| |
Een Nieuw Lied op de Kaale Moodens, Van Malbroek.
Op de Wys: Van Malbroek.
Men Vrouw die ziet men garen
Malbroek die kloeken Helt bis.
Ik hoop dat hy rust in vreeden,
Mironton ton ton mirontaine,
Ik hoop dat hy rust in vreeden,
Naar al dat groot gewelt.
| |
| |
2.[regelnummer]
Daar zyn zoo veel Malbroeken,
Mironton ton ton mirontaine,
Men zalze op gaan zoeken,
Veel Jonkmans in de schyn, bis.
En ook veel malle doeken,
En ook veel malle doeken,
Juffrouwen groot en klyn.
Die pronken als aardse Gooden,
Maar gy Simpelen bloed, bis.
Is dat een nieuw Matroone?
Is dat een nieuw Matroone?
Gelyk een klaaver zot, bis.
Al heeft het zin nog slot.
Haar Neusdoeken veels te ligt, bis.
Te spelden zynze vergeeten,
Te spelden zynze vergeeten,
| |
| |
6.[regelnummer]
Haar Koppen wilt aanschouwen
Met doeken heel ontfouwen,
Versiert met strik en lint,
Hoe zynze zo verblint, bis.
Hoe zyt gy zoo verkouwen?
Hoe zyt gy zoo verkouwen,
7.[regelnummer]
Daar zyn getroude Venters;
Het is alleby niet goed, bis.
Naar al de selderementen,
Naar al de selderementen,
Op het laatst een armen bloed.
Het Kind dat leyd bescheeten,
Men hoort niet als geschry,
Naar al dat groot slavery, bis.
Getrouwde wilt het weeten,
Getrouwde wilt het weeten,
Als Heeren in de schyn, bis.
Zy kannen zo niet zwieren,
Zy kannen zo niet zwieren,
| |
| |
10.[regelnummer]
Ik wil het liet gaan staken,
Me Pen vliegt in den hoek,
Maar laat ons drinken kloek, bis.
|
|