Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1938
(1938)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 561]
| |
Ter bevordering van het Algemeen Beschaafd in Vlaanderen
| |
[pagina 562]
| |
niet den heilzamen, beschavenden invloed uit dien zij wel vermag uit te oefenen indien zij de taal van het volk zelf voorbeeldig kan spreken. Een juister inzicht in dezen toestand had er Prof. Overdiep kunnen toe brengen, zich in zijn Stilistische Grammatica, § 2, eenigszins anders uit te laten over de pogingen van hen die in Vlaanderen streven naar de verspreiding van een gesproken Algemeen Beschaafd. Bladz. 12-13 staat thans te lezen: ‘Ook is het toe te juichen, dat den Vlaming wordt geleerd, te spreken zonder Fransch accent; omdat zij dat accent waarschijnlijk niet in hun dialect maar bij hun pogingen tot beschaafd spreken hanteeren. Maar overigens zijn wij van meening, dat een stelselmatige training in een uitsprakleer als die van Prof. B. in den leerling de natuur van zijn spraak zou dooden. Wanneer de leerling nl. die leer omzette in practijk, dan zou hij 1o niet meer in staat zijn, onbevangen zijn dialect, dat is zijn “levende volkstaalvorm” te spreken, 2o in zijn beschaafd een willekeurig genormaliseerde kunstvorm laten hooren. Niet een uniforme uitspraak, maar een uniforme, algemeene schrijftaalGa naar voetnoot(1) voor “ambtelijk” verkeer, pers en wetenschap, is noodig voor een “beschaafden levensvorm” der Vlamingen. Ik wijs er nogmaals op, dat mijn bezwaren niet alleen gelden voor Zuid-, maar gelijkelijk ook voor Noord-Nederland. Prof. B. wijst er trouwens terecht op, dat het “Algemeen Beschaafd” niet een “Hollandsche” taalvorm is, maar, al sedert 1585 en vroeger, ook sterken Zuid-Nederlandschen inslag vertoont (zie ook § 9)..... Wij zullen niet trachten de zeer uiteenloopende begrenzingen van het door de taalkundigen ondersteld “Algemeen Beschaafd” te toetsen aan de werkelijkheid. Ook zonder die onzekerheid constateeren wij nl. in de werkelijkheid der taal, dat er geen feitelijk, geen werkelijk Algemeen Beschaafd “bestaat”: er is als taalrealiteit alleen een eindeloos verscheiden Persoonlijk Beschaafd: ook in dit opzicht is “taal” een orgaan in den mensch, niet iets wat in “abstracto” levend is.’ Het zou ons te ver van ons eigenlijke onderwerp afleiden, op deze en dergelijke uitlatingen hier uitvoerig te reageeren. Iemand die Vlaanderen heel wat beter kent dan Prof. Overdiep, | |
[pagina 563]
| |
namelijk Prof. de Vooys, heeft het trouwens reeds gedaan in De N. Taalg. onder den titel ‘Bezwaren tegen de term en het begrip “Algemeen Beschaafd”?’, XXXII, pp. 88-93. Het blijft, ondanks de opvattingen van Prof. Overdiep, maar al te zeker waar, dat een van de voornaamste cultureele handicaps in Vlaanderen wel degelijk de te geringe verspreiding is van een algemeen beschaafden, gesproken taalvorm. Waarom nu ook de kwestie een Belgisch-nationaal belang vertoont? Natuurlijk in de eerste plaats omdat de cultureele vooruitgang van de eene helft van het land ook het gansche land ten goede komt. Verder ook omdat de verspreiding van de kennis van het Nederlandsch onder de Fransch sprekende Belgen belemmerd wordt door het gemis aan een beschaafde spreeknorm in Vlaanderen. Walen en andere Fransch sprekenden van goeden wil vinden daartoe nog geen practische gelegenheid genoeg wanneer zij in Vlaanderen het Nederlandsch willen komen leeren. En ten slotte is er nog een psychologische factor van Belgischnationaal belang, dien ik in het bijzonder wensch te onderlijnen: Er zijn, ondanks alles, met den dag méér Vlamingen die de waardigheid van hun taal wél aanvoelen; zij doen hun best of slagen er zelfs grootendeels in om hun taal beschaafd te spreken. Het succes van een beweging als die van de Vereeniging voor Beschaafde omgangstaal is er het beste bewijs van. Maar wanneer die intellectuëele Vlamingen voortdurend constateeren dat in het onderwijs van allen aard en graad, in de openbare diensten, vóór de mikro, zelfs door ministers, bij officieele plechtigheden, enz. hun eigen taal op dialectische of gebrekkige wijze wordt verminkt, dan worden deze Vlamingen daardoor geërgerd; dan krijgen zij al te vaak den wanhopigen, en daardoor gevaarlijken indruk, dat zij niet thuis zijn, niet geëerbiedigd worden in België. Zoowel uit een algemeen cultureel oogpunt als uit een bepaald nationaal oogpunt dient dus al het mogelijke te worden gedaan om de verspreiding van het Algemeen Beschaafd taalgebruik in ons land te bevorderen. Er wordt wel eens beweerd dat dit alles wel vanzelf in orde komt; dat de kennis van het A.B. er ook nu reeds op vooruitgaat; dat wij in een overgangsstadium leven, en het alleen nog een kwestie is van tijd en geduld. Men kan inderdaad den indruk hebben dat thans in Vlaanderen met den dag beter wordt gesproken. Dit kan zelfs ten deele | |
