drie drukken van Poirters' meesterwerk onder den naam van Ydelheyd des Wereldts, en drie met den nieuwen titel: Het Masker van de Wereldt afgetrocken, te zamen zes uitgaven, verschenen zijn. Welnu Dr. Rombauts heeft in Studiën (1929) als zijn meening uitgedrukt, en ik deel in die overtuiging, dat bij den 2en druk van Ydelheyd aanstonds de zoogenaamde 3e druk van Het Masker aansluit: nergens, niettegenstaande onze opsporingen in Zuiden Noord-Nederland, hebben wij een 3en druk van Ydelheyd noch een 1en of 2en druk van Het Masker gevonden: de zoogezegde luxe-uitgaaf van Het Masker, de ‘derde’, zou inderdaad de eerste zijn met den nieuwen titel, en men zou haar de derde genoemd hebben omdat ze wezenlijk de derde is van het meesterwerk van Poirters, in al zijn omvormingen genomen. Vóór het einde van 1649 zouden er wel zes drukken verschenen zijn, maar niet drie als Ydelheyd en drie als Masker, doch twee als Ydelheyd en vier met den nieuwen titel.
Voor den 6en druk, die ten vroegste in het najaar van 1649 uitkwam, had Poirters zijn tekst grondig omgewerkt, en er Toemaetjens en Toeworpjes bijgevoegd. Die tekst blijft in hoofdzaak de zelfde in de volgende uitgaven, hetzij nog vóór hetzij na 's schrijvers afsterven verschenen, en moet als de volgens zijn opvatting definitieve redactie gelden. Het is dus zeker die tekst welke als basis eener critische uitgaaf dienen moet. Er bestaat een exemplaar van in de Universiteitsbibliotheek te Gent, dat volgens het titelblad de 6e druk zou zijn, doch veeleer de 7e is luidens het begin der aanspraak aan Philothea. Doch Dr. De Ronde, van Leuven, wees ons op een onbetwijfelbaar exemplaar der 6e uitgaaf, waar hij de gelukkige eigenaar van is. Ondertusschen had ik in Holland, in privaat bezit, twee onbetwijfelbare exemplaren der 7e uitgaaf gevonden. Deze drie laatste exemplaren staan nog niet vermeld in de bibliographie van Rombauts' boek.
Wij beschikken dus over materiaal genoeg om een degelijken tekst uit te geven. Ik zeg een ‘degelijken’ tekst, want een dusdanige bestaat er nog niet. Zelfs in de zoogenaamde luxeeditie, de best verzorgde, zijn er veel fouten, en ook de definitieve tekst in de 6e en 7e drukken is zonder eenige wetenschappelijke nauwlettendheid gezet en verbeterd. Het ging hier immers niet over een Plantijnschen druk van wetenschappelijke, vooral van latijnsche werken: daarvoor zouden de correctoren der groote drukkerijen met nobele ambitie gezorgd hebben.... maar wel over een ‘volksboeksken’, waar de schrijver ‘onnoosel aengheraeckt’ was, en waarvan hij zelf, verre van de drukkerij wonende, de