Verzameling van gezelschaps-liederen(1839)–Anoniem Verzameling van gezelschaps-liederen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende No. 17. Gezelligheid Wijze: Ein freyes leben führen wir. Wie 's levensvreugd ontvliedt en haat, Steeds zorg in 't oog doet lezen; - Altijd het strak en stroef gelaat, In d' eigen norschen rimpel staat, Diens vriend wil ik niet wezen bis. Ik haat het koud en stug gemoed, Dat nadenkt bij zijn vrinden; Zoo waar het staat bij hem niet goed, Die altijd afmeet wat hij doet, Waar hij zich moog' bevinden. bis. [pagina 19] [p. 19] Gij die, bij 't goud dat gij verkreegt, Niets liever doet dan tellen; Die altoos wikt en altoos weegt, En eeuwig niets dan kommer pleegt, 'k Wil m' in uw plaats niet stellen. bis. Maar hij die zorgen en gewin, Aan tafel kan verbannen; Die dart'len kan met kinderzin, Heeft zeker deugd en onschuld in, Diens geest weet zich te ontspannen. bis. Heil hem, die, wars van O! en Ach! Den vriendendisch wil smaken; Die, na de zorgen van den dag, Met mij zich gul, bij luim en lach, Een' avond wil vermaken. bis. Met hem, die als de vriendschap schonk, Bij ongetelde teugen, Gerust een glaasje meerder dronk; En op de vriendschap hartlijk klonk, Zal ik mij steeds verheugen. bis. Voor hem dan zwier ik, hem ter eer, Met blijgestemde zinnen, Den vollen beker heen en weêr; En stuur dien, trouw aan mijne leer, In éénen teug naar binnen. bis. Vorige Volgende