Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1919
(1919)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Koninklijke Vlaamsche Academie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het tot plicht zijn dienst gedurende heel den tijd van den oorlog voort te zetten. Dit Bestuur treedt ook nog heden op: het stelt u voor, Mijne Heeren, eerst de verschillende zaken te regelen, die in betrekking met den oorlog staan, en alleen, in de toekomende vergadering van November, tot de verkiezing van het Bestuur voor 1920 over te gaan. Zoo gij daarmede vrede hebt, zal het intusschen het beheer der Academie blijven waarnemen, met de vaste hoop op uw welwillende medewerking te mogen rekenen.
***
Toespraak van den heer Bestuurder. - De Z.E. heer Kanunnik Amaat Joos, bestuurder, opent de vergadering met de toespraak hieronder:
Geachte Medeleden,
Welkom! Welkom! Nog eens: Welkom!... Het geheugt mij niet dat ik ooit in mijn leven dit hartelijk woord heb uitgesproken met zoo hevige aandoening als nu, en ik voel iets van de noodwendigheid het zooveel malen te zeggen als gij hier in getal aanwezig zijt......
Gevallen is eindelijk toch de springvloed van mishandeling en uitbuiting, van angst en wee, van kneveling en slavernij naar lichaam en geest. En gij, gij zijt onder de bevoorrechten, die in dat nooit geziene giertij u hebt weten boven te houden, zonder er ongeneesbare wonden van te dragen Ik wensch er u welgemeend geluk om. Nevens dien gelukwensch voor u, doe ik mijn innig rouwbeklag over hen die gedurende den oorlog bezweken zijn. Vier medeleden zullen wij nooit meer wederzien: de heeren Coopman, Dela Montagne, Prayon-van Zuylen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en Bauwens. Onder het bulderen van de kanonnen hebben zij hun oogen gesloten en den grooten langen slaap aangevangen. Helaas! zij hebben de vreugde niet genoten hun onderdrukt en vertrappeld vaderland weer vrij te zien, en de heeren Dela Montagne en Prayon-van Zuylen zijn zelfs in vreemden grond te rusten gelegd. Stil was hun begrafenis en bij niet éen van hun lijkkisten konden wij hun den lof geven waarop zij volle recht hadden door hun letterkundige verdiensten, door hun kloeke Vlaamsche overtuiging, door hun werkzaamheid en hun verkleefdheid aan onze Academie. Ik wensch dat zij in vrede rusten en dat voor ieder van hen een dienstvaardige vriend zich aanbiede om een levensbericht te schrijven dat hun geheugenis helpe bewaren. Wij vereeren immers ons zelven, als wij de nagedachtenis van onze vrienden in eere houden.
***
Wij hebben gedacht dat het onze plicht was, als inleiding tot onze vergaderingen, u te zeggen wat er onder den oorlog tusschen de Academie en den vijandelijken bezetter voorviel - en dat zal de heer Secretaris doen; alsook waarom wij onze werkzaamheden geschoist hielden - en dat neem ik voor mijn taak.
De Duitscher had, meineedig en ongerechtigd, ons vaderland aangevallen. België aanvallen was ook ons aanvallen, België's vijand was ook onze vijand. En van toen af stond het vast bij ons: Wij zouden den Duitscher, wat hij ook deed, als vijand beschouwen, hem niets toegeven uit vrijen wil, hem alles weigeren wat kon en hem weerstand beiden door werkeloosheid, het eenige, maar machtige wapen van de zwakken. En geen belangstellende bezoeken, geen beloften, geen aandringen, geen bedreiging zou ons van dien weg doen afwijken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook uit fierheid wilden wij geen vergaderingen beleggen. De vrijheid die wij hier genieten, hebben wij te lief dan dat wij u zouden samengeroepen hebben onder 't oog van een wakenden Duitscher met een revolver op zak, en wij schatten letterkunde en wetenschap te hoog dan dat wij onze verslagen zouden onderworpen hebben aan een Duitschen censor...... Met den Duitscher omgaan konden wij niet om den afkeer dien wij voor hem voelden, om de gramschap die zijn zicht in ons wekte. Hoeveel onmenschen toch, zoowel onder de meerderen als onder de minderen, hebben wij, bij hun inval, gedurende de bezetting en bij hun aftocht, niet aan 't werk gezien?... Gij kent genoeg de branden die zij stichtten, de moorden die zij pleegden, de plunderingen en rooftochten die zij ondernamen, - veelal uit louteren boozen lust tot vernietiging. Nog blijft mij iets bij van de nijpende smart, van de diepe vernedering en van de kokende verontwaardiging die ik hier ondervond bij hun herhaalde opeischingen. Wat deden zij met onze werklieden, die toch ook leden zijn van het Vlaamsche volk, dat zij, volgens hun huichelend beweren, uit de verdrukking wilden verlossen en in zijn volle recht herstellen?...... Velen van u hebben 't met mij gezien hoe zij die Vlamingen opschepten gelijk men doet met de vuilnis van de straat, hoe zij hun harteloos een laatste vaarwel aan vrouw en kinderen ontzegden, gelijk boosdoeners opsloten, gelijk getuchtigden brood en bed onthielden, gelijk vee naar vreemde streken voerden, waar zij nog enkel beschouwd werden als een domme spierkracht, die, niet uit eigen wil, maar op 't bevel van stok en kolf zou werken tot baat van den gehaten vijand, en, uitgeput, zou achtergelaten worden, gelijk vod of scherf, om, in een verlaten hoek van den vreemde, wellicht zonder een kruisken op hun graf, te worden weggestopt. Wie telt er de martelaars die onder dat Duitsche beulenwerk bezweken zijn?... Is dat niet de herhaling van de geschiedenis der slavenhandelaars in Congo, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wier weg was afgebakend door het gebeente van de achtergelaten negers?... Moordenaars van ons volk, wat gij begaan hebt, roept, huilt om wraak bij God: gij zult uw straf niet ontloopen!... (Langdurige toejuiching.) Wat passenden naam zal ik aan die wreedaards geven?.. Ik heb lang gezocht naar een woord dat voor mijn verbeelding en voor mijn gevoel al hun ruw- en woestheid zou beteekenen, samen met den gruwel, het afgrijzen, den afschuw die zij voor hen in onze harten hebben opgehoopt. Maar ik heb niets gevonden, en onze taal, ofschoon zoo rijk, heeft mij niet kunnen gerieven. Wonder echter is dat niet, want de taal loopt het bestaan der dingen niet vooruit, en de Duitscher, zooals hij zïch hier kennen deed, was een ongekend verschijnsel. Sommigen noemen hem barbaar: 't is hem te veel eer en te weinig schande aandoen, want het verzwijgt de helft van zijn schuldigheid De Duitscher, zooals zeer velen zich hier voordeden, is iets met het hart van een barbaar, ja, maar gediend, tot schande voor de wetenschap, door een verlichten geest uit de XXste eeuw!
Wij hadden, onder den oorlog, niet enkel, als gewone vaderlanders onze plichten te vervullen, maar de omstandigheden hadden ons, leden van uw bestuur, als wakers aangesteld over de trouw en de eer van onze Koninklijke Instelling. Mijne Heeren, - ik mag het verklaren in 't zicht van heel België, - die trouw hebben wij vast en onbezweken, die eer hebben wij gaaf en onbevlekt behouden. Veler oogen, zoo in 't binnen- als in 't buitenland, waren op ons gevestigd; daarom hebben wij elke gelegenheid waargenomen om aan de Duitschers en aan de belagers van de Academie te toonen dat er tusschen ons en den bezetter een onoverbrugbare kloof lag. Door den heer Secretaris werden de kunststukken van de Academie zoo wel geborgen dat zij aan 't oog van de Duitsche speurhonden ontsnapten en niets er van in hun rooversklauwen viel: onze schat blijft ongerept. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met uiterste stiptheid hebben wij onze plaats bekleed in al de vaderlandsche betoogingen die geduld werden. Met andere officiëele corpsen hebben wij naar Berlijn geprotesteerd tegen de onwettige aanmatigingen van den Raad van Vlaanderen; en had mij, die de jongste ben, daartoe de moed ontbroken, dan zou ik dien gevonden hebben bij mijn twee veel oudere collega's de heeren de Pauw en Gailliard, die uitriepen: ‘Wij protesteeren, al verbande men ons naar Duitschland!’ Zoohaast Koning Albert de Hoofdstad was binnengereden, stuurden wij Zijn Majesteit onzen gelukwensch voor de bevrijding van ons land en de dapperheid die Hij daarin aan den dag legde En hier mag ik niet nalaten, bij deze onze eerste vergadering, van op dit spreekgestoelte, aan Koning Albert, onzen doorluchtigen Beschermheer, de hulde van onze diepe erkentelijkheid te bieden en u allen uit te noodigen zijn gevierden naam toe te juichen voor de wijze woorden die Zijn Majesteit in zijn troonrede ten voordeele van de Vlamingen gesproken heeft. Zoo zeide onze Vorst: ‘De noodzakelijkheid van een vruchtbare eendracht vereischt de oprechte samenwerking van al de kinderen van een zelfde vaderland zonder onderscheid van oorsprong of taal; op dit gebied der talen zal de strengste gelijkheid en de volstrekste rechtvaardigheidszin voorzitten bij het uitwerken der ontwerpen, die de Regeering aan de nationale vertegenwoordiging onderwerpen zal. Op die wijze zal een verstandhouding ontstaan die de eenheid en onverdeelbaarheid van het Land bestendigen zullen, zooals zij zich gedurende den oorlog geopenbaard hebben door zooveel bloedoffers. Een wederkeerige eerbied der belangen van Vlamingen en Walen moet het Bestuur doordringen, elkeen de zekerheid geven in zijn taal verstaan te worden en hem zijn volle verstandelijke ontwikkeling te verzekeren, namelijk in het hooger onderwijs. Dat de ambtenaar, de magistraat, de officier de taal moeten kennen van hen die zij besturen, is een grondregel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der billijkheid. Het belang zelf van het Land brengt mee dat elk van onze twee bevolkingen in haar taal ten volle haar persoonlijkheid, haar oorspronkelijkheid, haar verstandelijke gaven en haar aanleg voor kunst ontwikkelen kunne.’ (Toejuiching.)
Die woorden van den Vorst zijn de erkenning van de menigvuldige grieven waaronder de Vlamingen tachtig jaar leden en waarvan zij evenlang de herstelling vroegen. Die woorden zijn een machtige steun voor de Vlamingen: nooit hebben wij iets dergelijks uit een koningsmond vernomen. Mogen wij nu op volle rechten hopen?..... Zie, moeder Vlaanderen steekt haar handen uit, bespat met het bloed van de offers die zij tot bevrijding van België bracht, want voor de overgroote helft waren 't Vlaamsche zonen die op de vuurlijn vochten en vielen. Voortaan beroepen wij ons, niet alleen op den rechtvaardigheidszin van onze wetgevers, maar op verplichte dankbaarheid voor het vergoten bloed en de daaruit gevolgde vrijheid. Die woorden zijn een weerlegging van de bewering dat het inwilligen van de Vlaamsche eischen onvermijdelijk de verdeeldheid in België zou bestendigen. Onvermijdelijk ja is nijd en twist en tweedracht in een land waar burgers zijn van eersten en tweeden lang, beschermden en verlaten, gewenschten en gedulden, erkenden en ontkenden. Alléen gelijke rechten brengen toenadering, verstandhouding en eendracht. Die woorden zijn nog een weerlegging van de andere bewering dat wij, Vlamingen, ons enkel kunnen volmaken langs den vreemde om. De natuur is daar en met haar de ondervinding om te bewijzen dat een volk dán maar tot zijn spoedigste hoogste ontwikkeling komt, wanneer, in heel zijn opleiding, zijn eigen geaardheid en oorspronkelijkheid tot grondslag dient. België in zijn geheel kan zijn opperste schoonheid niet bereiken door kunstmatige en voor ons doodelijke eenvormigheid, maar door natuurlijke en daarom vruchtbare verscheidenheid. En de eigene schoonheid van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlaanderen komt te baat aan België, waarvan het de grootste helft is.
Door de woorden van den Koning te omschrijven zooals ik deed, ben ik niet buiten ons gebied gegaan. Wij zijn leden van een Academie voor taal en letterkunde. En de algemeene geschiedenis van de letterkunde leert dat bij alle volkeren minachting en miskenning taal en letterkunde doen achteruitgaan of kwijnen, terwijl tijden van vrije krachtontplooiing altijd loutering van de taal en opbloei van de letterkunde medebrengen. (Levendig handgeklap.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitsluiting van Leden der Academie. -Den 16 November 1918, zond het Bestuur den navolgenden brief aan den Weledelen Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten, ter uitsluiting van Leden der Academie, die zich, gedurende den oorlog, ten dienste der Duitsche Overheid stelden, of zich Duitschgezind getoond hebben, inzonderheid van hen die lid van den zoogezegden ‘Raad van Vlaanderen’ geweest zijn of die een benoeming aan de Vlaamsch-Duitsche Hoogeschool aanvaard hebben: Gent, den 16 November 1918. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
droeve taak vervullen uw aandacht te vestigen op de onvaderlandsche houding van zekere Leden der Academie ten opzichte van de Duitsche Overheid: zijn deze Leden hun plicht niet te buiten gegaan jegens onzen Koning, jegens hun Vaderland, jegens de Koninklijke Vlaamsche Academie en jegens hun Medeleden? Wij vragen ons ten anderen af, of wij nog mogen zitting houden met personen, die door den Koning uit de Leopoldsorde werden geschrapt, en die aldus als onwaardig moeten beschouwd worden nog langer deel uit te maken van eene Instelling als de Koninklijke Vlaamsche Academie, waarvan onze Vorst de beschermheer is. Aan dezen brief werd, door ons schrijven van 31 December 1918, beleefd herinnerd. Naderhand, naar inlichtingen die uit het Ministerie waren gekomen, bleek het ons, dat het voorstel tot uitsluiting van de Academie zelve diende uit te gaan. Dientengevolge, hoe beschamend het voor ons ook was, Leden bij de Regeering te moeten aanklagen en om dezer uitsluiting te moeten verzoeken, schreef het Bestuur, op 16 Januari 1919, aan den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Weledelen Heer Minister, om aan dien hoogen ambtenaar de namen van de, naar zijn oordeel, uit te sluiten leden op te geven. Het Bestuur maakte van de gelegenheid gebruik, om er op te wijzen, dat, in zekere middens, de Academie wel van medeplichtigheid zou kunnen verdacht worden, zoo wij niet handelend optraden. Trouwens, in die middens scheen men te vergeten, dat onze Leden, alhoewel door de Academie verkozen, toch door Koninklijk Besluit benoemd worden en dat aldus enkel een dergelijk besluit ons kan ontbinden.
