No. 13. Opwekking tot Zingen.
Wijze: Gij die thans met mij zijt ter jagt.
Komt, zingen wij eens uit de borst, een lied!
Wilt gij van Vaderland en Vorst, of niet?
Of kiest gij liever andre stof, -
Der min tot eer, den wijn tot lof?
Heft aan maar, vrienden! stelt slechts in, met lust!
Of dient er eerst, met blijden zin, gekust?
Een zoentje mag, vooral, geen kwaad,
En 't wekt, wanneer 't van harte gaat,
Tot zang, tot zang, tot zang!
Dat smaakt als koek en marsepijn, voorwaar!
Ik kuste, zeker, zoo 't kon zijn, een jaar;
Een jaar, ja, al mijn dagen rond,
Ofschoon er zelfs patent op stond,
Welaan! dan langer niet gemard, heft op!
En geeft aan zorg en angst in 't hart den schop
De zang is balsem voor 't gemoed,
En giet ons in 't verfrischte bloed
Weer lust, weer lust, weer lust!
|
|