| |
| |
| |
Vergadering van 16 Juni 1926
Waren aanwezig: Prof. Dr. L. Scharpé, bestuurder, Prof. Dr. A. Vermeylen, onderbestuurder, en Dr. L. Goemans, bestendig secretaris;
de heeren: K. de Flou, Dr. L. Simons, G. Segers, Kan. Dr. J. Muyldermans, Kan. Am. Joos, Is. Teirlinck, F. Lateur, Prof. Dr. J. Mansion, O. Wattez, Prof. Dr. L. van Puyvelde, Prof. J. Vercoullie, Mr. Leonard Willems, Prof. Dr. A.J.J. Vandevelde, J. Jacobs, Prof. Dr. K. van de Woestyne, Prof. Dr. J. Persyn, Prof. Dr. A. van Hoonacker en J. Salsmans, werkende leden;
De heer Prof. Dr. A. Carnoy, briefwisselend lid.
Lieten zich verontschuldigen: Mej. M.E. Belpaire en Prof. Dr. M. Sabbe, werkende leden, J. van Mierlo jun. S.I., briefwisselend lid
| |
Aangeboden boeken.
Door de Regeering:
Revue de l'Université de Bruxelles: Nos 1-3, 1926 et Supplément au No 3: Thomas H. Reed, Le Gouvernement des Etats-Unis et son effet sur les relations internationales américaines.
Annales du Cercle Archéologique et historique d'Audenaerde. 5me et 6me volume.
Académie Royale de Belgique. Classe des Lettres. Mémoires, Coll. in 4o, 2me série, T. IX, fasc. 4 et dernier: Le problème de la colonisation franque et du régime agraire en Belgique, avec cartes, plans et figures, par G. des Marez.
Académie Royale de Belgique: Bulletin de la Commission Royale d'Histoire. Tome 89, IVe bull.; T. 90, Ir bull.
Door het Kon. Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, te Batavia:
Tijdschrift voor Indische Taal-, Land- en Volkenkunde. Dl. LXV. afll. 1-3, 1925.
Verhandelingen. Dl. LXVI, eerste stuk: De Sudamala in de Hindu-Javaansche Kunst, door Dr. P.V. van Stein Callenfels.
Door het Friesch Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde:
De Vrije Fries. Tijdschrift van het Genootschap. 28ste deel, afl. II.
Erratum: Blz. 428, 9de regel staat: blad was nochtans.....; die regel moet gelezen worden: blad 'n ‘uytroepinge’ aan, die wellicht op den dag zelven van
| |
| |
Het oude zuivelbedrijf in het Friesch Museum. Uitgave van het Friesch Genootschap.
Door de ‘Bayerische Akademie der Wissenschaften’, te München:
Abhandlungen. Philosophisch-philologische und historische Klasse. XXXII. Band, 2. Abhandlung.
Sitzungsberichte. Id. 1925, 3. Abh. bis Schlussheft; 1926, 1. Abh.
Door de ‘K. Universitetsbiblioteket’, te Lund:
Acta Universitatis Lundensis, Nova Series. Första avdelningen: Teologi, Juridik och Humanistika Amnen. XX, 1924.
Olaus Magnus. Historia om de Nordiska Folken. Fjärda delen. (Sjuttonde-Tjuguandra. Boken.)
Studium über die mittelniederdeutsche Urkundensprache der dänischen Königskanzlei von 1330-1430 von Johan Carlie.
Skanemalens Böjningslära av Gillis Lech.
Drie proefschriften.
Door de ‘Estados Unidos de Venezuela’:
Bolletin del Ministerio de Relaciones Exteriores. Diciembre de 1925.
Door de Gentsche afdeeling van het Davidsfonds:
Simons (Joz.), In Spanjc. (Davidsfonds Nr 211.)
Door de Schrijvers:
Kan. L. Le Clercq, bibl. aan het Groot Seminarie, Mechelen: De Vlaamsche vertalingen van Sint Franciscus van Sales' Werken.
Door de Redactie:
Abendland, Jahrgang 1, I. Juni 1926.
De Idee, Juni 1926.