[pagina 564]
| |
waar zijn, maar is niet in alle middens even waar. Mijn indruk is integendeel dat b.v. onder de Vlaamsche studenten thans minder goed wordt gesproken dan pas vóór den oorlog. En wat dan ook de waarheid mag zijn, zelfs het meest gewettigde optimisme ontslaat ons niet van de verplichting om den vooruitgang van het A.B. in Vlaanderen zooveel mogelijk practisch in de hand te werken en te bespoedigen. Dit zou m.i. op twee verschillende manieren moeten gebeuren, namelijk doordat aan den eenen kant zekere eischen worden gesteld aan het onderwijs, aan de militaire gegradeerden, aan de ambtenaren en bedienden van alle openbare diensten, en aan den anderen kant wordt voorzien in de practische middelen waarmee het verwerven van een betere kennis van het A.B. kan worden bevorderd. Wat betreft het stellen van eischen, zullen wij onderscheiden wat bij Openbaar Onderwijs, bij de andere departementen en ten slotte ook bij provincies en gemeenten aanbeveling verdient. | |
I. - Openbaar Onderwijs.Het Ministerie van Openbaar Onderwijs heeft reeds verscheidene omzendbrieven uitgevaardigd in verband met beschaafde uitspraak. De belangrijkste dien ik gevonden heb heet: ‘Onderrichtingen aan de schooloverheden en aan de leerkrachten met het oog op de verbetering van de omgangstaal’, gedagteekend 23 Januari 1931 en op 24 Januari 1931 afgedrukt in het Staatsblad. Hier krijgen wij inderdaad niet alleen een uitstekende motitiveering en algemeene aanbeveling, maar ook een reeks practische en duidelijk omschreven maatregelen: een deel van de taallessen moet in het bijzonder aan uitspraak-oefeningen worden gewijd; aan de leerlingen zal een speciaal cijfer op de uitspraak worden toegekend; de hoofden van de instellingen en de inspectie zullen jaarlijks verslag uitbrengen over de wijze waarop elk lid van het personeel zich naar de wenken van den omzendbrief zal hebben gedragen. Met den ijver of de nalatigheid op het gebied der uitspraak zal rekening worden gehouden bij het verleenen van ambtelijke voordeelen en bevorderingen. Nieuwe leerkrachten zullen niet voor vast kunnen benoemd worden indien de verslagen ongunstig luiden omtrent de wijze waarop zij zich uitdrukken onder hun lessen of in hun dienstbetrekkingen. En ten slotte wordt, door een reeks ‘reglementsbelangen met het oog | |
[pagina 565]
| |
op de verbetering van de omgangstaal in de onderwijsinrichtingen’ een uitsluitingscijfer ingevoerd bij de onderscheiden examens voor regenten, regentessen, onderwijzers, onderwijzeressen en bewaarschoolonderwijzeressen. Er wordt herinnerd aan de invoering van een bijzonder waardecijfer in het examen voor kantonaal opziener, bij K.B. van 27 Febr. en bij ministeriëel besluit van 28 Febr. 1930. Een dergelijk ministeriëel besluit wordt aan den omzendbrief toegevoegd wat betreft de akten van bekwaamheid tot het geven van onderwijs aan de lagere normaalscholen. Deze onderrichtingen en examen-eischen vormen een indrukwekkend geheel waarvan men de best mogelijke uitslagen mag verwachten indien zij goed worden toegepast en nog worden aangevuld wat betreft de aggregaatsexamens voor het middelbaar onderwijs en de leerkrachten van de middelbare normaalscholen. Voor een degelijke toepassing van de voorschriften zou m.i. een speciale zending van een bevoegde en gezaghebbende personaliteit gedurende enkele jaren volkomen gewettigd zijn. Deze opdracht zou bestaan in het onderzoeken van de verslagen die door de inspectie en het bestuur van de verschillende onderwijsinrichtingen worden ingediend met betrekking tot de beschaafde uitspraak van leerlingen en leerkrachten. De daartoe gecommissionneerde specialist zou de practische conclusies uit deze verslagen moeten afleiden met het oog op sancties waar het moet, maar vooral op verdere maatregelen om de onderwijs-instellingen en leerkrachten te helpen waar zij, zelfs met goeden