Bij brieve van 1n Februari (eerst den 7n ontvangen), schreef echter de Weled. Heer Minister aan den Bestendigen Secretaris, dat ‘aangezien de verkiezingen voor werkende en briefwisselende leden en voor buitenlandsche eereleden, in gewone zitting door de werkende Leden geschieden, de door het Bestuur voorgedragen uitsluitingen alleen op voorstel van een dergelijke vergadering kunnen gebeuren en door een Koninklijk Besluit bekrachtigd worden’; hij noodigde den Bestendigen Secretaris dan ook uit, met dit doel onverwijld een zitting te beleggen en er hem verslag over te doen. De Heer Minister vestigde verder de aandacht van den Secretaris, op de omstandigheid, dat de medegedeelde lijst van uit te sluiten leden den naam niet behelst van den heer Julius Persyn, briefwisselend lid, over wien hij ongunstige inlichtingen ontvangen heeft. ‘Gelief te onderzoeken - voegt de Heer Minister hierbij - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of Gij dien heer waardig acht, nog deel uit te maken van uw geleerde Instelling’.
Geachte Medeleden,
Aan dit schrijven gevolg gevende, vervult het Bestuur de bedroevende taak, U thans een voorstel tot uitsluiting van Leden, ter beraadslaging voor te leggen.
De Academie sluit zich bij dit voorstel aan en beslist hierop als volgt:
‘De Koninklijke Vlaamsche Academie, in haar eerste vergadering na den oorlog, gehouden op 26 Februari 1919;
aangezien Leden dier Instelling, gedurende den vierjarigen oorlog, waaronder ons geliefd Belgisch Vaderland vanwege de Duitschers zoo bitter te lijden had, onder de Duitsche overheersching een onvaderlandsche houding gehad hebben;
aangezien genoemde Leden zich ten dienste der Duitsche Overheid gesteld hebben, dàt zij zich aan Duitschgezindheid erg hebben bezondigd en met den Vijand hebben geheuld;
aangezien eenigen onder hen lid van den zoogezegden “Raad van Vlaanderen” geweest zijn, of een benoeming aan de Vlaamsch-Duitsche Hoogeschool te Gent hebben aanvaard;
aangezien zij, zoo doende, hun plicht te buiten zijn gegaan jegens den Koning, jegens hun Vaderland, jegens de Koninklijke Vlaamsche Academie en jegens hun Medeleden;
aangezien de bedoelde Leden, die een benoeming in de Leopoldsorde bekwamen, door een Koninklijk Besluit uit het Boek dier Orde werden geschrapt, en aldus als onwaar- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dig mogen beschouwd worden nog langer deel uit te maken van een Instelling als de Koninklijke Vlaamsche Academie, waarvan onze Vorst de Beschermheer is;
op voorstel van het Bestuur;
met eenparigheid van stemmen der aanwezige Leden, heeft de uitsluiting der volgende heeren beslistGa naar voetnoot(1):
Mr. Julius Obrie, uit Gent; - Dr. Willem de Vreese, uit Gent; - Mr. Paul Bellefroid, uit Hasselt, - werkende leden;
Hipp. Haerynck, uit Brussel; - R. Vanden Berghe, uit Gent; - Ingenieur Edmond Fabri, uit Gent; - en Mr. Lod. Dosfel, uit Dendermonde, - briefwisselende leden.
De Buitenlandsche Eereleden, wier namen hier volgen, welke allen in Duitschland te huis hooren, worden insgelijks uit de lijsten der Academie geschrapt. Het zijn de heeren: Leo Tepe van Heemstede, te Oberlahnstein (Pruisen); - Dr. Friedrich Jostes, te Munster (Westfalen); - Dr. Friedrich Kluge, te Freiburg im Breisgau; - Dr. Gustav Roethe, te Westend bei Berlin; - Dr. Johan Bolte, te Berlin; - Dr. Wilhelm Schluter, te Dorpat (Rusland), - en Dr. Wilhelm Seelmann, te Berlin.
De Koninklijke Vlaamsche Academie heeft de eer deze beslissing, ter bekrachtiging, aan Zijn Majesteit den Koning voor te leggen.’
- Mededeeling hiervan zal onmiddellijk aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten gegeven worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘De Nieuwe Gazet’, van Antwerpen, in het nr van 10-11 Februari, blz. 2, sprekende van de uitsluiting van zekere leden uit de Academie Royale de Belgique, vroeg: ‘Wanneer zal de Koninklijke Vlaamsche Academie soortgelijk geluid laten hooren? Men hoort zoo weinig van dat geleerd Korps. Waarom komt het achter anderen gehinkt? Er is nochtans werk op den winkel... Het is reeds te kras dat de Pers eene Academie moet aanzetten haar vaderlandschen plicht te vervullen.’
Hierop schreef de Bestendige Secretaris, den 14 Februari, aan den heer Hoofdopsteller van genoemd blad: ‘Daar het Hof van Beroep, sedert 25 October 1914, zijn intrek in het gebouw der Koninklijke Vlaamsche Academie genomen heeft en dit gebouw enkel sinds deze week weder te onzer beschikking gesteld is, was het aan de Academie niet mogelijk haar werkzaamheden te hervatten Thans is haar eerste vergadering na den oorlog op 26n dezer gesteld Wees gerust, de Academie kent haar plicht en moet daartoe niet aangezet worden.’
***
Adres aan Z.M den Koning. - Den 25 November 1918, zond het Bestuur der Academie het navolgend adres aan den Koning, ter gelegenheid van zijn plechtige intrede te Brussel op 22 November: Gent, den 25 November 1918. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
grondgebied, is nu groot onder de groote landen, en de Mogendheden roemen het om zijn trouw aan 't verpande woord en zijn stoutheid in 't bevechten van den overmachtigen vijand. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.1o) De Academie op grove wijze beleedigd: Protest vanwege het Bestuur. - Met het oog op de beleedigingen, die tegen de Academie, in een naamloos geschrift, werden uitgebracht, zond het Bestuur, den 16 November 1918, protest als hieronder aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gent, den 16 November 1918. 2o) Het Hof van Beroep, dat door de Duitschers uit het Gerechtshof wordt gezet, neemt zijn intrek in het Academiegebouw. - Den 25 October 1914, ontving het Bestuur der Academie, vanwege den heer Burgemeester der stad Gent, de navolgende opeisching: DE BURGEMEESTER, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Z E heer Kanunnik Amaat Joos, bestuurder der Academie, door de tijdsomstandigheden verhinderd zijnde zich naar Gent te begeven, besloten de heeren Jhr. Mr. Nap. de Pauw, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris, aan het verzoek van den heer Burgemeester gevolg te geven en zonden hem den brief hieronder: Gent, 26 October 1914. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Des anderendaags, had Jhr. de PauwGa naar voetnoot(1) een onderhoud met den Heer Burgemeester en legde hem de wenschen der Academie uit Zooals blijkt uit een brief (31 October 1914) van den Heer Eersten Voorzitter van het Beroepshof, werd aan genoemde wenschen volkomen voldoening gegeven.
Bij brieve van 8 Februari 1919 (in het Fransch gesteld), gericht tot den heer Bestuurder, spreekt de heer Alexis Callier, procureur-generaal, zijn hartelijken dank uit en dien van den Heer Eersten Voorzitter, alsmede van al de Leden van het Hof van Beroep, voor de in het Academiegebouw genoten gastvrijheid. Tevens wenscht hij de Academie geluk met de kranige houding, die zij, in droeve omstandigheden, tegenover de Duitsche Bezetting heeft weten aan te nemen.
3o) De Duitsche Overheid verzoekt de Academie haar werkzaamheden te hervatten: het Bestuur verklaart aan dit verzoek geen gevolg te kunnen geven. - Verslag door den Bestendigen Secretaris - De zaak gaf aanleiding tot de hieronder volgende briefwisseling:
a) Brief van den heer Ecker (28 April 1915), voorzitter van het Burgerlijk Beheer (Kaiserliche Zivilverwaltung) voor de provincie Oost-Vlaanderen; antwoord van het Bestuur (8 Mei 1915):
Gent, den 28 April 1915.
Aan de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal en Letterkunde wordt hierbij beleefd medegedeeld, dat de Etappen Inspektion van de 4. armee instemt met de her- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opening van de Instelling, en het Postkantoor in Gent gelast heeft, aan de Medeleden der Academie, die zulks verlangen, pasporten te verstrekken. Hierbij gaan de noodige getuigschriften aangaande het heropenen der Academie, die aan de Medeleden kunnen gezonden worden, om daarmêe pasporten te verkrijgenGa naar voetnoot(1). Wat het staatsbudget voor het dienstjaar 1915 betreft, zoo verzoek ik, mij opgave te verstrekken van de voor dit jaar vereischte uitgaven. Ecker.
Ik veroorloof mij een enkele opmerking: de heer Ecker verklaart ‘in te stemmen’ met de heropening der Academie, juist alsof wij om die ‘heropening’ verzocht hadden. Welnu ik verklaar dat het Bestuur der Koninklijke Vlaamsche Academie, dienaangaande, niet de minste stappen bij de Duitsche Overheid gedaan heeft.
Den 8 Mei, kwam het Bestuur bijeen, om kennis te nemen van mijn ontwerp van antwoord aan President Ecker; het werd volkomen goedgekeurd:
Gent, 8 Mei 1915.
Mijnheer de President,
Als antwoord op uw schrijven van 28 April ll. (Nr 6145), hebben wij de eer UEd. in bedenking te geven, dat, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aangezien het Hof van Beroep sedert October laatstleden zijn intrek in het Academiegebouw genomen heeft, het vooralsnog de Koninklijke Vlaamsche Academie niet mogelijk zal zijn hare vergaderingen te hernemenGa naar voetnoot(1).
In de tegenwoordige tijdsomstandigheden, zou overigens onze Koninklijke Instelling de gewenschte gemoedsrust niet kunnen hebben, om met vrucht hare werkzaamheid voort te zetten.
Vele onzer Leden werden verplicht hunne woonplaats te verlaten en hun adres is ons thans onbekend. Ten anderen, niettegenstaande uw beleefd aanbod voor het bekomen van de noodige passen, zou de reis naar Gent voor de meesten onder hen zeer lastig, zoo niet onmogelijk zijn.
De Onderbestuurder,
De Bestuurder,
De Bestendige Secretaris,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
b) Brief door den heer Dr. P. Tack, algemeen bestuurder aan het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten (3n April 1917), aan den Bestendigen Secretaris der Academie gezonden:
Brussel, den 3 April 1917.
Mijnheer de Bestendige Secretaris,
Gelieve ons uiterlijk vóór 25 April, door bemiddeling van den Voorzitter van het Burgerlijk Beheer der Provincie Oost-Vlaanderen, verslag in te dienen over den toestand der Koninklijke Vlaamsche Academie, hare werkzaamheden sedert het begin van den oorlog, het aantal Leden welke tegenwoordig in het land verblijven, de pogingen die Gij in het werk gesteld hebt om den regelmatigen gang der werkzaamheden te verzekeren, de werken die op hunne voltooiïng wachten, de beoordeeling en uitspraak der prijskampen enz. Tevens verzoeken wij U, de Leden van de Academie bijeen te roepen voor de vergadering van de maand April (met de dagorde door het Reglement voor deze maand voorgeschreven) en de noodige maatregelen te treffen voor de algemeene vergadering der maand Juni. Hoogachtend, De Algemeene Bestuurder, Dr. P. Tack.
Op voorstel van den Bestendigen Secretaris, werd door het Bestuur op genoemden brief (ons echter eerst den 13 April ter hand gesteld) geantwoord in dezer voege: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gent, 19 April 1917.
Mijnheer de Algemeene Bestuurder,
Den 25 October 1914, zond de Heer Burgemeester der stad Gent, de hieronder volgende opersching aan den Heer Bestuurder der Koninklijke Vlaamsche Academie: De Burgemeester, Ten gevolge van deze opeisching, waren wij genoodzaakt het Academiegebouw te verlaten: tot op den dag van heden is dit nog steeds door het Hof van Beroep bezet gebleven.
Vanwege den Heer Voorzitter der ‘Kaiserlich-Zivilverwaltung’ te Gent, ontvingen wij, den 28 April 1915, het onderstaande schrijven: Gent, den 28 April 1915.