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
1o) Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam. (Academia Regia Disciplinarum Neerlandica). - Wedstrijd voor Latijnsche gedichten ‘Ex Legato Hoeufftiano’. - Gedrukte omzendbrief houdende mededeeling van den uitslag van den vorigen wedstrijd en het programma van den wedstrijd voor 1927.
2o) Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde. - De Bestendige Secretaris deelt aan de Vergadering mede dat P. Jos. van Mierlo jun. S.I., in vergadering van 9 Juni werd verkozen tot lid der Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden. De Bestuurder wenscht P. van Mierlo geluk met deze onderscheiding.
| |
| |
| |
Mededeelingen namens commissien.
1o) Bestendige Commissie voor Midderlandsche Taal- en Letterkunde. - De heer Prof. Dr. L. Scharpé, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig de heeren: Prof. J. Vercoullie, voorzitter, Prof. Dr. J. Mansion, ondervoorzitter, Karel de Flou, Kan. Am. Joos, Is. Teirlinck, Dr. L. Goemans, Dr. L. Simons, Mr. L. Willems, J. Jacobs, leden, en Prof. Dr. L. Scharpé, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
1o) Lexicographische Sprokkelingen, Nr 15: Mnl. Graumonnik, graubroeder, grauwe non en grauzuster; - Mnl. geborsen? - cauteel; overenticheit? - boonelat; - jonde? - figureus? inbeet? - Lezing door Mr. L. Willems.
De Commissie besluit, onder dank voor den spreker, tot het opnemen in de Verslagen en Mededeelingen.
2o) Bestendige Commissie voor nieuwere Taal en Letterkunde. - De heer O. Wattez, secretaris, legt verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Waren aanwezig: de HH. Dr. L. Simons, voorzitter, G. Segers, ondervoorzitter, Is. Teirlinck, Kan. Dr. Muyldermans, Frank Lateur, Prof. Dr. L. Scharpé, Prof. Dr. A. Vermeylen, Dr. J. Persyn, Dr. M. Sabbe, leden, en Omer Wattez, lid-secretaris.
Aan de dagorde staat:
1o) Vondel en Gillis van Vinckenroy. - Door Dr. Jan Gessler, ter opneming in de Verslagen en Mededeelingen aangeboden. Verslagen door de HH. Sabbe en Segers.
Beide verslagen besluiten tot de opneming van het stuk van Dr. Gessler in de Verslagen en Mededeelingen. - Aangenomen door de Academie.
a) Verslag van Prof. Dr. M. Sabbe.
Dr. J. Gessler heeft de vraag, of Vondel ooit te Hasselt was, en al de bijkomstige punten met veel methode en zorg onderzocht. Zijn echt wetenschappelijk werk verdient m.i. ten volle door de Academie gepubliceerd te worden.
b) Verslag van G. Segers.
Ik heb alleszins vrede met het voorstel van mijn collega Dr Sabbe. Het werk van Dr Gessler verspreidt volle licht over een duister punt uit Vondels leven; het leert ons ook een zijner
| |
| |
veelbesproken gedichten beter begrijpen dan tot nu het geval was. Dr Gessler's Vondel en Gillis van Vinckenroy is eene belangrijke bijdrage tot de kennis van onzen grooten dichter.
Evenals Dr Sabbe wensch ik dit werk zoo spoedig mogelijk in de Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie te zien verschijnen.
2o) Willem Zeebots, van 1647 tot 1682 kloosterling in de abdij van Perk en daarna pastoor te Wakkerzeel. (Voortzetting.) - Lezing door Dr. L. Simons.
Dr. L. Simons zet zijne lezing over Willem Zeebots voort.
3o) a. Handleiding bij de praktische studie der niet-parasitaire micro-organismen. - b. Tropisch-algologische aanteekeningen. - Twee studiën door Dr. Paul van Oye, Dr. Sc. et Med., ter opneming in de Verslagen en Mededeelingen aangeboden. - Benoeming van twee leden die de stukken zullen beoordeelen. - Worden benoemd de hh. A.J.J. Vandevelde en Is. Teirlinck.
| |
Dagorde
Io) Ontwerp van Reglement voor de Bestuurscommissie. - De stemming over het ontwerp wordt tot de volgende maand verschoven.