wil, nog moeilijkheden ondervinden. Verder zou hij inspectiereizen moeten uitvoeren in de meest verschillende onderwijs-inrichtingen, voordrachten inrichten en cursussen over beschaafde uitspraak en over de methode om die te onderwijzen; zitting nemen in het grootst mogelijk aantal examencommissies voor inspecteurs en leerkrachten. En ten slotte zou in zijn bevoegdheid ook moeten liggen een bemiddelend optreden tusschen de onderwijsinrichtingen aan den eenen kant, en den staat of de provincies of de gemeenten aan den anderen kant, opdat aan de scholen de noodige materiëele toerusting voor het uitspraak-onderwijs zou worden verschaft. Verder verdienen de maatregelen van 1931 ook nog een zekere uitbreiding. Thans wordt voorzien dat de onderwijskrachten van het middelbaar onderwijs geen definitieve benoeming | |
[pagina 566]
| |
kunnen verkrijgen indien hun taal en uitspraak niet correct zijn. Maar de aggregaatsdiploma's middelbaar Onderwijs worden afgeleverd zonder speciaal cijfer - laat staan uitsluitingscijfer! - op taal en uitspraak. Er wordt op dit stuk van toekomstige leerkrachten van het hooger middelbaar Onderwijs minder geëischt dan van de onderwijzers en regenten. Ook de leerprogramma's van de toekomstige onderwijskrachten van de verschillende graden vertoonen een niet te verklaren en nog minder te wettigen verschil: Voor onderwijzers en regenten: verplichte speciale cursussen of onderdeelen van cursussen over uitspraak. Voor de toekomstige leerkrachten middelbaar onderwijs, zelfs voor de toekomstige leeraars in de talen bestaat er enkel een keuzevak phonetiek en orthophonie, dat door de meeste studenten, althans te Gent, niet eens wordt gevolgd. Men kan ons opwerpen dat bij de aggregaatsproef rekening wordt gehouden met taal en uitspraak van de recipiendarissen. Dit volstaat echter niet indien er geen speciaal waardecijfer wordt aan gehecht en indien er geen speciaal bevoegde kracht daarvoor in de jury zetelt. Zelfs indien men mag aannemen dat de professor in de paedagogiek of in de methologie van het onderwijs in de onderscheiden vakken kan oordeelen over beschaafde taal en uitspraak, ligt in deze mogelijkheid nog geen voldoende garantie. Het is ten eerste een mogelijkheid en geen zekerheid. En er blijft ten tweede een onduldbaar verschil bij de onderwijzersen regenten-examens waar wel degelijk een speciaal cijfer voor taal en uitspraak werd ingevoerd. Overigens zal een professor in de paedagogiek of zelfs in de methodeleer van een speciaal onderwijsvak nooit streng genoeg optreden tegenover een student die bijvoorbeeld schitterend aan de directe eischen van zijn examen zou voldoen, maar enkel op het gebied van taal en uitspraak te wenschen over laat. Ten slotte zal de student die weet dat hij speciaal op taal en uitspraak zal worden beoordeeld, er vanzelf toe gebracht worden om zich niet alleen bij de examenproeven, maar ook in zijn dagelijkschen omgang te oefenen in het behoorlijk spreken. Thans worden op het middelbaar onderwijs en zelfs op het normaal onderwijs van jaar tot jaar universitair gediplomeerde leerkrachten losgelaten die een dialectische of anders gebrekkige taal spreken, en waartegen in den loop van hun universitair onderwijs minder sancties bestonden dan tegen een leerling-onderwijzer of -regent. Er zou dus aan de bevoegde fa- | |
[pagina 567]
| |
culteiten van onze vier universiteiten een practisch en eensluidend voorstel moeten gevraagd worden om aan dezen wantoestand een einde te maken. Maar de beschaafde uitspraak moet niet enkel worden gevergd van het gewoon lager, middelbaar en normaal onderwijs. Dezelfde eisch dient ook te worden gesteld aan de leerlingen en leerkrachten van de conservatoria, de academies voor schoone kunsten, de technische scholen, en in algemeenen zin van om het even welke onderwijs-inrichting die van den staat afhangt of door den staat wordt gesubsidiëerd. A fortiori dient dezelfde eisch, en in nog strengeren vorm te worden gesteld aan alle inspecteurs en bestuurders in de verschillende graden van onderwijs, en aan alle ambtenaren van de centrale diensten van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, die Vlaamsche aangelegenheden te behandelen krijgen. | |
