Verzameling van oude en nieuwe gezangen voor alle hoogtyden des jaars(1799)–Anoniem Verzameling van oude en nieuwe gezangen voor alle hoogtyden des jaars– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] XXXVI Zangwyze No. XXXI. bladz. 64. Zou ooit des Heilands dood en lyden Den mensch van straf en dood be- vryden, Hy die voor ons zyn le- ven gaf, Moest weêr ver- ry- zen uit het graf. 2. Laat vry een steen zyn grafplaats sluiten, Een sterke wagt verdenking sluiten, Gods Almagt wordt geen perk gesteld, Zy overwint des doods geweld. 3. Vroeg, als het pas begint te lichten, Wil vriendschap nog de laatste pligten Aan Hem bewyzen, stom van rouw, ô! Hoe verschrikt de droeve vrouw, [pagina 79] [p. 79] 4. Ach! roept zy, treurig en verslagen: Men heeft het lighaam weggedragen! Neen! dus spreekt haar Gods Engel aan: Neen niet: de Heer is opgedaan. 5. Zy kan haare oogen naauw gelooven, 't Gaat al, wat zy ooit dacht, te boven; Tot zy haar' Meester zelven ziet, En Hem verrukt haar' hulde biedt. 6 Om allen twyfel af te weeren, Bleef Jesus nog op de aard' verkeeren; Zo dat zich elk verzeek'ren kon, Dat Hy de magt des doods verwon. 7. Nu is ons heil ten top gerezen, Daar 't onbetwistbaar is bewezen, Dat Hy, die ons ten Midd'laar strekt, Reeds uit den dood is opgewekt. 8. Wat zou ons nu den dood doen schroomen, Daar hem de prikkel is benomen? Wat vreest een Christen 't duister graf; Hy leeft die de overwinning gaf. 9. Laat dan het stof myn lighaam dekken, Gods Almagt zal het eens verwekken; Dan roem ik Hem, die eeuwig leeft; Die graf en dood verwonnen heeft. Vorige Volgende