Aan de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal en Letterkunde wordt hierbij beleefd medegedeeld, dat de Etappen-Inspektion van de 4. Armee | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
instemtGa naar voetnoot(1) met de heropening van de Instelling, en het Postkantoor in Gent gelast heeft, aan de Medeleden der Academie, die zulks verlangen, pasporten te verstrekken. Hierbij gaan de noodige getuigschriften aangaande het heropenen der Academie, die aan de Medeleden kunnen gezonden worden, om daarmêe pasporten te verkrijgen. Wat het staatsbudget voor het dienstjaar 1915 betreft, zoo verzoek ik, mij opgave te verstrekken van de voor dit jaar vereischte uitgaven. Ecker.
Op dit schrijven volgde tot antwoord:
Gent, den 8 Mei 1915.
Mijnheer de President,
Als antwoord op uw schrijven van 28 April ll. (Nr 6145), hebben wij de eer UEd. in bedenking te geven, dat, aangezien het Hof van Beroep sedert October laatstleden zijn intrek in het Academiegebouw genomen heeft, het vooralsnog de Koninklijke Vlaamsche Academie niet mogelijk zal zijn hare vergaderingen te hernemen. In de tegenwoordige tijdsomstandigheden, zou overigens onze Koninklijke Instelling de gewenschte gemoedsrust niet kunnen hebben, om met vrucht hare werkzaamheid voort te zetten. Vele onzer Leden werden verplicht hunne woonplaats te verlaten, en hun adres is ons thans onbekend. Ten anderen, niettegenstaande uw beleefd aanbod voor het bekomen van de noodige passen, zou de reis naar Gent voor de meesten onder hen zeer lastig, zoo niet onmogelijk zijn.
De onderbestuurder,
De Bestuurder,
De Bestendige Secretaris,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In dien brief ligt grootendeels ons antwoord op uw schrijven van 3 April (eerst den 13 dezer ontvangen), waarbij Gij onzen Bestendigen Secretaris o.m. verzoekt ‘de Leden der Academie voor de vergadering van de maand April bijeen te roepen en tevens de noodige maatregelen te treffen voor de algemeene vergadering der maand Juni’.
Wij voegen hierbij: Sedert 25 October 1914, heeft de Academie hare werkzaamheden moeten schorsen; wij weten volstrekt met, hoeveel onzer Leden thans in het land verblijven; om verschillende redenen, was de Academie genoodzaakt het voortzetten van de in druk zijnde uitgaven stil te leggen; van de beoordeeling van prijskampen is er ook geen spraak kunnen zijn: overigens, het was aan de schrijvers van prijsantwoorden onmogelijk hun werk in te zenden. Hoogachtend,
De Onderbestuurder,
De Bestuurder,
De Bestendige Secretaris,
c) Brief van den heer Dr. P. Tack, waarbij deze op zijn verzoek van 3 April 1917 terugkomt:
Brussel, den 11 September 1918.
Mijnheer de Bestendige Secretaris,
Als gevolg op een schrijven van den Heer Verwaltungschef in dato 7 dezer, Nr III, 2154/18, en op grond van art. 4 en 5 van het Reglement der Koninklijke Vlaamsche Academie, verzoek ik U, eene zitting der Academie te beleggen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor de aangelegenheid der passen en het onderkomen van buiten Gent verblijvende Medeleden, voor de lokalen en de schikkingen met het Meldeamt, zal de Heer Voorzitter van het Burgerlijk Beheer zorg dragen, weshalve ik U verzoek U met hem in verbinding te willen stellen.
De Algemeene Bestuurder, Dr. P. Tack.
*
Den 22 September 1918, ontving ik, vanwege den Voorzitter van het Burgerlijk Beheer, de hieronder volgende uitnoodiging, op een gedrukt strookje papier van 0m 18 × 0m 105, dat geplooid was, met het adres buiten, op de wijze van de dwangbevelen aan de belastingschuldigen gezonden!:
Der Praesident der Zivilverwaltung
Gent, den 21. 9. 1918.
Zwecks Besprechung mit Freiherrn Dr. von ReitzensteinGa naar voetnoot(1) ersuche ich Sie ergebenst, am Montag, 23. 9. 18 vormittags 10-12 Uhr, auf dem Buro der Zivilverwaltung fur die Provinz Ostflandern in Gent, Gouvernementstraat, Nr 1, vorzusprechen.
An Herrn Gaillard, Gent.
Nog denzelfden dag zond ik tot antwoord:
De Heer Edw. Gailliard, bestendige Secretaris der Koninklijke Vlaamsche Academie, is gedurende verschillende weken erg ziek geweest: hij mag nog niet uitgaan. Het zal hem | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
derhalve niet mogelijk zijn, aan de uitnoodiging van den Heer Voorzitter van het Burgerlijk Beheer der provincie Oost-Vlaanderen gevolg te geven.
Op bovenstaanden brief van den heer Dr. Tack werd geantwoord als volgt:
Gent, den 23 September 1918. Mijnheer de Algemeene Bestuurder,
Ik heb uw geëerd schrijven ontvangen van 11 dezer, mij eerst den 20n ter hand gesteld, waarbij Gij mij nogmaals verzoekt eene vergadering der Koninklijke Vlaamsche Academie te beleggen en mij, wat de maatregelen ter uitvoering betreft, met den Heer Voorzitter van het Burgerlijk Beheer der provincie Oost-Vlaanderen te willen verstaan.
Naar ik meen, wees mijn brief van 19 April 1917 zeer duidelijk op de vele moeilijkheden die met het bijeenroepen onzer Leden moeten gepaard gaan.
Ten eerste, wij beschikken niet over het Academiegebouw, daar, sedert meer dan drie jaar, het Hof van Beroep er zijn intrek genomen heeft.
Ten anderen, onze Leden zijn verspreid, van velen weten wij niet waar; enkelen verkeeren zelfs in het buitenland: voor de meesten onder hen zal de reis naar Gent, vrij lastig, ja totaal onmogelijk zijn. Betaamt het overigens wel, na een zoo langdurige scheiding, dat onze Koninklijke Instelling thans zitting houde, zonder dat al de Leden de vergadering kunnen bijwonen?
Het Archief der Academie is voor ons ontoegankelijk: om aan het Hof van Beroep de onontbeerlijke plaats te verschaffen, was ik genoodzaakt onze papieren, met haast, in alle hoeken en kanten te bergen. Eerst na de ontruiming van het gebouw, zal ik het Archief weer in orde kunnen brengen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over een der gewichtigste punten onzer besprekingen nl. de beoordeeling der prijsvragen, kunnen wij niet eens beraadslagen, omdat de mededingers de gelegenheid niet hadden hun werk bij mij in te dienen.
De Bestendige Commissiën der Academie kunnen niet bijeenkomen, alhoewel hun werkzaamheid een zeer aanzienlijk deel uitmaakt van de dagorde onzer vergaderingen. Behooren hun leden niet eerst in staat gesteld, de te bespreken zaken te regelen?
Wat nut zou overigens, in den tegenwoordigen toestand van ons Land, eene vergadering wel hebben, dewijl deze niet regelmatig zitting kan houden en de desnoods te nemen besluiten ook niet regelmatig kan uitvoeren?
Zullen, ten slotte, de Leden over de gewenschte gemoedsrust beschikken, om met vrucht de werkzaamheden der Academie voort te zetten?
Ik ben zoo vrij U dit alles in bedenking te geven. Ongetwijfeld zult Gij met mij van gevoelen zijn, dat het vooralsnog onnuttig is, met den Heer Voorzitter van genoemd Burgerlijk Beheer in nadere bespreking te treden. In elk geval, zal ik de eer hebben aan dien hoogen ambtenaar afschrift van mijn brief te laten geworden.
Hoogachtend,
De Bestendige Secretaris,
*
Aan den Voorzitter van het Burgerlijk Beheer schreef ik: Gent, den 23 September 1918.
Mijnheer de Voorzitter,
Bij brieve van 11 September (eerst den 20 dezer ontvangen), verzoekt mij nogmaals de Heer Dr. P. Tack, algemeen bestuurder aan het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eene vergadering der Koninklijke Vlaamsche Academie te beleggen en mij dienaangaande met U te verstaan. Ik heb, op het schrijven van den Heer Dr. Tack, als hieronder geantwoord:..... (Zie het stuk hierboven.) Hoogachtend,
De Bestendige Secretaris,
*
Den 12 October, ontving echter de Bestendige Secretaris, van den heer Dr. P. Tack, den brief hieronder: Brussel, den 4 October 1918.
Heer Bestendige Secretaris,
Ik heb de eer U met aandrang te verzoeken, onverwijld gevolg te geven aan mijn schrijven van 11 September jl., Nr 2 30/2/1558. Indien ik uiterlijk op 15 dezer maand geen antwoord ontving op bovengenoemd schrijven, zou ik dit beschouwen als een weigering om er aan te voldoen.
De Algemeene Bestuurder,
Men lette wel op de zonderlinge handelwijze van den heer Tack: ware dit schrijven uitgegaan van ons wettelijk Belgisch Bestuur, dan zou de Heer Minister eenvoudig de aandacht er op gevestigd hebben, dat zijn brief was onbeantwoord gebleven en om een spoedig antwoord verzocht hebben. - De heer Dr. P. Tack slaat maar seffens een aanmatigenden toon aan: zou men niet zeggen, dat hij den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
invloed ondergaan heeft van het autocratisch bestuur, waaronder hij een tijdje gediend heeft?
Ik antwoordde:
Gent, den 12 October 1918.
Mijnheer de Algemeene Bestuurder,
Als antwoord op uw brief van 4 dezer (den 11 ontvangen), heb ik de eer U te berichten dat ik uw schrijven van 11 September reeds den 23 derzelfde maand beantwoord heb. De brief zal thans wel in uwe handen gekomen zijn. Hoogachtend,
De Bestendige Secretaris,
*
De heer Dr. P. Tack spreekt van ‘weigering’.
Welnu, wij bekennen het rechtuit: de antwoorden van 8 Mei 1915, van 19 April 1917 en van 23 September 1918, beteekenen vast een ‘weigering’ van onzentwege. Kon en mocht het wel anders?
Overigens, buiten de vele redenen van stoffelijken en van zedelijken aard, door ons bijgebracht, was er nog eene, die hoogst gewichtig heeten mocht en die wij vast besloten waren ten slotte te laten gelden: ‘Eene Academie mag zich aan geen welkdanige censuur onderwerpen; wil onze Koninklijke Instelling hare eer naar waarde handhaven, dan dient zij dit hoofdbeginsel getrouw te blijven’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ware er nader aangedrongen, dan zouden wij dan ook vrijmoedig verklaard hebben, den last, dien de bezettende Overheid ons wilde opdringen, op ons niet te kunnen nemen.
De Bestendige Secretaris,
***
4o) De ‘Raad van Vlaanderen’. Protest door het Bestuur der Academie. - Naar aanleiding van van de protesten tegen den ‘Raad van Vlaanderen’, welke te Gent van officiëele korpsen zijn uitgegaan, heeft, op 9 Februari 1918, het Bestuur der Koninklijke Vlaamsche Academie het hieronder volgend protest gezonden aan Graaf von Hertling, kanselier van het Duitsche Rijk, te Berlijn:
Gent, 9 Februari 19 8.
Excellentie,
Alhoewel de Koninklijke Vlaamsche Academie thans, door droeve tijdsomstandigheden, verhinderd is hare Leden bijeen te roepen, rekent het Bestuur het zich tot plicht, in eigen naam, luide te verklaren dat het geenszins instemt met de werking van den zoogezegden ‘Raad van Vlaanderen’, die, zonder eenig mandaat van het Vlaamsche Volk ontvangen te hebben, toch namens ditzelfde Vlaamsche Volk wil spreken en handelen. Het Bestuur sluit zich aan bij de krachtige protesten, die reeds van verschillende officiëele korpsen zijn uitgegaan, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en spreekt bij deze gelegenheid nog eens zijn trouw uit aan het Belgisch Vaderland en aan zijn Koning.
De Onderbestuurder,
De Bestuurder,
De Bestendige Secretaris,
Op ons verzoek, werd dit stuk, door tusschenkomst van den Voorzitter van het Burgerlijk Beheer te Gent, aan Graaf von Hertling overgemaakt.
*
Mag hier herinnerd worden aan het feit, dat, op 12 Maart 1918, door de ‘Activisten’ een plakkaat getiteld ‘Lollekensprotesten’, te Gent werd aangeplakt, waarin van bovenstaand stuk als volgt gesproken werd: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lollekensprotesten. De Vlaamsche Academie.De Franskiljonsbende door de Belgische Regeering in de Academie gesmokkeld, met den grootsten Franskiljon van Vlaanderen, den Bestendigen Secretaris aan 't hoofd, moest ook protesteeren. Tegen wat? Tegen zijne jaarwedde die hij, om niet te werken, van de Duitschers opstrijkt, misschien; neen, om tegen zijn eigen volk, dat zich vrij maakt, te protesteeren. Hoeveel waren ze? Drij geheele! En dat spreekt namens de Vlaamsche Academie!
De Bestendige Secretaris antwoordt hierop eenvoudig: Horresco referens! - Meer niet.
*** | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5o) De brochure ‘Mauvais Patriotes’. - Aantijgingen in genoemde brochure tegen de Koninklijke Vlaamsche Academie gericht. - Over het bezoek, den 13 April 1915, door den Heer Voorzitter van het Burgerlijk Beheer voor de provincie Oost-Vlaanderen aan de Academie gebracht. - Aanteekeningen en protest, namens het Bestuur, door den Bestendigen Secretaris. - Er verscheen in de maand Augustus 1915, te Gent, een brochure met titel ‘Mauvais Patriotes’, waarin de Koninklijke Vlaamsche Academie op de grofste wijze beleedigd wordt. Op blz. 17 leest men:
‘.... Coupable aussi la démarche faite par des membres de l'Académie flamande auprès du gouverneur allemand de la Flandre Orientale. Ils l'ont invité à se rendre à l'Académie, l'y ont reçu, lui ont exposé les griefs des flamingants et lui ont demandé que le gouvernement allemand leur accorde la flamandisation de l'Université de Gand. Faut-il manquer de patriotisme pour aller demander à l'envahisseur une mesure que seul le gouvernement belge est en droit de prendre? On devine la pensée machiavélique qui a inspiré cette démarche: les flamingants espèrent que si le gouvernement allemand entre dans leurs vues, le gouvernement belge se trouvera à son retour en présence du fait accompli et qu'il ne pourra plus “déflamandiser” l'Université de Gand. Pour atteindre ce résultat, les flamingants marchent à pieds joints sur leurs sentiments patriotiques et s'abaissent jusqu'à demander des faveurs à l'envahisseur!’
Dit geschrift is niet onderteekend! Liegen en lasteren vallen aldus gemakkelijk! Wij kennen hem derhalve niet, - en zullen zijn naam wellicht nooit te weten komen, - den schrijver van deze smaad- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volle aantijgingen, tegen onze geliefde Academie gericht.
Wat moet men denken van een man, die praatjes welke geen stand houden, die nieuwsjes uit de greppel gaat oprapen, om eene Staatsinstelling als de onze lasterlijk aan te vallen? Trouwens, Leden der Academie, - ‘des membres de l'Académie’, - als dusdanig genomen, mogen, namens deze, noch uitnoodigingen doen, noch iemand in het Academiegebouw officiëel ontvangen: zij hebben niets aan wie ook te vragen. Weet schrijver niet, dat de Vlaamsche Academie, - evenals de Académie de Belgique, te Brussel, - een Bestuur heeft, dat alleen verantwoordelijk is, dat hare zaken gadeslaat en regelt?
Zulk een aanval mag niet onbeantwoord blijven. Maar eerst en vooral dient aan eenige feiten herin nerd, die het gedrag der Academie in een helder daglicht stellen: er zal allicht blijken dat zij gansch onverdiend werd beschuldigd.
***
Rond 1n April 1915, ontving ik van den heer Dr. Willem de Vreese het hieronder volgende schrijven:
‘Weet Gij nog, of kunt Ge vinden, hoeveel het crediet van de Brusselsche Academie bedraagt? Als je me terstond kondt bescheid geven, zou ik daarmede zeer gebaat zijn Onze Academie heeft immers 32 duizend frank, niet waar? Of is het 39 duizend?’
Zonder meer, antwoordde ik, dat het crediet der Academie fr. 38.900 bedraagt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een paar dagen later, kwam Dr. de Vreese bij mij: ik kon algauw bemerken, dat hij over zaken, de Academie betreffende, met de Duitsche Overheid in betrekking was, en ik zei hem: ‘Ik kan niet aan nemen, dat er iets buiten mijn weet gedaan worde. Er dient derhalve aan mij geschreven’.
De heer de Vreese stelde mij volkomen gerust: ‘Zijne bedoeling was geenszins inbreuk op mijn recht te maken. De Duitsche President van het Civiel Bestuur, de heer Ecker, was bij hem geweest om over de Bibliotheek der Hoogeschool te spreken; hij wist dat hij, Willem de Vreese, lid was van de Vlaamsche Academie en had toevallig over deze gehandeld. De heer Ecker had nu besloten, - zei hij, - een bezoek aan het Academiegebouw te brengen’.
Ik antwoordde, dat ik daaromtrent officieel bericht verwachtte, en, met het oog op mijn ziekelijken toestand - (ik zat sedert zes maanden op mijn kamer), - voegde ik hierbij, dat ik er persoonlijk geen bezwaar in zag, zoo hij, Willem de Vreese, dit bezoek bijwoonde.
*
Hier zij terloops gezegd, dat wij, Vlaamsche Academie, niet gerechtigd waren dit bezoek af te wijzen: de heer Ecker maakte gebruik van zijn gezag. Daaitegen hadden wij niets in te brengen en konden dan ook enkel en alleen ons daarbij neerleggen.
*
Dr. W. de Vreese sprak mij verder van de begrooting der Academie. Den 28 April, schreef hij mij, onder meer als volgt:
‘Zooeven heb ik visite ontvangen van President Ecker, die mij mededeelt, dat de Etappen-Inspectie geen bezwaar ziet tegen het hervatten onzer weikzaamheden.... De President verzoekt om een ontwerp-budget voor 1915, waarop zou staan, links wat we in 1914 gehad hebben; daarnaast rechts, wat we | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in 1915 vermoedelijk zullen noodig hebben. Hij meent dat wij, zonder moeite, 30 duizend frank zullen krijgen, en raadt aan, de raming in dien zin op te stellen.... Hij schrijft U daarover officiëel, dit mijn schrijven is niets meer dan een vriendschappelijk berichtje, om je voorloopig op de hoogte te brengen.’
‘De Etappen-Inspectie zag dus geen bezwaar tegen het hervatten onzer werkzaamheden!’ Maar, wie had daarvan gesproken? Van het Bestuur der Academie was trouwens niet het minste voorstel, niet het minste verzoek uitgegaan. In elk geval, vroeg ik nogmaals aan Dr. de Vreese, dat mij daarover door de Duitsche Overheid zou geschreven worden.
*
Met mijn herhaald verzoek om officiëele mededeelingen te ontvangen, werd door de Duitsche Overheid in het geheel geen rekenschap gehouden: heb ik het recht niet te meenen, dat de heer Dr. de Vreese opzettelijk nagelaten heeft, deze met mijn wensch in kennis te stellen?
Den 29 Mei schreef mij genoemde heer:
‘... Met een zekere spijt heb ik van Obrie ook gehoord, dat Gij er uwe verbazing hebt over uitgesproken, dat de Duitschers zich altijd tot mij wenden, of hoe Gij dat ook moogt gezegd hebben. Ik heb u immers van naaldeke tot draadje alles uiteengedaan: de visite van Jostes, daarna die van Ecker, hoe ik dezen naar U heb verwezen, enz. Ik heb die menschen niet geroepen, en toen ze kwamen, heb ik geen vrijheid gevonden, e hun de deur te wijzen. Trouwens, ik zou wel willen weten, wie dat zou gedaan hebben....’
Praatjes! De heer de Vreese spreekt zich zelven tegen Hij had heel eenvoudig aan den heer Ecker te doen opmerken, dat er een ‘Bestendige Secretaris’ was, en dat deze alleen behoorde aangesproken.
*
Zonderling genoeg, ik ontving den 9 April, door een boodschapper van den heer Ecker, mondeling bericht dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het bezoek dien dag, in den namiddag, zou' plaats hebben. En onmiddellijk daarop, vanwege Dr. de Vreese het navolgend schrijven: ‘Nadat, dezen morgen vroeg, de boodschapper van President Ecker bij mij weg was’, - (hij was dus eerst bij den heer de Vreese geweest), - ‘heb ik gemerkt dat het weer niet zeer gunstig is, en waarschijnlijk voor U zeer ongeschikt is. Wat zegt Gij er van? Het spreekt van zelf, meen ik, dat wij volkomen het recht hebben ons te excuseeren, en te verzoeken, dat bezoek uit te stellen en te laten plaats hebben op een dag, als het schoon weer is, althans voor U onschadelijk.....’
En 's anderendaags, 10 April:
‘Zooeven is President Ecker hier geweest. Hij heeft mij de keus gelaten voor den dag der visite: Maan-, Dins- of Woensdag, 's namiddags te 4 uur. En ik zal dus den dag kiezen, waarop het zoo'n goed weer is, dat het uitgaan U geen kwaad kan...’
Eindelijk, den 13 April, een kaart met:
‘Ik krijg bericht, dat President Ecker dezen namiddag te 5 uur, Duitsche tijd, de Academie wil bezoeken’.
De heer Ecker kent dus alleen Willem de Vreese: de Bestendige Secretaris wordt heelemaal ter zijde gesteld!
Wat moest, wat kon ik evenwel doen? Moest ik weigeren? Moest ik bijgevolg Dr. de Vreese verloochenen? Moest ik ongeldig verklaren wat hij gedaan had? Men vergete niet dat wij nog maar in April 1915 waren. Sedert dien zijn weliswaar zonderlinge zaken gebeurd, die de handelwijze van den heer de Vreese kunnen uitleggen. Toen stelde ik nog volkomen vertrouwen in hem en had nog het recht niet hem te verdenken.
*
Den 9 April had ik den heer Jhr. Nap. de Pauw, onderbestuurder der Academie, tot het bezoek uitgenoodigd. Hij antwoordde mij: ‘Waarde Collega, Het is mij onmogelijk U te vergezellen; ik heb eene hevige valling.’ - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op mijn uitnoodiging van 12 April, volgde van zijnentwege dit antwoord: ‘Waarde Collega, Ik zal U deze week niet kunnen vergezellen; de dokter verbiedt mij uit te gaan’. - Ik verzocht evenwel Mr. Julius Obrie, het bezoek te willen bijwonen: hij aanvaardde.
Wat er onder het bezoek door den heer Ecker en door den heer W. de Vreese gezegd werd, kan ik mij niet volkomen meer herinneren. Enkel weet ik nog, dat op de vraag van den heer Ecker, waarom wij onze werkzaamheden niet zouden hernemen, ik geantwoord heb: ‘Omdat wij ons aan de Duitsche censuur niet kunnen onderwerpen’. Ik ben, in elk geval, volstrekt zeker dat er van Vlaamsche Beweging en van Vlaamsche Hoogeschool, hoegenaamd geen spraak is geweest.
Heel de zaak is aldus opgehelderd. Daarenboven heb ik klaar en duidelijk vastgesteld, dat de heer Ecker voor zooveel wij weten, zijn bezoek uit eigen beweging - althans niet op het verzoek van het Bestuur der Academie - gedaan heeft: Wij, Kanunnik AMAAT JOOS, bestuurder, Jhr. Mr. NAP. DE PAUW, onderbestuurder, en EDW. GAILLIARD, bestendige secretaris, - die alleen het recht hebben om in naam der Koninklijke Vlaamsche Academie te handelen, - wij verklaren, op de plechtigste wijze, dat wij nooit iets - hetzij persoonlijk, hetzij gezamenlijk - wat het ook wezen moge, aan de Duitsche Overheid gevraagd hebben.
*
De heer Ecker heeft, met de heeren de Vreese en Obrie, het Academiegebouw doorwandeld en de bibliotheekzalen bezichtigd. (Ik was in mijn kabinet gebleven.) Het bezoek heeft een twintigtal minuten geduurd.
* | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het gerucht heeft in de stad geloopen, - nog altijd straatpraatjes, - dat de Heer Procureur-Generaal van het Hof van Beroep het voornemen had opgevat, tegen het bezoek van den heer Ecker bij de Academie protest in te dienen: wij zouden in het Academiegebouw - alsdan het Hof van Beroep - gedrongen zijn, zonder ooit het Hof te verwittigen.
Bij het afstaan van het Academiegebouw ten dienste van het Hof van Beroep, hadden wij wel degelijk ons het recht voorbehouden, onder meer, tot de Secretarie toegang te hebben: de Heer Eerste Voorzitter had mij zelfs gezegd, ‘zonder het Hof te moeten verwittigen’. Van zulke vrijheid wilde ik geen gebruik maken. Ook, eerst den 9 April, en vervolgens den 13 van die maand, heb ik aan den heer Procureur-Generaal, die in mijn cabinet zijn intrek genomen had, door tusschenkomst van zijn griffier laten weten, dat ik, in den namiddag, over mijn kantoor wenschte te beschikken. Wij hebben dus eenvoudig van ons recht gebruik gemaakt.
De Onderbestuurder,
De Bestuurder,
De Bestendige Secretaris,
6o) Afgestorven Leden. - Gedurende den oorlog zijn ons verschillende Leden ontvallen, te weten:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De hieronder volgende buitenlandsche eereleden, uit Holland, zijn insgelijks sedert het uitbreken van den oorlog overleden: De heeren Dr. J H J. Kern, Prof. H. Quack, en Dr. Johan Winkler - In Engeland, overleed te Londen (Clapham), de heer W.H. James Weale.
7o) Budget der Academie (Oorlogsjaren):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8o) Prijsvragen voor 1915, 1916, 1917, 1818 en 1919 uitgeschreven. (Zie Versl. en Meded., jaarg. 1914, blzz. 789-800.) - Ten gevolge van de schorsing harer werkzaamheden gedurende den oorlog, beschikt de Academie over het noodige geld niet, om de wedstrijden te behouden, die voor de jaren 1915, 1916, 1917, 1918 en 1919 werden uitgeschreven.
Het Bestuur verzoekt de personen, die een van bedoelde prijsvragen beantwoord hebben, hun stuk, uiterlijk vóór 31 Mei 1919, bij den Bestendigen Secretaris (Koningstraat, Nr 18, te Geni) in te zenden Vervolgens zal de Academie de zaak, om advies, naar de Commissie voor Prijsvragen verzenden.