IIo) Wedstrijden voor 1926. - Mededeeling door den Bestendigen Secretaris over de verslagen door de HH. Leden van de Keurraden uitgebracht. - Stemming.
Van de acht voor 1926 uitgeschreven prijsvragen werden er vier beantwoord:
1o) Geschiedenis en Letterkunde. - De opvatting van Vondel over de beeldende kunsten en zijn verhouding tot de kunstenaars van zijn tijd.
Prijs: 1000 fr.
Een antwoord is ingekomen onder kenspreuk: Acâryo brahmano mûrtih.
Tot leden van den Keurraad werden aangesteld de HH. Prof. Dr. Leo van Puyvelde, J. Salsmans S.I. en Prof. Dr. M. Sabbe.
De drie verslaggevers zijn het eens om te verklaren dat het ingezonden werk verdient bekroond en uitgegeven te worden, doch met dit voorbehoud dat de Schrijver rekening houde met de wenken der beoordeelaars en dat de verbeterde en persklaar gemaakte tekst nogmaals aan de keurders onderworpen worde.
| |
| |
De Academie sluit zich aan bij de voorstellen van de Jury. Schrijver van het bekroonde werk blijkt te zijn Dr. Edgar P. Van de Velde, leeraar aan het Koninklijk Atheneum te St.-Gillis (Brussel).
2o) Dialectstudie. - Men vraagt eene Klank- en Vormleer van het Brusselsch Dialect met zijn plaatselijke verscheidenheden.
Prijs: 1200 fr.
Een antwoord werd ingezonden onder kenspreuk Volharding.
Werden tot leden van den Keurraad aangesteld: Prof. J. Vercoullie, Dr. L. Goemans en Herman Teirlinck.
De drie verslaggevers zijn eenparig in hun verklaring dat het ingezonden antwoord verdient bekroond te worden. Vooraleer ter pers te gaan, zal het werk echter hier en daar nog enkele wijzigingen en verbeteringen eischen. Die wijzigingen en verbeteringen worden in de verslagen aangegeven.
De Academie gaat akkoord met de besluitselen van de HH. verslaggevers De gesloten omslag, welke het bekroonde prijsantwoord vergezelt, vermeldt den volgenden naam: Dr. G. Mazereel, insgelijks leeraar aan het Kon. Athenum te St.-Gillis (Brussel).
3o) Vak- en Kunstwoorden. - Een vakwoordenlijst van de Garenspinnerij (met inbegrip van den Garenbleek, enz., met opgave van de Fransche, Duitsche en Engelsche benamingen)
Prijs: 1200 fr.
Een antwoord werd ingezonden. Kenspreuk: Vlasnijverheid II.
Werden tot leden van den Keurraad aangesteld: Prof. J. Vercoullie, Prof. Dr. L. Scharpé en Frank Lateur.
Op verzoek van de HH. verslaggevers verzocht de Bestendige Secretaris den H.L. Claeys, vakkundige te Gent, het werk op vakkundig gebied aan een eerste onderzoek te willen onderwerpen. De H. Claeys werd bereid gevonden zulks te doen en bracht een merkwaardig verslag uit over het ingezonden antwoord. In de inleiding zijner beoordeeling zegt hij:
‘Bij een eerste overlezen van 't ingezonden werk, schijnt het wel als zou de inzender minder vertrouwd zijn met de vlasnijverheid (techniek) dan met de taalleer.
Zoo moeten we de leemte aanstippen van een aantal technische bewoordingen, de werktuigen en bijzonderlijk onderdeelen er van aanduidende, zooals zij bij de opeenvolgende nijverheidsbehandelingen en vervormingen van het vlas ge bruikt worden.
| |
| |
Het schijnt ons eenigszins de samenstelling te zijn van eene bijeengebrachte reeks vakwoorden en benamingen, opgezocht in de verschillende geraadpleegde “Idioticons” en “Woordenboeken”. We denken hier even te moeten doen opmerken dat we, in de opgesomde reeks, boeken en werken ontmoeten over vele jaren uitgegeven.
