Verzameling van oude en nieuwe gezangen voor alle hoogtyden des jaars(1799)–Anoniem Verzameling van oude en nieuwe gezangen voor alle hoogtyden des jaars– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 50] [p. 50] XXV. Deftig. Wat wondren moet ik hier aanschouwen! Ik zie den God van eeuwigheid, Als Kind, dat zon- der onderscheid Met ons hier ligt, wie kan 't ont- vou- wen? 2. 'k Zie hem, die alles heeft geschapen, 't Heeläl op zynen vinger draagt, En alles werkt wat hem behaagt, In de armen zyner Moeder slaapen. 3. Ik zie den Heer der Hemelschaaren, Om wien het Englendom steeds juicht, Voor wien de gantsche waereld buigt, Zig met de kleine kindren paaren. [pagina 51] [p. 51] 4. Ik zie hem haare borsten zuigen, Die alle schepslen, all' wat leeft, Het onderhoud en voedsel geeft, Als 't redenlicht ons doet getuigen. 5 Ik zie hem, die van boven dondert, En 't blixemvuur op de aard' verspreidt; Een Wichtje, dat nu lacht, dan schreit: Wie moet met niy niet staan verwonderd? 6. Met wat een' eerbied moet ik knielen Voor dit almagtig Wonderkind! Hoe moet het zyn van my bemind, Dat niet zoekt dan het heil der zielen! 7. ô Godlyk Kind, ô Heer der heeren! Wil my met lachjes van genaê, Daar ik op u myne oogen slaa, Verblyden, en uw oog toekeeren. 8. Verryk my met een' schat van gaven Beheersch met liefde toch myn hart. Vertroost my in myn' druk en smart, En voer my naar de Hemelhaven. Vorige Volgende