Verzameling van oude en nieuwe gezangen voor alle hoogtyden des jaars(1799)–Anoniem Verzameling van oude en nieuwe gezangen voor alle hoogtyden des jaars– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 4] [p. 4] II. Getrokken uit de groote Antiphoonen van den Advent, genaamd O. Tederlyk. ô Wysheid, uit God zelv' gebooren! Die al-les in uw weegschaal wikt, Voorziet, bezorgt, en zagt beschikt, Ei kom! wy wenschen u te hooren. Ja kom, en wil ons kragtig leeren Den weg, die naar den Hemel leidt, En maaken on- ze ziel bereid, Om zig oprechtlyk te be- kee- ren. [pagina 5] [p. 5] 2. ô God, die Isrels Volk geleidde, Aan Moises in het vuur verscheen, Uw Wet schreeft in den harden steen, En 't met uw gunsten overspreidde: Ach! wil tot ons ook nederkomen, Verlos ons door uw sterke hand, En voer ons naar 't beloofde Land, Dat overvloeit van vreugdestroomen. 3. ô Bloem, uit Jesses stam te wagten! Op wien de Vorsten zullen zien. Tot wien het Heidendom zal vliên, En zig door u gelukkig achten. ô Heilbloem! wil voor ons ontspruiten, Laat ons beschouwen uwe kleur, Inädemen uw' zoeten geur, En werp het slangegif naar buiten. 4. ô Gy! die zult den scepter voeren, Den sleutel draagen, die ontsluit, Wiens magt door niemand wordt gestuit; Wiens ryk ook niemand kan ontroeren: Wil toch, ô Magtige, verschynen! Verbreek de ketenen der geen', Die door benaauwdheid en geween In hun gevangenisse kwynen. 5. ô Heillicht! dat eens op moet daagen, ô Glans van 't eeuwig schittrend Licht! ô Zuivre Zon! wiens aangezigt Niets ongerechtigs kan verdraagen. Ei! kom te voorschyn uit de kimmen, Bestraal de geenen, die, ontbloot Van licht, thans, uit het land der dood, Verlangen tot u opteklimmen. [pagina 6] [p. 6] 6. ô Vorst der volken, hun verlangen! ô Hoeksteen, die de harten bindt Van Jood en Heiden, hoogst verblind: Zy zullen uwe Wet ontvangen. Kom dan, ô Heiland aller menschen! Uw liefde zy aan hun besteed; Ze zyn door U uit leem gekneed; Vervul hun zugten en hun wenschen. 7. ô God! die eens met ons zult woonen, Wiens Wetten zullen zyn betragt, Wiens komst het Heidendom verwagt, Ei! kom, en wil uw aanschyn toonen: Wil, ô Emmanuël, afdaalen, Om in den nood ons bytestaan, Te redden, en van schuld te onstlaan. Wil ons met uwe gunst bestraalen. Vorige Volgende