Ze kunnen dus niet heel en al in aanmerking komen, om de technische benamingen weder te geven van de zich steeds meer uitbreidende en vervormende tuigen, onderdeelen en werkwijzen, naar de zich immer meer uitbreidende opvattingen van de moderne textielnijverheid en den mechaniek-bouw opgevat.
De verklarende beschouwingen over de opgegeven technische woorden blijken ons ook eenigszins gegeven te zijn buiten eene grondige technische kennis.’
Prof. Vercoullie, eerste verslaggever, besluit zijn verslag als volgt: ‘Blijkens het zoo nauwkeurig en degelijk verslag van den heer Claeys is het duidelijk dat de auteur van Vlasnijverheid II zijn wetenschap uit boeken gehaald heeft, zonder practische kennis van het vak te bezitten en zonder in staat te zijn om de gegevens van de gewone verklarende woordenboeken te controleeren.
Daarom lijkt het niet mogelijk zijn werk voor een bekroning voor te stellen.’
De HH. Scharpé en Lateur sluiten zich hierbij aan.
4o) Geschiedenis. - Een kritische studie over den opstand van Gent tegen Philips den Goede.
Prijs: 800 fr.
Een antwoord is ingekomen met kenspreuk: Hou ende trou.
De Keurraad werd samengesteld als volgt: Dr. J. Cuvelier, Mr. L. Willems en Prof. Dr. Leo van Puyvelde.
De Keurraad is van oordeel dat het antwoord onafgewerkt is gebleven en daarenboven gedeeltelijk onleesbaar is. Hij durft dan ook geen bekroning voorstellen.
De derde verslaggever spreekt den wensch uit ‘dat deze arbeid niet zou verloren gaan en dat iemand die daartoe de be voegdheid heeft en de toewijding, dit werk in handen zou nemen om het geheel gereed te maken en het opnieuw aan de Academie ter uitgave voor te leggen’.
IIIo) Afsterven van Dr. Eugeen van Oye. - De heer K. de Flou vraagt of het niet in de bedoeling van het Bestuur der Academie ligt, in deze vergadering den onlangs overleden dichter Dr. Eugeen van Oye te herdenken. Met van Oye is immers een dichter van belang heengegaan, die de laatste ver- | |
| |
tegenwoordiger was van de zoo merkwaardige groep schrijvers, waarvan Guido Gezelle de voornaamste was. Waar een vernuft als dat van Prosper van Langendonck gehuldigd werd, mag, denk ik, Van Oye niet stilzwijgend voorbijgegaan worden.
De heer Bestuurder, Prof. Dr. L. Scharpé, brengt daarna in de volgende bewoordingen hulde aan de nagedachtenis van Dr. Eugeen van Oye:
Het verzoek, M.H., zooeven, en zoo hartelijk, uitgedrukt door ons medelid den h.K. Deflou, dat op deze vergadering hulde zou worden gebracht aan de nagedachtenis van Dr. Eugeen van Oye, vond bij U allen instemming, en ik stel het op prijs hier, uit Uw aller naam, eerbiedig den grijzen dichter te herdenken die, voor een paar dagen, ten grave werd besteld in het rustige dorp van de heilige Godelieve, op den eigensten dag toen hij zijn zes-en-tachtigste jaar zou voltooid hebben.
Sedert ettelijke jaren was zijn oud-medeleerling aan het College te Roeselare, evenals hij te Torhout geboren in het eigenste jaar 1840, Dr. De Gheldere, hem ter ruste voorgegaan. Van Oye, De Gheldere: twee namen die dadelijk in het geheugen den grooten naam wekken van hun beider meester, van Gezelle; en ook dien van den beminnelijksten aller pastoors van te lande, Hugo Verriest, wiens verdiensten om de opwekking van de Vlaamsche jeugd eerst nu maar in hun volle mate staan bekend te worden. Nu is ook Dr. Van Oye, wien onder het gewaai van zijn witte lokken, de sprankelende geestdrift en de droomzucht ook van zijn kinderjaren gaaf en frisch waren bijgebleven, zacht ingesluimerd, ten eeuwigen slaap, na veel grievend leed, in de stille extase van vroom gebed.
