Vestdijkkroniek. Jaargang 1986
(1986)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
L.G. Abell-van Soest
| |
[pagina 13]
| |
graait elke seconde van ons leven naar zich toe om die onder te brengen bij het verleden. Herinneringen verdwijnen erin, ze gaan vervagen, en aangrijpende gebeurtenissen verliezen hun emotionele geladenheid. Verdriet verliest de pijn, geluk de extase. Ononderbroken vermaalt de tijd onze seconden tot verleden tijd, onze herinneringen tot vergetelheid, en het leven kan hier niets tegen doen. Niets? Jawel, zegt Vestdijk in zijn gedicht. Wij levenden, de verliezers, kunnen de tijd enkele beelden ontfutselen door ze tot het allerlaatst in onze herinnering levend te houden en ze niét prijs te geven aan de moordende knager tijd. Vestdijk heeft als voorbeeld enkele herinneringsbeelden genoemd om ze aan de tijd te onthouden, maar hij koos voor de krachtmeting het beeld van de twee honden die bevrijd worden van hun halsbanden. Dit beeld suggereert meer dan de andere een wedloop. Het symbool is zeer origineel, zeer krachtig, koninklijk bijna, en uiterst suggestief. We hoeven ons niet helemáal weerloos op te stellen in de ongelijke strijd tussen het leven en de tijd. Eén enkel beeld houden we vast, als een drenkeling met nog slechts éen hand, waarin het kleinood, boven water. We houden dit vast tot het allerlaatste moment: tot de uiterste seconde. Dan pas kan de tijd het tot zich nemen, maar dan heeft het al veel van zijn waarde verloren, want de tijd heeft het zijn tegenstander niet kunnen ontroven. In zijn algemeenheid beschouwd komt het gedicht op mij over als de kreet van een triomfator, zeer krachtig en mannelijk, maar wanneer men uitgaat van de bijzondere omstandigheden waarin De uiterste seconde ontstond, namelijk de periode in Beekvliet, dan blijft er weinig over van het triomfantelijke. Dan komt het gedicht eerder over als een wanhoopskreet: ‘Laat ik, met de dreigende dood steeds in mijn nabijheid, mijn herinneringen vasthouden, welke die ook mogen zijn. Als ik kan terugblikken, als ik dierbare beelden uit het verleden kan vasthouden, dan is het gruwelijke heden met de immer dreigende dood tenminste enigszins dragelijk.’
Bij De doode zwanen kan men de bijzondere omstandigheden waarin het ontstond niet negeren; men moet er zelfs van uitgaan om het gedicht goed te kunnen begrijpen. Het werd geschreven op 20 augustus 1942, vijf dagen na de executie van vijf medegevangenen van Vestdijk. Deze was hier diep van onder de indruk, en zijn gevoelens verwoordde hij in dit prachtige gedicht.Ga naar eind1. | |
[pagina 14]
| |
De doode zwanen
De doode zwanen daar beneden
Roepen in vlagen klaag'lijk schril
Naar wat in zijn kunstmaat'ge vrede
Het sterven niet aanvaarden wil.
Een waterval scheidt hun gebied
Van dat der levenslust'ge zwanen;
Het zijn dezelfde vijverbanen,
De een verduisterd, de ander niet.
Bij tijd en wijle wordt er éen
Gegrepen door de waterval:
Een witte speelbal spoedt zich heen.
Die zijn gekrijsch niet baten zal.
De doode zwanen zwijgen dan,
Hoezeer zij anders roepen mogen;
Zij dragen vliezen voor hun oogen
En spelen zwemmend blindeman.
Maar dan, wanneer de nieuweling
Onder hun groep is opgenomen
En meezwemt in de schemering,
Wordt er die lokroep weer vernomen.
Is 't liefde's hunk'ring, of zijn zij
Afgunstig op het voortbestaan,
De zwanen die zijn doodgegaan?
Het maakt hun zwemmen zo onvrij,
Zoo schrijnend, steeds die hals naar boven,
Steeds met hun aandacht bij het licht,
Steeds uit om and'ren 't licht te ontrooven,
En steeds arglistig de oogen dicht
Zoodra het krijsen zich doet hooren
Waarmee, ternauwernood verzwakt
Door 't dreunen van de cataract,
De stervenden de dooden storen.