9o) Commissie tot regeling van het gebruik der nationale talen. - Door Koninklijk Besluit van 15 October 1917, uit Le Havre, heeft de Belgische Regeering, aan onzen geachten Collega, den heer Omer Wattez, het voorzitterschap opgedragen van de Commissie door haar ingesteld tot regeling van het gebruik der twee nationale talen. Wij wenschen den heer Wattez geluk met die benoeming.
10o) Gentsche Hoogeschool: Honderdste verjaring van haar bestaan. De Academie tot de feestviering uitgenoodigd. - Brief van 13 October 1917, waarbij Rector en Senaat van ‘'s Rijks Hoogeschool’ te Gent, den Z.E. heer Kanunnik Amaat joos, bestuurder der Koninklijke Vlaamsche Academie, uitnoodigen tot de plechtige openbare vergadering, te houden tot herdenking van de honderdste verjating van haar bestaan, en onze Koninklijke Instelling verzoeken, zich door een afvaardiging bij de plechtigheid te laten vertegenwoordigen.
Het Bestuur der Academie heeft aan deze uitnoodiging geen gevolg kunnen geven. Wel scheen het zijn plicht, aan de feestviering van de Gentsche Hoogeschool deel te nemen, dewijl deze zich op het 25e verjaarfeest der Academie in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1911 heeft laten vertegenwoordigen en alsdan onze Instelling met een adres heeft vereerd. De toestand was echter deze niet meer van voorheen: de ‘Gentsche Hoogeschool’ van toen was uitgegaan van de Duitsche Overheid en had niet geaarzeld zich tot die Overheid te wenden, om hare vervlaamsching te bekomen; zoo doende had zij zich vijandig aangesteld tegen de Belgische Regeering, die nochtans van plan is de zaak der Vlaamsche Hoogeschool, in overeenstemming met de welgekende wenschen van het Vlaamsche Volk, op te lossen: dit blijkt duidelijk uit de troonrede, door den Koning uitgesproken ter gelegenheid van zijn plechtige intrede te Brussel op 22 November 1918.
11o) Hoogeschool van Leuven. Herstelling der Boekerij, door de Duitschers, op 25 Augustus 1914, door brand vernield. - Om op waaidige wijze te beantwoorden aan den oproep van de Société des Bibliophiles et Iconophiles de Belgique, ter herstelling van de Boekerij der Leuvensche Hoogeschool, stelt het Bestuur voor, aan genoemde geleerde Instelling een volledig stel van de uitgaven der Koninklijke Vlaamsche Academie te schenken. (Dit voorstel wordt geestdriftig toegejuicht.)
12o) Verhooging van wedde aan den Bestendigen Secretaris toe te kennen. - Bij brieve van 20 Juni 1917, verzocht de heer Dr. P. Tack, algemeen bestuurder, onder het Duitsch Beheer, aan het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten, den Bestendigen Secretaris hem de noodige voorstellen te doen. Den 30n Juni antwoordde hierop de Bestendige Secretaris, dat hij, gezien de tijdsomstandigheden, niet in aanmerking wenschte te komen.
13o) Wegnemen van koper uit het Academiegebouw, door de Duitsche Bezetting. - Herhaaldelijk zijn officieren en onderofficieren der Duitsche Bezetting ter Academie geweest om beslag te leggen op de koperen voorwerpen, die krachtens verordeningen door de Duitsche | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Overheid uitgevaardigd, door onze Koninklijke Instelling moesten afgeleverd worden. Telkenmale gingen zij tot een min of meer zorgvuldige huiszoeking over. De Bestendige Secretaris meende echter het recht niet te hebben over voorwerpen te beschikken, die door de Belgische Regeering aande Academie waren toevertrouwd en had dan ook niet de minste verklaring, alhoewel die uitdrukkelijk was geëischt, bij de Bezetting ingediend.
Bij het laatste bezoek, op 1n Augustus 1918, gedaan door een Duitsch onderofficier, die door drie soldaten en een burgerlijk werkman vergezeld was, vroeg de Bestendige Secretaris aan genoemden onderofficier, of hij wel wist dat hij zich in het gebouw der Koninklijke Vlaamsche Academie bevond: er mocht trouwens verondersteld worden, dat onze Academie van dergelijke huiszoeking zou gevrijwaard blijven. Op het bevestigend antwoord, achtte de Bestendige Secretaris het noodeloos verder aan te dringen.
Nadat het Academiegebouw nauwkeurig was doorzocht, werden 35 koperen bewerkte deurkrukken in beslag genomen. De Bestendige Secretaris is evenwel zoo gelukkig te mogen verklaren, dat er aan deze inbeslagneming geen gevolg is kunnen gegeven worden. Overigens waren, sedert April 1918, de talrijke koperen voorwerpen, verlichtingstoestellen, vuurplaten en andere, alsook de prachtige pendulen en kroonkandelaars uit onze salons, behoorlijk in veiligheid gebracht. Een omstandig verslag werd daaromtrent aan den Weled. Heer Minister gedaan.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Den 10 November 1914, door den heer Ecker, voorzitter van het Burgerlijk Beheer (Kaiserliche Zivilverwaltung) voor de provincie Oost-Vlaanderen, te Gent, op verzoek van den heer Fritz Bley, uitgever der ‘Zeitfragen’, weekschrift ‘fur Deutsches Leben’, te Berlin, Habsburgerstrasse, 11: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 ex. van Der Tag, Nr 208, of van Zaterdag, 5 September 1914, verschenen te Berlijn, waarin van genoemden heer Bley voorkomt een studie met titel: Niederdeutsches Geistesleben in Belgien.
Den 25 April 1916: Die Viamische Hochschule in Gent, von Tony Kellen. Hamme (Westf.), Druck und Verlag von Breer und Thiemann, 1916.
Den 30 December 1916: Berichte aus dem Knopf-Museum Heinrich Waldes, in Prag-Wrschowitz, Nr van November 1916.
Den 26 Juni 1917, door den heer Jan Daele, 1e sergeant-majoor van het Belgisch Leger, 2e Infanterieregiment, krijgsgevangene, Barak 37A, te Gottingen (Duitschland):
Den 19 September 1917, door den heer Prof Dr J.W. Muller, te Leiden: Critische Commentaar op Van den Vos Reinaerde, naar de thans bekende Handschriften en Bewerkingen, uitgegeven door Dr. J.W. Muller, hoogleeraar aan de Rijks-Universiteit te Leiden. Utrecht, 1917
Den 12 Augustus 1918, door den heer J E. Buschmann, uitgever te Antwerpen, in opdracht van den heer Secretaris van de ‘Antwerpsche Bibliophilen’: Correspondentie Christ. Plantin, Ve en VIe deel.
Den 10 December 1918, door den heer P. van Nuffel, letterkundige, te Aalst: Petrus van Nuffel, Voor den Paus Aalst, Stoomdrukkerij Van de Putte-Goossens, September 1917. October-November 1918 Tu es Petrus, door Petrus van Nuffel, Ridder in de Orde van Leopold II en der Pauselijke Orde Bene Merenti Aalst, Boek- en Steendrukkerij Van de Putte-Goossens, Korte Zoutstraat, 31.
Den 12 December 1918, door de Commissie ter Redactie van den Groningschen Studenten Almanak: Groningsche Studenten-Almanak voor 1919: Een en negentigste jaargang Uitgegeven door het Groningsch Studentencorps ‘Vindicat atque polit’. M. de Waal. 1919. Groningen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 23 December 1918, door den heer Prof. Dr. C. Lecoutere, werkend lid der Academie: Dr. C. Lecoutere, hoogleeraar te Leuven. Schets van den Ontwikkelingsgang der Nederlandsche Letterkunde. Brussel, A. Dewit, uitgever, Koninklijke straat, 53, 1918.
Den 2 Januari 1919, door den heer Versteylen, volksvertegenwoordiger te Turnhout: Notes pour solutionner la Question Flamande en Belgique. Turnhout, Etablissements Brepols.
Den 14 Januari 1919, door den heer Taco H. de Beer, buitenlandsch eerelid der Academie, te Amsterdam:
Bibliotheek voor Wetenschappelijke tijd- en strijdvragen. Shakespeare.... een pseudoniem. Bacon is ae auteur van ‘Shakespeare's werken’, door Taco H de Beer, buitenlandsch eerelid der Koninklijke Vlaamsche Academie van Belgie. Bussum Dr Gustav. Schueler, 1917.
Den 20 Januari 1919, door den heer advokaat Edm. Ronse, te Parijs, Avenue de la République, 22: Edmond Ronse, Advokaat bij het Beroepshof van Gent. De herstelling van de Oorlogsschade. Wet-besluiten van 8 en 23 October, 11 en 12 November 1918. Uitgeversfirma; Naaml. Vennootschap ‘Ons Vlaanderen’, Gent: 24, Wellinckstraat; Parijs: 22, Avenue de la République.
Den 23 Januari 1919, door den heer Hendrik de Sagher, archivaris van den Staat, te Brugge (tijdelijk: Albemarle street, 35, te Londen W.I.): The New Europe ‘Pour la victoire intégrale’ Vol. IX, No 107 en No 108 (31 October en 7 November 1918), met een artikel van den heer Henri de Sagher, getiteld: The Flemish Movement and the Activist Intrigue (blzz. 61-67 en 84-90).
Den 26 Januari 1919, door den heer Gabriel Opdebeek, uit Antwerpen: Overdruk uit Vragen van den dag (Redactie: Dr. H. Blink en Mr. J.G. Blink. Amsterdam) van het artikel: Belgie en het zelfbeschikkingsrecht, door Gabriël Opdebeek (Geschreven einde September 1918.)
Ingekomen boeken. - Voor de boekerij der Academie zijn ingekomen:
Gesellschaft für Typenkunde, Jaarg. 1915 en 1916. L'Occupation allemande en Flandre. Index Documentaire. Tome I. L'Université flamande. Par Théodore Heyse, Avocat à la Cour | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
d'appel de Gand. Préface de M. Georges vanden Bossche, Avocat à la Cour d'appel, professeur à l'Université. Premier fascicule. Maison d'édition L. Vanderpoorten, rue de la Cuiller, 18, Gand. 1918.
Ingekomen brieven. - De Bestendige Secretaris stelt de Vergadering in kennis met de hieronder volgende ingekomen brieven:
1o) Te Deum. - Brief van 12 November 1918, waarbij de weledelgeboren heer Baron R. de Kerchove d'Exaerde, gouverneur der provincie, het Bestuur en de heeren Leden der Academie uitnoodigt tot het plechtig Te Deum, dat, op Vrijdag 15 November, zijnde het patroonfeest des Konings, te 11 uur, in de hoofdkeik van Sint-Baafs zal gezongen worden. Ter gelegenheid der heuglijke verlossing van ons geliefde België, werd die vaderlandsche plechtigheid met een ongemeenen luister gevierd Het Bestuur rekende het tot strengen plicht daarbij aanwezig te zijn. - Hebben het Te Deum bijgewoond, de heeren Kan. Am. Joos, bestuurder, Jhr. Mr. Nap. de Pauw, onderbestuurder, Edw. Gailliard, bestendige secretaris, en Prof. Ad. de Ceuleneer, werkend lid.
2o) Plechtige uitvaart voor de gesneuvelde soldaten. - Brief van 28 November 1918, waarbij Z.D.H. Mgr. Seghers, bisschop van Gent, de Koninklijke Vlaamsche Academie verzoekt de plechtige uitvaart te willen bijwonen, die in de kathedrale kerk van Sint-Baafs, op Vrijdag, 29n dezer, zal gezongen worden, voor de zielerust onzer gesneuvelde soldaten. - Hebben de plechtigheid bijgewoond, de heeren Kan. Am. Joos, bestuurder, Edw. Gailliard, bestendige secretaris, en Prof. Dr. Ad. de Ceuleneer, werkend lid. Jhr. Mr. Nap. de Pauw, onderbestuurder, was, door ongesteldheid, verhinderd zich bij zijne collega's te voegen.
3o) Het afbreken der betrekkingen met Duitsche Academies en geleerde genootschappen. - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brief van 20 Januari 1919, uitgaande van het Bestuur van de Académie Royale de Belgique, klasse van Wetenschappen, houdende mededeeling van de brochure van de heeren G. Lecointe en H. de Guchtenaere, getiteld Les relations intellectuelles internationales d'aprés guerre, waarin aan de Bondgenooten voorgesteld wordt alle betrekkingen op wetenschappelijk gebied met Duitschland af te breken.
4o) Gentsche Hoogeschool. - Brief van 16 December 1918, waarbij de heeren Rector en Secretaris van den Academischen Raad, aan de heeren Leden der Koninklijke Vlaamsche Academie te Gent, mededeeling geven van den brief van 15 December, waarbij zij, in naam van genoemden Academischen Raad, de heeren hoogleeraars van de Universiteiten in België en in den vreemde, verzoeken den titel van hoogleeraar niet te geven aan hen die van de Vlaamsch-Duitsche Hoogeschool deel hebben uitgemaakt. - Brief van 14 Januari 1919, waarbij de heer rector als boven den Bestendigen Secretaris der Academie uitnoodigt tot de plechtige heropening van de leergangen der Gentsche Hoogeschool, op 21 Januari.
5o) Zuidafrikaansche Academie voor Taal, Letteren en Kunst. - Brief van 10 Juli 1914 (eerst alhier den 20 December 1918 toegekomen), waarbij de heer Dr. G. Kudke, secretaris der ‘Zuid-Afrikaanse Akademie voor Taal, Letteren en Kunst’, te Bloemfontein, Oranje Vrij Staat (Zuid-Afrika), den Bestendigen Secretaris der Koninklijke Vlaamsche Academie om inlichtingen verzoekt, betreffende de inrichting onzer Koninklijke Instelling. - Bij brieve van 21 December 1918, werden, aan genoemden heer Kudke, de gewenschte inlichtingen verstrekt.