II. - Andere departementen.Ook de ambtenaren en bedienden van de andere departementen van wie de kennis van het Nederlandsch wordt vereischt, de officieren en onderofficieren van allen rang, zouden het bewijs moeten leveren dat zij keurig Nederlandsch kunnen spreken en schrijven. Wat de ambtenaren en bedienden voor het Vlaamsche land en voor het tweetalig gebied betreft, zou door het algemeen secretariaat voor de recruteering van ambtenaren en bedienden in de onderscheiden examenprogramma's een speciaal punt: ‘kennis van het correct gesproken en geschreven Nederlandsch’ dienen opgenomen te worden met dezelfde cijfers en uitsluitingsbepalingen als voor de andere hoofdvakken. Het krachtigst van al zouden dergelijke uitsluitingscijfers dienen te werken wat betreft de ambtenaren van het N.I.R. die voor de mikro optreden, en ook de gelegenheidssprekers, -declamators en -zangers, evenals de medewerkers van de omroepvereenigingen. Totnogtoe schiet het N.I.R. vaak te kort in de groote opvoedende rol die het voor de verspreiding van het A.B. te vervullen heeft. Verder dient speciaal te worden gewaakt over de keurige taalkennis van ambtenaren en bedienden die dagelijks met het Vlaamsche publiek in mondeling contact verkeeren: die van de telefoon- en telegraafdiensten, de posterijen, de tol-, belastings- | |
[pagina 568]
| |
en registratiediensten, het personeel van de ministeries, gaande van de hoogste graden tot en met dien van deurwachter. Ten slotte gelden de voorgestelde maatregelen wat betreft de onderwijs-instellingen van het Departement van Openbaar Onderwijs evengoed voor de onderwijs-instellingen bij de andere departementen, en niet het minst voor de Militaire school en voor de opleidings-instellingen voor onderofficieren. | |
III. - Provincies en Gemeenten.De bevoegde departementen, o.m. Binnenlandsche Zaken, zouden ook de middelen moeten onderzoeken om gelijkaardige eischen te doen stellen aan provincie- en gemeente-ambtenaren en -bedienden, gendarmerie en politie.
***
Het stellen van eischen, het rondsturen van omzendbrieven met aanbevelingen en instructies wat betreft de kennis van het A.B., volstaat niet. De staat moet ook de noodige practische maatregelen in het leven roepen. De gemeenten kunnen en moeten er toe gedwongen worden om aan de scholen het noodige didactische materiaal te verschaffen: leerboeken over taal en uitspraak, gramofonen en platen voor uitspraak en declamatie; radio-luisterposten in de scholen. Het zelfde geldt a fortiori voor de scholen die rechtstreeks van den staat afhangen of er door gesubsidieerd worden. Verder zouden van staatswege zooals hierboven reeds terloops werd gezegd cursussen over A.B. moeten ingericht worden voor onderwijzers en inspecteurs van het lager onderwijs zoowel als voor de leerkrachten van het Middelbaar en Normaal Onderwijs. De privaat-initiatieven voor het inrichten van dergelijke cursussen ook voor het ruimere publiek dienen aangewakkerd, samengeordend en gesubsidiëerd, mits de noodige waarborgen van degelijkheid aanwezig zijn. In de eerste plaats kan hierbij worden gedacht aan de reeds vermelde Vereeniging voor Beschaafde Omgangstaal. Ook de Hooge Raad voor Volksopvoeding en de daaraan beantwoordende diensten van het Departement van Openbaar Onderwijs, evenals de dienst der naschoolsche werken dienen het oog te houden op het groote educatieve belang van de ver- | |
[pagina 569]
| |
spreiding van het A.B. in de breedere volkslagen. Zij moeten er over waken dat cursussen in de beschaafde uitspraak veelvuldig op de programma's voorkomen. Tooneel- en declamatiewedstrijden verdienen niet allen op zichzelf, maar ook wegens hun gunstigen weerslag op de verspreiding van het Algemeen Beschaafd, bijzondere aanmoediging. Van bijzonder groot belang is het contact van Vlaamsche leerlingen en volwassenen met Noordnederlandsche beschaafd sprekende taalgenooten. De reeds bestaande actie voor wederzijdsche Noord-Zuidnederlandsche schooluitstappen en voor uitwisseling van leerkrachten en studenten verdient, zoowel wat betreft de officiëele als de particuliere initiatieven, alle aandacht van de bevoegde overheid. | |
Besluit.Uit bovenstaande overwegingen zijn, voor zoover mijn geachte toehoorders het er mee eens zijn, een aantal practische aanbevelingen te halen. Ik heb dan ook de eer, de Vlaamsche Academie in overweging te geven of zij die aanbevelingen, of een deel daarvan, niet tot de hare kan maken, en ze schriftelijk aan de bevoegde instantie laten geworden.
15-6-38. |
|