| |
[pagina 15]
| |
Twee vijvers op verschillend niveau, verbonden door een waterval. In de bovenste vijver de levende zwanen in het licht, in de onderste, verduisterde vijver de dode, en af en toe in de waterval een krijsende zwaan die van boven naar beneden stort. Centraal in dit gedicht staat het roepen van de zwanen. Soms wordt dit roepen door de dichter als klaaglijk en schril ervaren, soms als een lokroep, maar als er een zwaan door de waterval gegrepen wordt, dan overstemt zijn krijsen alles. De dode zwanen zwijgen dan; zij sluiten zelfs arglistig de ogen. Pas als de nieuweling in de groep is opgenomen gaan ze weer roepen. Dit drama in de zwanenwereld geeft nauwkeurig de geschokte gevoelens van de dichter weer. Om deze gevoelens in beeld te brengen koos hij het symbool van de zwanen, waarvan de dubbelfunctie kenmerkend is. Zwanen staan voor het licht zowel als voor de duisternis, voor de dag zowel als voor de nacht, voor het leven zowel als voor de dood. Een bijzondere eigenschap van zwanen is in de symboolfunctie opgenomen: zij schijnen stervende nog te roepen. Om deze zwanenzang zijn zij ook het attribuut van de goede dood, d.w.z. de bevrijdende, verlossende dood.Ga naar eind2. De dood in al zijn facetten kan slechts vanuit het leven befilosofeerd worden; alleen de levende kan zijn angst voor de dood kenbaar maken, zijn opstandigheid erover, zijn weemoed of bitterheid erom, zijn berusting erin of zijn verlangen ernaar. Geen enkele gebeurtenis in ons leven maakt zoveel en zoveel verschillende emoties los als de dood. Het leed rondom de dood is vaak bezongen, maar de schoonheid ervan ook. Dichters hebben ons duidelijk gemaakt dat het voorgoed ontstegen zijn aan lijden onze doden de vrede brengt die wijzelf, krachtens innige identificatie, ook in ons voelen. Maar niet alleen krachtens identificatie. Bij een afscheid voorgoed bloeien bij de achterblijvenden gevoelens van liefde op, hoe kortstondig ook. Het ontketenen van liefde en vrede is de enige ware zin van de dood. Verdriet loutert, lijden adelt, de dood verzoent, zijn overbekende uitdrukkingen waarvan de diepe waarheid niet is aan te tasten. Het opwekken van liefde heeft naast het beëindigen van lijden aan de dood het goede aspect geschonken. Voor de mannen daar in Sint Michielsgestel waren de omstandigheden uiterst penibel; de voortdurende dreiging van de dood maakte het voor hen heel moeilijk om rustig en gelaten de gebeurtenissen af te wachten. In deze onnatuurlijke omstandigheden moet de gedachte aan de immer dreigende dood vaak zeer kwellend zijn geweest, maar ook bij | |
[pagina 16]
| |
tijd en wijle bevrijdend. De martelende onzekerheid zal bij vlagen ondragelijker zijn overgekomen dan de dood zelf. Na de executie van vijf medegevangenen viel met name Vestdijk, de dichter onder hen, ten prooi aan heftige gemoedsaandoeningen. In De doode zwanen heeft hij zijn gevoelens in beeld gebracht. De dode zwanen, dat begrijpt men, zijn de in koelen bloede vermoorde gegijzelden. Door zich sterk met hen te vereenzelvigen resoneerden hun gevoelens als het ware in zijn eigen ziel en hij bracht ze in beeld met het symbool van de dode zwanen. In het schrille en klagelijke roepen, het schrijnende strekken van hun halzen naar boven, naar het licht en in hun hunkering naar liefde projecteerde hij de bittere aanklacht tegen hun onrechtmatige dood. In hun afgunst op het voortbestaan en in hun pogingen om de nog levenden het licht te ontroven bracht hij de bitterheid om het eigen lot en de jalouzie om dat der nog levenden die de dans ontsprongen waren in beeld. In het krijsen van de omlaagstortende zwaan in de waterval projecteerde hij het krijsende protest van de vijf noodlottigen die, zo al niet in werkelijkheid, dan toch innerlijk gekrijst hebben toen zij voor het vuurpeleton werden geplaatst. Uit de kunstmatige vrede in de verduisterde vijver der dode zwanen, die hun sterven niet aanvaarden willen en daarom zo onvrij zwemmen, spreekt het onvermogen om te berusten in de dood, in déze dood. Tot zover is de symboliek gemakkelijk in de gevoelens van de dichter terug te vinden. Intense pijn, smart, wanhoop, opstandigheid, krijsend protest, bitterheid, machteloze woede kunnen we eruit aflezen. Maar wat moeten we aan met de dode zwanen die hun ogen arglistig sluiten en gaan zwijgen als het krijsen van de zwaan in de waterval zich laat horen? En hoe moeten we de raadselachtige laatste regel van het gedicht verstaan? Met het beeld van de zwanen die gaan zwijgen en arglistig de ogen sluiten zodra het krijsen van de stervende zwaan in de waterval wordt gehoord, heeft de dichter op onvergelijkelijke wijze uiting gegeven aan het bittere besef dat de vrede van de dood na een koelbloedige moord nimmer kan worden ervaren. Hij liet de dode zwanen zwijgend en arglistig zich afwenden van déze dood, want hoe zouden zij hun mythologische taak: het bezingen van de goede dood ooit nog kunnen vervullen wanneer zij zulk een vreselijk sterven niét zouden verloochenen? De dood van de vijf mannen daar in Beekvliet zal nimmer een goede dood kunnen zijn. Altijd zal de schandelijke moord de berusting in hun dood beletten. Altijd zal deze dood een krijsend protest oproepen. Altijd zullen de stervende zwanen de dode storen. | |
[pagina 17]
| |
In één zin kan de betekenis van dit onvergetelijke gedicht worden samengevat: daar in Beekvliet stond voor de gegijzelden tussen het kwellende leven en de vrede van de dood altijd die godvergeten moord. |
|