6o) Lijst der Prijsvragen. - Brief van 11 Januari 1915, waarbij de heer Victor de Meyere, secretaris van het Museum voor Folklore, te Antwerpen, voor de bezoekers der leeszaal van genoemd Museum, om eenige exemplaren verzoekt van de Lijst der Prijsvragen, door de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Academie uitgeschreven. - Bij brieve van 25 Januari, beloofde de Bestendige Secretaris aan dit verzoek te voldoen, zoohaast de nieuwe lijst zal gedrukt zijn.
7o) Oude Glossen, door Dr. Buitenrust Hettema, te Zwolle (Noord-Nederland). - Den 17 December 1915, werden aan genoemden Heer, door tusschenkomst van den heer Dr. Logeman, hoogleeraar te Gent, de honderd present-exemplaren gezonden, hem door de Academie geschonken. - Bij brieve van 31 December, heeft Dr. Logeman daarvan de ontvangst bericht.
8o) Revue militaire Belge, 1843. - Brief van 4 Juli 1916, waarbij de Voorzitter der Zivilverwaltung in Gent, het Bestuur der Academie om inlichtingen verzoekt omtrent het soort ‘ annuaire administratif’ van omstreeks de jaren 1300, dat in een studie van den Belgischen Majoor Renard, in de Revue militaire Belge van 1843 verscheen en waarin er spraak is van de uitvinding van het buskruit. - Bij brieve van 8 Juli, heeft de Bestendige Secretaris den heer Voorzitter bericht, dat bedoeld ‘Jaarboek’ in de Boekerij der Academie niet berust.
9o) Proef over de Nieuwere Talen. - Brief van 27 Juli 1916, waarbij de heer Beckers, algemeen bestuurder aan het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten, de Koninklijke Vlaamsche Academie verzoekt om een dubbele voordracht van candidaten voor de plaats van voorzitter en van ondervoorzitter der Jury voor de proef over de Nieuwere Talen, voorzien bij de wet van 12 Mei 1910, die thans in uitvoering gebracht wordt. - Bij brieve van 16 Augustus 1916, berichtte het Bestuur der Academie den heer Beckers, dat het aan onze Koninklijke Instelling niet mogelijk was hem het gewenschte antwoord te laten geworden, dewijl zij, sedert de maand Augustus 1914, niet meer was kunnen bijeenkomen.
10o) Uitgaven der Academie. - Brief van 10 Mei 1917, waarbij de E. Pater Henricus a Sancta Familia, van het klooster der Ongeschoeide Karmelieten te Gent, de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontvangst bericht van verschillende uitgaven der Academie, aan de boekerij van genoemd klooster geschonken.
Brief van 29 Mei 1917, waarbij de heer Dr. P. Tack, algemeen bestuurder aan het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten, onder het Duitsch Beheer, de ontvangst bericht van twee exemplaren van verschillende uitgaven der Academie, hem den 8n Mei op zijn verzoek toegezonden, voor het Beheer van Hooger Onderwijs, Wetenschappen en Letteren (Vlaamsche Afdeeling). - Als antwoord op een eerste vraag vanwege den heer Tack, van 16 Maart 1917, had de Bestendige Secretaris hem doen opmerken, bij brieve van 29 Maart 1917, dat van de uitgaven der Academie regelmatig 74 ex. aan het Ministerie gezonden werden, en dat daarvan een ex. voor de Centrale Bibliotheek en een voor het Vlaamsch Bureel van het Departement bestemd waren. Bij brieve van 20 April 1917, had de heer Tack geantwoord ‘dat noch de Centrale Bibliotheek noch die van het Vlaamsch Bureel te zijner beschikking gesteld waren’, en dat hij derhalve nogmaals moest verzoeken om de gevraagde toezending van uitgaven, ‘ten einde hem toe te laten eene Bibliotheek voor de Vlaamsche Afdeeling van het Ministerie samen te stellen’.
11o) Gedenkboek der Academie. 1911. - Brief van 7 September 1917, waarbij de Heeren Jos. Casier, voorzitter, en Paul Bergmans, secretaris van de Commissie van monumenten der stad Gent, den Bestendigen Secretaris bedanken voor de toezending van een exemplaar van het Gedenkboek der Academie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeeling betreffende de Wet der Academie.Bundel betreffende de herziening van de Wet der Academie. - In zijne hoedanigheid van schrijver van het ontwerp tot herziening van de Wet, had de heer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dr. W. de Vreese den Bestendigen Secretaris om mededeeling verzocht, van den bundel betreffende bedoelde zaak; tevens werd genoemden heer de brief, van 24 Juni 1912, ter hand gesteld, waarbij de Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten het hem ter goedkeuring voorgelegde ontwerp, met wijzigingen hieraan toegebracht, aan de Academie heeft teruggezonden. - Bij brieve van 26 Januari 1919 heeft de Bestendige Secretaris deze stukken aan den heer Dr. de Vreese teruggevraagd. Tot hiertoe, geen antwoord. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeelingen betreffende het Lidmaatschap der Academie.1o Openstaande plaatsen van werkend lid. - Uitgesloten en afgestorven Leden. - Verkiezing.
2o) Uitzonderlijke Commissie voor de openstaande plaatsen van werkende Leden. - Daar, ten gevolge van de uitsluiting, onze lijst van briefwisselende leden ten deele vervalt, zijn wij er toe genoodzaakt bij uitzondering een Commissie van drie leden te benoemen, die, samen met het Bestuur, de candidaturen voor eenige openstaande plaatsen van werkend lid zal bespreken De Bestendige Secretaris stelt de volgende heeren voor: K. de Flou, Prof. de Ceuleneer en Prof. Lecoutere. - De Com- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
missie zal Donderdag, 27 Februari, om negen uur, ter Academie vergaderen. 3o) Openstaande plaatsen van Eere- en Briefwisselend Lid. - Benoeming eener Commissie van drie leden, die, te zamen met het Bestuur, de candidaten (twee per openstaande plaats) zal voordragen. - Worden benoemd, de heeren Prof. C. Lecoutere, Is. Teirlinck en Prof. Jos. Mansion. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeelingen betreffende de Bestendige en Tijdelijke Commissiën.1o) Bestendige Commissien. - Besturen. - Zoodra de verkiezing tot de openstaande plaatsen van werkend lid der Academie door den Koning bekrachtigd is, dienen die Commissiën aangevuld te worden.
Onmiddellijk daarna, worden genoemde Commissiën bijeengeroepen om over te gaan tot de benoeming van haar Besturen: bij overgangsmaatregel, zullen die besturen voor de jaren 1919-1921 in dienst blijven.
2o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taalen Letterkunde. - Verslag over de Fondsen bij de Academie, waarvan het beheer door de Commissie wordt waargenomen: Karel Boury-Fonds, Pater Vande Ven Heremans-Fonds en Minister Aug. Beernaert-Fonds (Zie Versl. en Meded., jaarg. 1914, blzz. 73-76, en Jaarboek voor 1914, blzz. 185-194) - De Commissie zal verslag indienen over de jaren 1914, 1915, 1916, 1917 en 1918 Volgens gewoonte, wordt dit verslag aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten, tot voorlichting, overgemaakt.
3o) Commissie van beheer voor het Pater Jos. Salsmans-Fonds. (Zie Versl. en Meded., jaarg. 1910, blz 117-118, en jaarg 1914, blz. 76-77, alsook het Jaarboek voor 1914, blz. 162-163). - De Commissie zal verslag | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitbrengen over de jaren 1914, 1915, 1916, 1917 en 1918, en dat daarna als boven aan den Weled. Heer Minister overzenden.
4o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. - Sub-commissie belast met de uitgave van: Leven en werken der Zuidnederlandsche schrijvers. Herneming der uitgave, naar het plan door wijlen Victor dela Montagne, in vergaderingen van 19 Maart en van 21 Mei 1913, uiteengezet. (Zie Versl. en Meded., jaarg. 1913, blzz. 110 en 169-171.) - Hierbij wordt in herinnering gebracht, dat er, in vergadering van 21 Januari 1914, besloten werd, zoodra mogelijk een eerste aflevering te laten verschijnen: deze zou bezorgd worden door de heeren Jhr Mr Nap. de Pauw, Kan Dr. Jac Muyldermans, Prof. Dr. A. de Ceuleneer en V. dela Montagne (thans bij de subcommissie te vervangen). Na het verschijnen dier aflevering, zal de geldelijke steun der Regeering worden aangevraagd. (Zie Versl. en Meded., jaarg. 1914, blz 17.)
5o) Commissie voor prijsvragen. Benoeming eener Commissie van vijf leden, tot het voorstellen van prijsvragen en tot regeling der achterstallige wedstrijden van de jaren 1915 tot 1918. - Deze Commissie, die thans bij dringendheid benoemd wordt, zal vergaderen zoodra de lijst der beantwoorde prijsvragen zal kunnen opgemaakt worden en vervolgens een omstandig verslag bij de Academie uitbrengen. - Worden benoemd, de heeren: Prof. Dr. C. Lecoutere, als vertegenwoordiger der Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde; - Dr. L. Simons, als vertegenwoordiger der Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde; - K. de Flou, als vertegenwoordiger der Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie; - Kan. Am. Joos, als vertegenwoordiger der Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch; - en Edw. Gailliard, als Bestendige Secretaris. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6o) Commissie voor Plaatsnamen. (Zie Jaarboek voor 1914, blz. 161.) - Daar de werkzaamheid dezer Commissie, door het afsterven van den heer Theo Coopman, voor het oogenblik niet kan voortgezet worden, hebben de twee nog overblijvende leden, de heeren K. de Flou en Edw. Gailliard, besloten hun ontslag als lid dier Commissie te nemem.
7o) Commissie voor Wiegedrukken. (Zie Jaarboek voor 1914, blz. 162) - De heeren K. de Flou en Edw. Gailliard, verklaren hun ontslag te nemen als lid dier Commissie. - Deze Commissie wordt in de Academie afgeschaft.
8o) Commissie voor het Woordenboek der Nederlandsche Taal. - Deze Commissie, ingesteld den 18 Februari 1891, bestond uit de heeren Dr. W. de Vreese, Mr. Julius Obrie en Th. Coopman. (Zie Jaarboek voor 1914, blz. 161.) Daar de heer Coopman overleden is en de heeren Dr. W. de Vreese en Mr. Julius Obrie uit de Academie gesloten zijn, zal er in de vervanging van genoemde leden moeten voorzien worden. Eerst zal echter bij de Regeering om inlichtingen verzocht worden. Naar de heer G Segers aan den Bestendigen Secretaris, schrijft moest, voor elke aflevering van het Woordenboek, aan de Regeering een verslag uitgebracht worden. Aan de Redactie werd alleen verslag gezonden, als het noodig bevonden werd met het oog op ons Vlaamsch taaleigen. Men zie dienaangaande onze Verslagen en Mededeelingen, jaarg. 1899, blz 30.
9o) Commissie voor Rekendienst. - Benoeming van drie Leden, welke, met het Bestuur, de Commissie van Rekendienst voor het jaar 1919 zullen uitmaken. - Worden aangewezen de heeren: Karel de Flou, Prof. Dr. de Ceuleneer en G. Segers. Zij zullen zich belasten met de goedkeuiing der rekeningen over de dienstjaren 1915, 1916 en 1917, alsook der begrooting door den Bestendigen Secretaris voor het dienstjaar 1919 opgemaakt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeelingen betreffende de Fondsen bij de Acadamie.1o) Boury: Karel Boury-Fonds. (Zie Jaarboek voor 1914, blz. 186-188.) - Wedstrijd voor 1914 uitgeschreven. (Het verslag van den Keurraad verscheen in Verslagen en Mededeelingen, jaarg. 1914, blzz. 494-496.) Werden bekroond: de heer Leo van der Haeghen, leeraar aan het Muziekconservatorium te Gent, met zijn stuk Immer zingen, en de heer Arth. Meulemans, toonkundige, leeraar aan het Lemmensgesticht, te Mechelen, met De Toekomst hoort der Jeugd.
Naar bepaling van de Maatregelen ter uitvoering van het Karel Boury-Fonds (Jaarboek, 1914, blz. 186), moeten de intresten van de vier eerstvolgende jaren (1915, 1916, 1917 en 1918, of 1000 frank) besteed worden tot uitgave en verspreiding der bekroonde liederen. Tot die uitgave moet thans worden overgegaan; uit ‘Immer zingen’ zullen verschijnen: De Waterlelie, De Nachtegaal, Het daghet in den Oosten en Kaatje, en uit ‘De Toekomst hoort der Jeugd’: Rondedans, Hemeldauw, Het Geweten en Heil 't Vaderland. Zoohaast de Liederen verschenen zijn, wordt voor de verspreiding daarvan gezorgd. De andere Maatregelen hierboven zijn van toepassing. Derhalve, in 1919:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Te beantwoorden uiterlijk 10 December 1921. Uitreiking van den prijs op de Plechtige Vergadering van het jaar 1922. Het tegenwoordige diene tot bericht voor de belanghebbenden.