Guido Gezelle had al vroeg in den begaafden knaap, zijn leerling, den zin voor poëzie gewekt. Van Oye voelde zich dichter in de volheid van zijn wezen. Hoe hing hij zijn meester aan met heel zijn ziel! Zijn verzen, bij Gezelle's overlijden in November 1899 trillen van innige ontroering:
die zagen breed en verre...
Ze schouwden in de mijne eens
zoo diep, zoo zacht, zoo innig...
Ze 'n zullen 't nooit meer doen
Twee lippen zijn gesloten
die Vlaanderen wakker zongen;
de wereld van het Schoone eens. -
O spraak van ziel tot ziel! -
Hoe weinig zou men nochtans Gezelle's invloed vermoeden uit den zoo persoonlijken harpeklank van den jongen van Oye.
| |
| |
Niet alleen in dien zoetkweelenden bundel vol Weltschmerz, maangeschemer, hopeloos liefdeleed en tranenvloed, boezemwee en romantische mijmerzucht, doordreund hier en daar, verrassend genoeg! met Bardengebulder, Noordsche telgen, en nagedreun van 't wilde Noorderlied; zijn ‘Morgenschemer’ namelijk, verschenen in 1874, en de gedichten behelzend van 1856 af tot 1870 toe; maar ook in de twee latere bundels: ‘Vonken en Stralen’, met de verzen uit de jaren 1870 tot 76, en ‘In 't Blauwe’, met die uit de jaren 1876 tot 1901. Steeds jeugdig frisch van gevoel, en edel van bezieling, en uitmuntend door zangerigheid van klank en rythme; maar romantisch op en top. Die toon, zoo eigen aan Van Oye, behoudt zijn speciale bekoorlijkheid, en maakt zijn dichterlijke nalatenschap tot een der eigenaardigste uitingen van onze herlevende literatuur.
Van Oye studeerde de geneeskunde, achtereenvolgens te Leuven en te Gent; was te Leuven lid van ‘Met Tijd en Vlijt’ en de nieuw opgerichte oude ‘Kersouwe’-Kamer; te Gent van ‘'t Zal wel gaan’ en van ‘De Taal is gansch het Volk’. In 't oorlogsjaar 1870 nam hij dienst bij het Roode Kruis, en door de twee oorlogvoerende mogendheden werd hij naderhand met eereteekens vereerd. Later, te Oostende, als dokter gevestigd, wijdde hij zich met voorliefde aan de verpleging en aan de voorlichting op het punt van gezondheidsleer. Meer dan vijftig jaar, is van hem getuigd geworden, heeft hij onder het volk van Oostende gepraktiseerd en maakte hij zich bemind in zijn uitgebreiden werkkring. Diep waren de wonden, en schrijnend, welke 't Leven hem toebracht. Zoo, toen hij 't uitgilde, November 1882, als de dood hem een zijner kinderen was komen rooven:
De Dood is in mijn huis geweest -
Hij vermande zich, in vroomheid. Van zes kinderen stierven de drie jongste. Van twee zoons, die dokter waren, stierf de eerste, de veelbelovende Raphaël, legerdokter, in Frankrijk, als slachtoffer van zijn ambtsplicht (1917). De andere, Paul, is voor de Koninklijke Vlaamsche Academie een goedbekende. Herhaaldelijk reeds verschenen er wetenschappelijke bijdragen van zijn hand in de Verslagen en Mededeelingen; en op dit oogenblik zelf ligt ter bestuurtafel een nieuwe studie door hem ter uitgave aangeboden.
