochte isolatie-gevoel dat de uitzondering-op-haar-best beschoren is: ‘Men of genius - or women of great beauty - aren't altogether to be envied. They are more helpless than ordinary people - like a ship in a storm with too mutch sail set. And you can't help genius or beauty. You're not within reach of them. You watch, that's all!’ (Sparkenbroke, III).
En toch, indien de vrijheid voor deze boven- of buiten-middelmatige naturen in het geheel niet bestaat, veranderen, met behoud van dezelfde woorden, doelstelling en daad eenvoudig van betekenis. De fundamentele zin van iedere vrijheid, laat ze dan ook illusie wezen, hangt toch enkel en uitsluitend af van de betekenis, toegekend aan doelstelling en daad. Verder analyseren is steriel. De Sartriaanse kringloop, die zowel denkers als gevoelsmensen meesleurt, vindt zijn oorsprong in het feit dat aan iedere zinsverklaring een onverklaard axioma voorafgaat. De existentiële vraag naar het ‘zijn’ richt zich tevens op het zijn van dit axioma. Dit proces herhaalt zich ad infinitum. Zo is de vrijheid van het ik, als keuze, ook naar de geest fictief, behalve voor hen, die de nodige geest voor dit perspectief missen. Immers kiezen vergt een bewustheid die de wil richt, de wil die na veel kiezen wordt afgericht. Wat geenszins betekent,
| |
| |
dat die wil beslissen zal, zomin als het zelf-bewustzijn alleen. Het kan slechts lateraal wezen, kan zich enkel voltrekken langs de omweg van de tastbare werkelijkheid, is dus essentieel reëel voor wie het existentieel ervaart. Het zien in de binnen-wereld gaat nu eenmaal langs de buiten-wereld om. Sartre heeft voorzeker steun gezocht en gevonden bij Merleau-Ponty: ‘Il n'y a pas de vie intérieure’ (of ‘Il n'y a pas d'homme intérieur’). Fenomenologisch in orde, maar crimineel op het meer levende plan, dat wij menselijk heten. Geen sterveling ontsnapt aan de onderstroom van een ongenaakbaar maar alleszins reëel leven, dat mee de hoogste keuze bepaalt en voor een deel geweten heet. Doch hier schuilt geen problematiek. Hoogstens streeft de geest er naar met zichzelf in volkomen eenheid samen te vallen, als mystisch ervaren zaligheid, zonder grensverschuivingen. Dit in tegenstelling met de denker die zichzelf ontvlucht, om zijn ‘ik’ en de eigen situatie op een afstand te kunnen volgen. Hij heeft minder dan wie ook te kiezen, want iedere stilstand vernevelt naar de schemer van de biologische dood, die geen verdere keus laat. Hij moet dus voort als een schip in de storm met teveel wind in de zeilen. Een te lang volgehouden helderheid van geest is dodend en moordend wanneer zij haar doel mist, het doel dat wij niet kozen maar onze werkelijke bestemming is.
Daar waar het bewustzijn zich als ‘niets’ gedraagt, zal ‘le néant’ tot iets groeien. Als enige uitweg blijft de daad. Maar welke daad? Want er is toch ook een intellectuele actus - Sartre zal het niet ontkennen - die geenszins kan herleid worden tot een tot niets verplichtende recrutering. Welke verantwoordelijkheid zou het menselijk gedrag nog impliceren? Of is het nodig te onderstrepen dat spierbewegingen of begeleidende voorstellingen uiteraard secundair zijn? Evenmin gaat er noodzakelijk een opzet aan de handeling vooraf. Soortgelijke afwijkingen in regel in en om de daad behoren nu eenmaal tot het gebied van de libido. Alleen ons bewustzijn haakt onze bewegingen los van hun biologische oorsprong. Maar dan nog is er een doel (complex) in het geding, erotisch of niet. Of het kiezen - want daar gaat het om - geschiedt op een achtergrond van vermeend geluk of van een nieuw kennen en weten, steeds is het verlangen werkzaam zich te bewegen in of te vermengen met een uitgelezen derde, een onbekende die toch op een of andere wijze met het eigen-ik verwant was, allicht omdat wij haar zonder meer kozen. Niet als een jongen met de neus tegen het uitstalraam. Imperatief voorwaar, op gevaar - zij het dan ook pas later gerealiseerd - er het heiligste bezit bij in te boeten Want er is een grond voor die vaagheid, een basis hier en nu, hoe naïef het ook klinken mag, die in de integriteit van de primordiale gegevens berust, met als ring-sluiting de zo romantische polen van liefde en dood. Zo jaagt de drijfkracht van iedere intens doorleefde ervaring de vrijheid uit het aangewezen spoor, vervalt de vrijheid van het kiezen. Wij kunnen ons achteraf wel beroepen op een stel van redelijke normen - het is b.v. veiliger de uitersten te ontvluchten en zich in vage algemeenheden te verliezen, voor wie het kan althans - maar putten er niet meer wijsheid uit dan dat wij ons door het vleugje waarheids- | |
| |
liefde gesterkt voelen,
aangeboren misschien maar aanwezig bij wie zich geslingerd weet tussen daad en morele overweging. Zo is hij die zoekt om best wil wel degelijk gedoemd zijn keuze telkens weer te inventeren. Hij mag zich zelfs vrij denken, als het past. Dit zwemen naar bedrog is levensechter dan de verheven beschouwingen van de existentialist, die gestadig rond het bewustzijn toert en het niet raken kan zonder het te ontlichamen. Alleen wanneer de ervaringen, bewust tegenover elkaar geplaatst, worden afgewogen, is het mogelijk de keuze weer volwaardig in het geding te brengen en over kiezen te spreken. Onderbewuste factoren staan uiterst zelden in functie van een redelijk verdedigbare vrijheid. Daarom kunnen wij de keuze wel vrij veronderstellen, maar niet vrij denken, alvast niet als bevrijding naar geest en lichaam. Een valse veronderstelling past beter.
