Verzameling van gezelschaps-liederen(1839)–Anoniem Verzameling van gezelschaps-liederen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende No. 116. Het Nut van den Wijn. Wijze: Jeunes amans, ceuillez des fleurs. Onlangs kwam een oude pruik, Met een' bril voor d' oogen, Die heeft mij van t wijngebruik, Heel wat voorgelogen ‘Boeken,’ zeî hij, ‘en geen wijn, Zijn 't, die u geleerd doen zijn.’ ‘'t Drinken maakt den mensch maar stom. 't Hindert in 't studeren: 't Zal uit Pallas heiligdom, Eeuwiglijk u weren. Boeken, boeken! en geen wijn, Zijn 't, die u geleerd doen zijn.’ [pagina 106] [p. 106] Maar ik zeî: ‘dat hebt ge mis, O gij oude muffert; Gij dronkt nooit geen' wijn gewis, Gij onnnooz'le suffert; 't Is alleen 't gebruik van wijn, Dat geleerd en wijs doet zijn.’ ‘Lees maar eens Anakreon, 't Zal u wel vermaken. Denk eens, wat hij niet al kon Grieksche verzen maken; En dat ging dan ruim zoo goed, Als gij 't ooit in 't Hollandsch doet.’ ‘Dat was wat een andre vent, Als gij met uw boeken; Wijsheid was hij steeds gewend In den wijn te zoeken; Drinkt maar, zegt hij, drinkt maar wijn, Dan zult gij verstandig zijn.’ De aarde drinkt en zon en maan, En al wat leeft, moet drinken; En ik zou dan daar nuchter staan? Niet eens helder klinken? Neen, mijn vrienden, neen, o neen! Dra was dan mijn leven heen. Vrienden! water maakt maar stom, Leert dit van de visschen; Maar met wijn keert zich dit om, Zeker, 't kan niet missen; Drinkt maar, zegt hij, drinkt maar wijn, Dan zult gij welsprekend zijn. Vorige Volgende