2o) Aug Beernaert-Fonds: Beernaert-prijs. Om de twee jaar, prijs van duizend frank, ter aanmoediging van de Vlaamsche Letterkunde. (Zie Jaarboek voor 1914, blzz. 191-194.) - Het eerste tijdvak omvat de jaren 1912-1913, en werd gesloten den 31n December 1913 Ten gevolge van den oorlog, heeft tot hiertoe de Jury geen uitspraak kunnen doen. Het Bestuur stelt voor genoemde Jury bijeen te roepen en den uitslag kenbaar te maken op de Plechtige Vergadering van het jaar 1920. Het Tweede tijdvak omvat de jaren 1914-1915, en Het Derde tijdvak omvat de jaren 1916-1917. De belanghebbenden worden verzocht hun mededingende boeken in te zenden ter Secretarie der Academie, Koningstraat, 58, te Gent, uiterlijk vóór 15 Juni 1919, met aanduiding van het tijdvak waarbij deze behooren.
Het Bestuur is van meening, dat de beoordeeling van het tweede en derde tijdvak dient verdeeld te worden onder de jaren 1919 en 1920: de afkondiging van den uitslag zou plaats grijpen op de Plechtige Vergadering van 1920. In de aanstaande Juni-vergadering zal de Academie overgaan tot de benoeming der vier juryleden door haar aan te stellen. Mededeeling daarvan wordt onmiddellijk daarna aan de Regeering gegeven, tot aanstelling van de voorzitters van genoemde jurys.
3o) Pater Jozef Salsmans-Fonds. Prijsvragen voor 1917 en voor 1918 uitgeschreven (Zie Jaarboek voor 1914 blz 190.) - Belanghebbenden worden verzocht hun antwoord bij den heer Bestendigen Secretaris in te dienen, uiterlijk vóór 31 Mei 1919. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4o) Pater Jozef Salsmans-Fonds. Eerste uitgave: Oude kerkgebruiken, door den heer Huygebaert, koster te Lapscheure. (Zie de verslagen over dit weik uitgebracht, in Versl. en Meded., jaarg. 1914, blzz. 64-67) - Schrijver is overleden, sinds tot de opname van zijn werk onder de uitgaven van het Salsmans-Fonds besloten werd. Het ware te betreuren, moest dit werk, dat alleszins belangrijk is, verloren gaan Gelukkig, het Hs. wordt door den heer K de Flou, een der verslaggevers, bewaard: hij zal zich gaarne belasten met het persklaar te maken. - De twee verslaggevers, genoemde heer K. de Flou en Kan. Amaat Joos, veiklaren bereid te zijn het drukken van het boek op zich te nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeelingen betreffende de uitgaven der Academie.1o) Uitgaven der Academie. Staat der uitgaven bij het uitbreken van den oorlog.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aan de uitgaven van Prof. Dr. W. de Vreese en Prof. Jacob zal de Academie geen verder gevolg geven: de gedrukte vellen, gebrocheerd, zullen aan de heeren Leden, alsook aan de personen die onze uitgaven ontvangen, verzonden worden, met de vermelding dat, ten gevolge van droeve omstandigheden, de Academie genoemde werken niet wenscht voort te zetten.
2o) Te drukken uitgaven. - Bij brieve van 12 December 1918, stelde de Bestendige Secretaris aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten voor, de hieronder volgende uitgaven voort te zetten: Liederen van Dokkum, door J. Bols; Toponymie, door K. de Flou, en Zuidoostvlaandersch Idioticon, door Is. Teirlinck. Daarbij dienen natuurlijk de Verslagen en Mededeelingen gevoegd. Bij genoemd schrijven, verzocht hij verder om de toelating, met den heer W. Siffer tijdelijke contracten te sluiten, die overigens aan den Minister ter goedkeuring zouden worden voorgelegd. Er behooit trouwens in aanmerking genomen, dat, sedert het uitbreken van den oorlog, de prijs van het drukpapier zoodanig is gerezen, dat het contract van 26 December 1911 niet meer kan behouden worden. Ongetwijfeld komen wij, wat het papier betreft, stillekens aan tot den normalen toestand van vroeger terug. Wat echter gezegd van het steeds stijgen van de daghuren, dat natuurlijk een ongewone vermeerdering van de prijzen voor gevolg moet hebben? Willen wij in staat gesteld worden onze uitgaven voort te zetten, dan zullen wij wellicht genoodzaakt zijn bij de Regeering om een hooger krediet te verzoeken. In elk geval stelt de Bestendige Secretaris aan de Academie voor, al haar uitgaven voorloopig stil te leggen en betere tijden af te wachten. (Aangenomen.)
De Heer Louis Lenain, waarnemend bestendige secretaris der Académie Royale de Belgique, bij wien wij, bij brieve van 16 Februari 1919, om inlichtingen zijn gegaan, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schreef, - den 24 Februari, - dat genoemde Académie zal trachten haar Bulletins te laten verschijnen, mits naleving door de Leden van het Reglement dat enkel mededeelingen van hoogstens een vel druks toelaat. Wat het drukken van de Mémoires betreft, dit wordt tijdelijk geschorst. Andere maatregelen worden wellicht getroffen. In elk geval zullen wij daaromtrent ingelicht worden.
3o) Verzending der uitgaven van 8 October 1913 tot 3 Augustus 1914 van de pers gekomen. (Zie de lijst in Verslagen en Mededeelingen, jaargang 1914, blzz. 693-694.) - Op 3 Augustus 1914, juist den dag waarop Duitschland den oorlog aan België verklaarde, moest tot die verzending overgegaan worden: de Bestendige Secretaris was dan ook verplicht deze tot later te verschuiven. Zoohaast het regelmatig verkeer der ijzerenwegen verzekerd is, zal genoemde verzending gedaan worden.
4o) Jaarboek voor 1920 en volgende jaren. - Levensberichten van afgestorven Leden. - Is het niet te betreuren, dat levensberichten van aan de Academie ontvallen leden zoo lang achterwege blijven? Deze waren nochtans een waar sieraad voor ons Jaarboek en brachten overigens een welverdiende hulde aan afgestorven vrienden. De Bestendige Secretaris is zoo vrij den wensch uit te spreken, dat de nog te verschijnen stukken zoo spoedig mogelijk ter pers mogen gaan; hij vestigt vooral de aandacht op de levensbeschrijvingen van onze overleden werkende en briefwisselende leden, te weten:
van Désiré Delcroix, vroeger bestuurder aan het Ministerie, die een onzer oudste leden was en reeds den 6 October 1887 overleed. Allerlei omstandigheden hebben den heer Th Coopman verhinderd het levensbericht van den braven man te schrijven; thans stelt de Bestendige Secretaris voor, den heer Is Teirlinck te verzoeken zich daarmede te willen belasten; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Dokter Amand de Vos, overleden te Gent, den 4 November 1906, levensbericht waarvan het schrijven aan den heer Mr. Obrie was toevertrouwd, en dat thans aan den heer Prof. Dr. A de Ceuleneer opgedragen wordt;
van Baron J. de Bethune, gouverneur der provincie West-Vlaanderen, overleden te Heestert, den 24 Maart 1907, en van geschiedschrijver Jan Broeckaert, overleden te Dendermonde, den 9 Februari 1911, allebei door den heer Jhr. Mr. Nap de Pauw te bezorgen;
van leeraar Des Claes, overleden te Namen, den 7 Maait 1910, te schrijven door Z.E. kanunnik Dr. Jac. Muyldermans;
van Dr. C-J. Hansen, bibliothecaris der stad Antwerpen, overleden te Brasschaat, den 14 April 1910, dat door wijlen V. dela Montagne moest geschreven worden en dat de Bestendige Secretaris thans voorstelt aan den heer Gustaaf Segers op te dragen;
van Z E. kanunnik Dr. H. Claeys, overleden te Gent, den 17 November 1910, te bezorgen door den heer Dr. Leo van Puyvelde;
van volksvertegenwoordiger Juliaan van der Linden, briefwisselend lid, overleden te Brussel, den 10 October 1911, te schrijven door den heer Is Teirlinck;
en van Jhr. Ferd. van der Haeghen, hoofdbibliothecaris der Gentsche Hoogeschool, binnenlandsch eerelid, overleden te Gent, den 23 Januari 1913, eerst aan wijlen V. dela Montagne opgedragen. Ten gevolge van dezes afsterven, wordt, op voorstel van den Bestendigen Secretaris, de heer Prof. Dr. Jos. Mansion daarmede gelast.
De Bestendige Secretaris stelt verder voor, aan den heer Is. Teirlinck het levensbericht van Theo Coopman toe te vertrouwen; - aan den heer Gustaaf Segers, dat van Victor dela Montagne; - en aan den heer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prof. A. de Ceuleneer dat van Mr. A Prayon-van Zuylen
5o) Testament en Fabelen der dieren, van Eduard de Dene. (Handschrift, uit de 16de eeuw, toebehoorende aan den heer A. de Wolf, apotheker te Brugge.) - Op verslag namens de vereenigde Commissiën voor Middelnederlandsche en voor Nieuwere Taal- en Letterkunde, besloot de Academie in vergadering van 19 Februari 1908, tot de uitgave van Ed. de Dene's werk, door eerw. heer L. de Wolf, alsdan leeraar aan het O.-L -Vrouwcollege te Oostende, met medewerking van de heeren W de Vreese en Edw. Gailliard. (Zie Versl. en Meded., jaarg. 1908, blzz. 90-92.) Dat er tot nog toe geen gevolg aan bedoelde, uitgave gegeven werd, daarin hebben de heeren A. de Wolf en Edw. Gailliard niet de minste schuld. Van de voortzetting van deze uitgave wordt voorloopig afgezien. De heer Gailliard zal echter met den heer L. de Wolf in onderhandeling treden, om van hem te vernemen of hij nog wenscht de uitgave voort te zetten. Intusschen, ter ontlasting van de Academie, werd, door de zorgen van den Bestendigen Secretaris, de heer A. de Wolf vader weer in bezit van zijn handschrift gesteld.
6o) Vlaamsche Taalstrijd: Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd, van Th. Coopman en Jan Broeckaert. - Van die hoogst belangrijke uitgave verscheen, den 12 Juni 1914, het Tiende deel (1885-1886). De Academie zal het ongetwijfeld als plicht beschouwen, er voor te zorgeu dat dit zoo nuttig werk, onder den naam van hen die het ontworpen hebben en die het materiaal voor zijne voortzetting hebben bijeengezameld, kunne voortverschijnen. De nota's van den heer Jan Broeckaert zijn reeds in ons bezit; die van den Heer Coopman zullen ons binnenkort ter hand worden gesteld. De heer Ivo de Vreese, beambte bij de Academie, die het drukken van de twee laatst verschenen deelen, onder leiding van den heer Coopman bezorgd heeft, is bereid zijne medewerking voort te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verleenen. Nu de heer Coopman overleden is, heeft ons zoo ijverig werkend lid, de heer Is. Teirlinck, er in welwillend toegestemd de leiding van het voortzetten der uitgave op zich te nemen. - (De Academie neemt deze mededeeling met oprechten dank aan.)
7o) Liederen van Dokkum, uit te geven door eerw. heer Jan Bols, werkend lid. - Tijdens het uitbreken van den oorlog, waren 40 blzz. van deze ‘Liederen’ gedrukt, en 17 in proef. Thans dient de uitgave voortgezet. Jammer genoeg, de heer Bols, die door een erge oogziekte is aangedaan, zal daaraan dezelfde zorgen als vroeger niet kunnen wijden; gelukkig werd door hem, vóór den oorlog, de tekst der melodieen met de eerste strofe uitgeschreven: deze zijn aldus gereed voor de pers. - Er zal later, in overleg met den heer Bols, naar middelen worden uitgezien, om de uitgave weer ter pers te kunnen brengen.
8o) Reinaert: Van den Vos Reinaerde, door Prof. Dr. J.W. Muller: ‘Commentaar’. - Op verzoek van den Heer Muller, werd hem door het Bestuur de toelating verleend, zijn werk, gedurende den oorlog, bij [den heer Oosthoek, te 's Gravenhage, voor eigen rekening te laten voortdrukken: bij brieve van 26 Juli 1915, werd evenwel besproken, dat aan de Academie, tegen bepaalde voorwaarden, 350 exx. van het boek zouden geleverd worden, ter vollediging van de 350 exx. van den Reinaert-tekst, die op onze kosten gedrukt werden. Op 31 Januari 1917, schreef echter de heer Muller aan den Bestendigen Secretaris: ‘..Werkelijk zijn, ten gevolge van een noodlottig misverstand tusschen den heer Oosthoek en mij (eerst ontdekt na afdruk van ettelijke vellen, te laat derhalve om het verzuim te herstellen), van den “Commentaar”, niet, gelijk ik bedoeld en ook gelast had, 300 exx. voor den handel + 350 exx. voor de Vlaamsche Academie, maar alleen de eerst genoemde 300 exx. gedrukt. Dientengevolge ben ik nu, mijnerzijds, buiten staat mijn aanbod aan de Vlaamsche Academie van 350 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
exx. gestand te doen. In deze gesteltenis schijnt het mij voor beide partijen het beste de oorspronkelijke overeenkomst ontbonden te achten..’. In zijn brief van 12 Maart 1917, antwoordde hierop de Bestendige Secretaris: ‘..Wij vragen ons evenwel af, of de Vlaamsche Academie U zoo gemakkelijk, als Gij het wél meent, kan losmaken van de verplichtingen, die Gij tegenover haar hebt aangegaan. Een grove, een noodlottige misslag, zooals Gij dien zelf noemt, werd door den heer Oosthoek begaan. Maar, in den beginne, was deze misslag ten prijze van een kleine opoffering van uwentwege toch nog herstelbaar: Gij hadt trouwens het recht uwen drukker daarvoor verantwoordelijk te maken. Aan onzen kant, zouden wij in een dergelijk geval niet geaarzeld hebben. Was het bedoelde verzuim, hier te lande en te uwen nadeele gepleegd, wat zou, ten anderen, uwe houding tegenover de Vlaamsche Academie zijn geweest?’