Het gaat niet op dit besluit fataal te heten. Wij mogen immers niet ongestraft naast de zaak en zeker niet naast het leven filosoferen door te bedenken dat wij misschien maar heel toevallig ‘gemaakt’ werden en het ik, net als ieder ding ‘anders’ kon. Dàt is geen relativisme maar steriele afwijking. Zodra de elementaire aanknoping met het leven ophoudt zijn wij verloren, ook met de beste intenties. Het simpele feit dat wij niet tegelijk naar links en naar rechts kunnen, volstaat om ons van een andere echt-heid te overtuigen. Zal het dan nooit doordringen dat het opteren voor een beslissing aan de ernst van het beslissen grenst? Dat staat in vele gevallen gelijk met het uitsluiten van verdere mogelijkheden en het eventueel kwijtspelen van de inzet, een onberekenbaar percent geluk. Dit geluk schuilt niet in de een of andere toverformule. Het leven is zo al ingewikkeld maar tevens wonder genoeg om er de hemel niet bij te betrekken. Vanzelfsprekend horen ook de mathematische kansen op geluk tot de werkelijkheid van ieder uur. Ofschoon soortgelijke speculatie beter bij de loterij-wijsheid past. Neen, als wij falen zit de fout niet zelden in ons denken: Wij gaan te snel met onze deducties en verspelen de laatste mathematische kans op zekerheid door een fundamentele ervaringsfout, deze van een te klein aantal proeven. Mis-rekening heet dan maar toeval, zelfs een lang overwogen keuze. Komt daarbij nog het perspectief dat ieder voorbij moment deformeert in functie van het huidige. Voorbestemming, erfelijkheid en zoveel gelijkzwemende factoren, zij laten weinig of geen pronostieken toe en komen minder ter sprake dan het determinisme van het moment. Zij doen ook minder ‘ter zake’.
Wie beaamt dat het probleem van de keuze aan een meer interne geluksproblematiek verbonden blijft zal, nolens volens, een categorische imperatief moeten beamen. Moeten inderdaad, zonder dat er eigenlijk te kiezen valt. Maar niet angstvallig, niet verslagen of verraden. Zelfs wanneer de zes (of zeven) werkdagen van de week in het ‘licht’ van de gepropageerde mislukking worden gesteld, dan nog is de nacht niet eindeloos. Alleen is het kwestie met eigen tijd in levend contact te staan, wat soms moed veronderstelt. Tal van vooraanstaande denkers wanen zich veilig binnen de muren van een systeem of doen anderen wanhopen binnen deze muren. Levensechter is het voorwaar het front
| |
| |
te onderkennen, waar wij nu geroepen worden. Wat ons vóór en voor de keuze aanbelangt, is dat wij een weg zien om ons vrij te vechten, dat wij de ballast van nevels en mythes afleggen om onbevangen een stukje middellijke wereld tegemoet te treden. Deze visie is ijdel wanneer het om ‘de’ vrijheid gaat. Wij ervaren het op het internationale plan. Doch niet de vrijheid is hoofdzaak, in eerste instantie alweer, wel het vormen van vrije mensen, sterk genoeg om de utopie van de vrijheid zonder verzaken te dragen. Hiertoe is het nodig evengoed onze macht als onze afhankelijkheid, evenzeer onze kracht als onze zwakheid te kennen, werkelijk naar de geest als een mathematisch gegeven te kennen. Eenmaal die noodzaak aanvaard zal de keuze bewust volgen, zonder dat wij haar inventeren. Wie het anders wil kan het anders beproeven. Maar wat baten uitvluchten en zijsprongen, tenzij die éne bevestiging dat zij ons dichter bij de interne waarde van het leven brengen, zij het dan ook langs de negatie om.
Edward THYS
|
|