Verzameling van gezelschaps-liederen(1839)–Anoniem Verzameling van gezelschaps-liederen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 89] [p. 89] No. 96. Herdenking. Wij schuilden onder drupplend loover, Gedoken aan den plas; De zwaluw glipte 't weivlak over, En speelde om 't zilvren gras. Een koeltje blies met geur belaân Het leven door de wilgen blaân. Nu zwegen koeltje en lentedruppen, Geen vogel zwierf meer om, De dauw trok langs de heuveltoppen, Waar achter 't westen glom. Daar zong de Mei zijn avondlied! Wij hoorden 't en wij spraken niet. Ik zag haar aan, en, diep bewogen, Smolt ziel met ziel ineen. O tooverblik dier minlijke oogen, Wier flonkring op mij scheen! - O zoet gelispel van dien mond, Wiens adem de eerste kus verslond! Wat was 't, dat in mijn borst ontwaakte, Als ze aan de hare joeg? Een kracht, die de arendsvleuglen slaakte, En mij ten hemel droeg! Een moed, bij ramp noch dood ontzet: Klom slechts haar heil! stond zij gered! Ons dekte vreedzaam wilgenloover, De scheemring was voorbij. Het duister toog de velden over; En dralend rezen wij. Leef lang in blij herdenken voort, Gewijde stond! geheiligd oord! A.C.W. Starinch van den Wildenborch. Vorige Volgende