Openbare zomervergadering van 16 juli 1958
De traditie getrouw hield de Academie ook dit jaar haar openbare zomervergadering in de Ridderzaal van het kasteel Beauvoorde te Wulveringem.
Aanwezig waren: de heren Indestege, Bestuurder, Foncke, Onderbestuurder, De Baere, Bestendig Secretaris;
de heren Carnoy, Baekelmans, Claes, Baur, Van Eeghem, De Backer, Walschap, Kuypers, Gilliams, Rombauts, Vanderheyden, Pauwels en de E.P. Axters.
Afwezig met kennisgeving: de heren Teirlinck, Muls, Blancquaert, Schmook, Herreman, Van Loey en de E.H. Aerts, leden; de heer Van Cauwelaert, binnenlands, en de heer Endepols, buitenlands erelid.
Bij het openen van de vergadering verwelkomde de Bestuurder de overheidspersonen, o.w. de heren Senatoren Van Buggenhout en De Schepper, en begroette de letterkundigen en kunstenaars en de overige aanwezigen, die aan de uitnodiging van de Academie gevolg hadden gegeven. Hierna herdacht hij, voor de rechtstaande vergadering, onze betreurde collega de E.P. Van Mierlo, herinnerde aan de benoeming van collega Van Loey tot lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie, en feliciteerde collega Walschap met zijn 60ste verjaardag. Hij verontschuldigde degenen, die om verschillende redenen bericht van verhindering hadden gegeven en verleende het woord aan de heer J.F. Vanderheyden voor een lezing over Humanisme en Neophilologie.
De spreker wees er op hoe de Westerse humanisten door hun studie van oude klassieke schrijvers, door hun contact met Italiaanse geleerden en hun werk, door hun nieuwe opvattingen in zake de taal- en literatuurstudie er toe geleid werden belangstelling te koesteren en te wekken voor eigen verleden, eigen taal en eigen oude en eigentijdse literatuurbeoefening en -onderzoek. Betoogd werd dat, hoe paradoxaal het ook schijnen mag, deze supranationale op de classieke Oudheid gerichte beweging de teeltbodem voor de neofilologie in 't Westen heeft voorbereid.
De Bestuurder feliciteerde de spreker met deze geleerde en boeiende voordracht over een zo belangrijke stroming in de