De drie bundels gedichten van Dr. Eugeen van Oye heb ik reeds vernoemd. Laat ik enkel nog verder aanstippen het dramatisch gedicht ‘Balder's Dood’ door de stad Antwerpen
| |
| |
bekroond (1909) en de gedramatiseerde legende van zijn lievelingsheilige, ‘Godelieve van Gistel’, dat den Driejaarlijkschen Staatsprijs bekwam (1910). Reeds vroeger, in 1881, was van hem een lyrisch drama in drie bedrijven verschenen, ‘De Nixe’ vrij bewerkt naar een dramatische schets van Alexander Puschkin; en, in 1866, ‘Hakon Jarl’, treurspel in 5 handelingen uit het Deensch van Oehlenschläger. Laat me toe - want ook op dit gebied heeft Van Oye zijn verdienste, - onder zijn verdere geschriften het boekje te vermelden, verschenen in 1893, over de Aziatische Cholera; - en de Handleiding ‘Over de eerste hulp bij plotselijke Ongevallen’, bewerkt naar voordrachten van Dr. Fr. von Esmarck, die in 1898 haar tweeden druk beleven mocht. - Als bijzonder verdienstelijk echter dient aangehaald, ditmaal op het gebied van de techniek der poëzie, de uitvoerige verhandeling, verschenen in het Bijblad van ‘Biekorf’ (1911), over ‘de Grieksche Metriek in de Nederlandsche Dichtkunst. Eene aesthetische taalstudie’.
De laatste maal dat ik den Ouden Vriend ontmoet heb, - laat me toe, M.H., met deze persoonlijke herinnering dit huldewoord te besluiten, - verleden jaar namelijk, te Dixmude, bij gelegenheid van de Yzer-bedevaart, heb ik me diep ontroerd gevoeld. In het jaarboekje van de Koninklijke Leuvensche Hoofdrederijkkamer ‘de Kersouw’, had ik een schets bijgedragen over de geschiedenis van dat Genootschap in 1842 en 1843 hersticht door Van Straelen, onzen ouden Van Even, en E.H. Schuermans. Van Oye, sedert zijn studietijd te Leuven, was Kersouwier gebleven voor het leven. Voor mij was het een welkome gelegenheid om den ouden man, ginder in zijn vereenzaming te Gistel, een hartelijken groet toe te wuiven; er aan herinnerend hoe hij van 1864 af tot 1874, en naderhand weer van 1898 bijna onafgebroken tot 1912, de jaarboekjes met verdienstelijke bijdragen had vereerd. - Zijn bijdrage voor 1903 was betiteld: Lijden. ‘Er ligt iets aangrijpends in, schreef ik, wanneer we dit wrange gedichtje nu herlezen, en het ons voor den geest rijst hoe zwaar een lijden den grijzen dichter zelf nog te doorsmaken stond... Maar troostrijk klinkt het tevens:
Hij die niet lijdt, hij die niet heeft geleden,
zal - of hij nooit bestaan had - eens vergaan,
vergeten, ongemerkt. Waartoe zulk leven,
dat “leven” niet en heet?... Alleen wellicht,
om andren, ongevraagd, het licht te schenken
die na en voor hen lijden zullen?...” Ja!
Want lijden is het wezen van het leven,
het stijgen op de ladder die omhoog
de menschheid voert ter eeuwige volmaking...
| |
| |
Die verzen vol berusting en levensernst zijn treffende uitingen van de ziel die, in langgeleden bruischende jeugd, het fiere woord had gesproken (10 Nov. 1866):
Wees man - en houd u recht, buig nooit en buig voor niemand
Dan voor de Waarheid, bruid der eeuwen, geest van God.
Of 't heelal op uw hoofd verbrokkeld nederviel,
Wees man - en houd u recht met onverschrokken ziel!’
‘Ik dank u voor die bijdrage in 't Jaarboekje!’ Met een stillen, klemmenden handdruk, en een schittering in 't helder blauwe oog, die mij in de ziel trof, was dat zijn wedergroet tot mij, toen het toeval ons, afzijds van het volksgewoel, bij elkander voerde. Het was onze laatste ontmoeting. De groet uit het verre Leuven had hem goed gedaan.....
Ik bid U om verschooning, M.H., dat ik me door mijn gevoel liet medeslepen tot het ophalen van deze persoonlijke, mij duurbare herinnering. En uit Uw aller naam breng ik, ontroerd, de hulde van ons medegevoel, bij dit heengaan, aan de diepgetroffen familie. Dr. van Oye's aandenken zal ons allen in vrome gedachtenis blijven!
IVo) Lezing door Prof. Dr. A.J.J. Vandevelde, werkend lid: De honderdste verjaring van het lichtgas te Gent.
Op voorstel van den heer Bestuurder beslist de Academie dat de lezing in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
|
|