Wat er van zij, het schijnt nu wél te laat om op het drukken van Muller's Commentaar, voor rekening der Academie nog terug te komen. De heer Muller (brief van 31 Januari 1917) had ons voorgesteld een zeker getal exx. van zijn boek, ter verspreiding, van hem af te koopen. Het Bestuur stelt voor aan dit verzoek geen gevolg te geven en eenvoudig van onze rechten in deze zaak afstand te doen. (Aangenomen)
9o) Tondalus' visioen en Sint-Patricius' Vagevuur, van R. Verdeyen en Dr. J. Endepols. - Brief van 15 Januari 1915 uit Kloosterzande (Noord-Nederland), waarbij de heer Verdeyen om toelating verzoekt, het voortdrukken van het boek aan de firma Nijhoff, te 's Gravenhage, toe te vertrouwen - Na onderhandelingen, betreffende o.a. den prijs aan den heer Nijhoff door de Academie te betalen, werd de gewenschte toelating verleend, en derhalve, bij brieve van 17 December 1915, aan de heeren Verdeyen en Endepols de noodige inlichtingen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gegeven. - Door tusschenkomst van de heer Dr. Logeman, hoogleeraar te Gent, werden aan genoemde firma de afgedrukte vellen overgemaakt, alsmede de proef van de gezette bladzijden, en ten slotte de bij den drukker nog aanwezige kopij. - Den 31 December 1915, berichtte Dr. Logeman, namens de schrijvers, ontvangst van het gezondene. - Uit een brief van genoemde heeren, van 2 Juni 19 8, die ons niet heeft bereikt en waarvan ons den 17 Januari 1919 een afschrift werd gezonden, blijkt het thans dat de heer Nijhoff onze berekening heeft overschreden en, ‘aangezien de uitgave voltooid moest worden, er hiermede (de voorwaarden door de Academie gesteld) geen rekening kon gehouden worden’. Bij brieve van 27 Januari, heeft de Bestendige Secretaris geantwoord, dat de heeren Verdeyen en Endepols niet gerechtigd waren bedoelde voorwaarden te buiten te gaan. Hij verzoekt in elk geval die heeren hem de rekening van den heer Nijhoff te laten geworden. ‘De vraag is echter - voegt hij hierbij - of de Belgische Regeering, aan wie wij al onze rekeningen ter goedkeuring moeten onderwerpen, tot de uitbetaling hare toestemming zal verleenen’ - Bij briefkaart van 18 Februari 1919, laat de heer Verdeyen aan den Bestendige Secretaris weten, dat, zoodra de rekening van den heer Nijhoff, in zijn bezit is, hij persoonlijk de toedracht der zaak hoopt te komen ophelderen.
10o) Vak- en Kunstwoordenboeken door de Academie uitgegeven. Tweede uitgave De in voorbereiding zijnde werken worden in het Jaarboek voor 1912, blz 116, vermeld Er dienen maatregelen getroffen voor het spoedig ter pers gaan van deze uitgave, waarnaar van verschillende kanten gevraagd wordt. Edoch, ten einde de kosten zooveel mogelijk te beperken, neme men het formaat aan en volge men de wijze van drukken door den Bestendigen Secretaris voorgesteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeeling betreffende de Staatsprijskampen.Staatsprijskampen: Driejaarlijksche prijs van 3000 frank, voor: 1o) Nederlandsche Letterkunde, en 2o) Nederlandsche Tooneelletterkunde, ingericht bij Koninklijk Besluit van 10n Maart 1914, en waarvan de beoordeeling aan de Koninklijke Vlaamsche Academie is opgedragen. (Zie Jaarboek voor 1920) - Deze prijs wordt voor de eerste maal verleend: in 1915, voor de Nederlandsche Letterkunde (bij overgangsmaatregel, voor de werken gedurende het vijfjarig tijdvak 1910 tot 1914 uitgegeven); en in 1916, voor de Nederlandsche Tooneelletterkunde (jaren 1913 tot 1915).
Volgens art. 6 van het Inrichtingsreglement, wordt, ieder jaar vóor afloop van een driejaarlijksch tijdvak, in het Belgisch Staatsblad een bericht geplaatst, dat de belanghebbenden verzoekt, aan het Departement van Wetenschappen en Kunsten een exemplaar te sturen van hun mededingende werken. Zoohaast dit bericht verschenen is, heeft de Academie te voorzien in de benoeming van een dubbeltal van vijf leden, waaruit het Departement de Jury zal kiezen, ‘en wél in dezer voege, dat minstens drie leden van de Jury kunnen genomen worden onder de schrijvers welke geen deel van de Koninklijke Vlaamsche Academie uitmaken’.
De bepalingen als boven zijn thans toepasselijk op de tijdvakken 1910-1914 (bij overgangsmaatregel) en 1915-1916-1917 voor de Nederlandsche Letterkunde, - en op de tijdvakken 1913-1914-1915 en 1916-1917-1918 voor de Nederlandsche Tooneelletterkunde. Daar, ten gevolge van den oorlog, het de Academie niet mogelijk was genoemde bepalingen ten uitvoer te brengen, heeft de Bestendige Secretaris, bij brieve van 31 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
December 1918, den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten beleefd verzocht, hem te laten weten hoe de Academie bedoelde staatsprijskampen dient te regelen. - Bij brieve van 20 Januari 1919, berichtte de heer Beckers, algemeen bestuurder aan het Ministerie, den Bestendigen Secretaris, dat er, aangaande genoemde prijskampen, voor het oogenblik geen beslissing kan genomen worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeeling betreffende de wedstrijden.I.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
jaarg. 1910, blz. 466.) - Volgens genomen beslissing, werd het prijsantwoord van de heeren Herman Baccaert, te Mechelen, en Ant Carlier, te Schaarbeek, door de Academie bekroond, op voorwaarde dat de schrijvers hun stuk zouden aanvullen Dientengevolge, werd den 10 Augustus 1910 aan den heer Baccaert het handschrift teruggezonden. Sedert dien heeft de Bestendige Secretaris den 15 Juni 1911, den 8 Juli 1913 en den 12 Juli 1914, aan genoemden heer geschreven, om het stuk terug te vragen, edoch vruchteloos. De twee laatste brieven bleven zelfs onbeantwoord. Wat hoeft er gedaan?
4o) Prijsvraag over het Hasseltsch dialect, voor 1914 uitgeschreven. (Zie Versl. en Meded., jaarg. 1914, blzz. 508 509) - Om voldoening te geven aan den wensch waarvan de bekroning was afhankelijk gemaakt, werd, den 26 Juni 1914 het stuk aan de heeren Dr. L. Grootaers en Dr. J. Grauls teruggestuurd Bij brieve van 30 Juni daaropvolgende namen genoemde heeren de verbintenis aan hun werk te wijzigen en te volledigen. Thans wacht de Bestendige Secretaris naar antwoord op zijn brief, den 17 Februari 1919, aan den heer Grootaers gezonden, om weder in bezit van genoemd prijsantwoord gesteld te worden
5o) Prijsvraag over den ‘Schat der Nederduytscher Spraken’ van Chr. Plantijn, voor 1914 uitgeschreven. (Zie Versl. en Meded, jaarg. 19 4, blzz. 510-511) - Gevolg gevende aan de beslissing door de Koninklijke Vlaamsche Academie in vergadering van 17 Juni 1914 genomen, werd het handschrift den 26 derzelfde maand aan den bekroonde teruggezonden, met verzoek er de door de Jury gewenschte wijzigingen aan toe te brengen. De Bestendige Secretaris verwacht thans een antwoord op zijn schrijven van 17den Februari 1919, waarbij hij den heer Storme verzocht het bekroonde werk aan de Academie terug te stuien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- De Bestendige Secretaris wijst op het gevaar voor de Academie, prijsantwoorden te bekronen, mits verplichting voor den schrijver zijn stuk aan te vullen of te verbeteren. Zulke voorwaardelijke bekroning heeft vanzelf voor gevolg, het terugsturen aan den schrijver van het door hem ingezonden stuk, dat dan ook later moeilijk uit dezes handen nog te krijgen is Indien, in het vervolg. tot dergelijke bekroning wordt overgegaan, dan stelt de Bestendige Secretaris voor, een tijdruimte van zes maanden voor het verbeteringswerk te verleenen en den prijs enkel na de terugzending van het stuk uit te betalen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IV.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeelingen betreffende de Boekerij der Academie.1o) Boekerij: Handschriften aan de Academie toebehoorende, waarvan de Inventaris in het Jaarboek voor 1899, blzz 91-104 verschenen is. Na herziening van deze verzameling, werd vastgesteld dat de nrs 7 en 10 ontbreken. Het Nr 6, of Gedichten en Liederen van Jacob van Nethen (XVIe eeuw) werd indertijd, door wijlen den heer Frans de Potter toen bestendigen secretaris der Academie, aan den heer Paul Bergmans bibliothecaris aan de Hoogeschool, medegedeeld. Na raadpleging, had deze genoemd handschrift aan den heer Dr. W de Vreese overhandigd, om het aan de Academie te doen bestellen. Welnu, onder boeken die door dien laatste aan een persoon | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te Gent ter bewaring waren toevertrouwd, heeft, den 16 Februari 1919, de heer Paul Bergmans bedoeld handschrift aangetroffen: ‘Ik denk wel, - schrijft hij - dat het mijn plicht was dit handschrift mede te nemen, om het terug op zijn standplaats te brengen’. - Onze oprechte dankbetuiging aan heer Bergmans voor zijn zoo vriendelijke bemoeiing.
2o) Boekerij der Academie. Verslag door den Bestendigen Secretaris over den toestand der Boekerij. (Ingevolge art. 16 van het Reglement van inwendige orde voor de Secretarie.) - De Bestendige Secretaris legt zijn verslag ter tafel, over den toestand der Boekerij gedurende de jaren 1914, 1915, 1916, 1917 en 1918. - De Vergadering beslist, dat dit stuk in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden. (Zie beneden, blzz. 80)
3o) Lijst der in onze Boekerij ontbrekende boeken. In het jaar 1905, stelde de Bestendige Secretaris vast, dat in de Bibliotheek der Academie een zekere hoeveelheid boeken ontbraken, waarvan alsdan een lijst door de zorgen van den heer Ivo de Vreese werd opgemaakt. Deze lijst volgt hieronder:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4o) Boeken uit de Bibliotheek der Academie, door den heer Dr. W. de Vreese, vóor den oorlog, in bruikleen genomen. - Om aan den heer W de Vreese alle gemak bij het bewerken van zijn Bibliotheca Neerlandica Manuscripta te verschaffen, had de Bestendige Secretaris, op dezes verzoek, hem een aanzienlijke verzameling boeken toevertrouwd, opzettelijk door de Academie ten dienste van genoemde Bibliotheca aangekocht. De meeste daarvan heeft Dr. de Vreese, in de maand November 1918, aan de Academie teruggezonden; later werden nog verscheidene boeken teruggestuurd. Thans ontbreken nog de volgende werken:
P. de Keysere, Vue panoramique de Gand en 1524. Marco Mastelino, Necrologium Monastern Viridis Vallis. H. Polak, Studien. Vocabularius optimus. De Gids, Mei-Juni 1912. Bulletin des Musées Royaux, II, Nrs 6-7.
5o) Photographietoestel (met omkeerprisma voor het photographeeren van handschriften), ten dienste van de ‘Bibliotheca Neerlandica Manuscripta’ van Dr. W. de Vreese, door de Academie aangekocht. (Zie Versl. en Meded., jaargang 1907, blzz. 952-954.) - Daar er in het Academiegebouw geen gepast lokaal was om dit photographie-toestel te benuttigen, alsook om het behoorlijk onderhoud daarvan te verzekeren, had de Besten- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dige Secretaris het raadzaam gevonden, het toe te vertrouwen aan den heer Dr. W de Vreese, die zich overigens, te zijnen huize, met het uitvoeren der werkzaamheden, ten koste der Academie, belastte. Bij het aankoopen van bedoeld toestel, werd er wel degelijk besproken, dat al de photographieën door Dr. de Vreese te maken het eigendom der Academie zouden blijven, en dat zoodoende onze Koninklijke Instelling langzamerhand in bezit zou komen van reproducties van al de handschriften, die in de Bibliotheca Neerlandica Manuscripta beschreven en behandeld werden. In 1908, richtte Dr. de Vreese, in de voorgalerij van het Academiegebouw, een tentoonstelling in van de door hem genomen photographieën van handschriften; en in vergadering van 18 November, werd hij, op zijn verzoek, door het Bestuur gemachtigd die photographieën naar de Internationale Tentoonstelling voor photographie te Dresden te zenden. (Zie Versl. en Meded., jaargang 1908, blzz. 744-746 en 861.) Twee reeksen photographieën verschenen in genoemde Verslagen en Mededeelingen, jaargang 1912, blzz. 149-152, en jaargang 1914, blz 72. Die zijn steeds bij den heer de Vreese gebleven, omdat hij beloofd had zich met het inbinden daarvan, naar een bijzonder stelsel, te gelasten.
Het photographie-toestel werd in den loop van de maand November 1918, door Dr. de Vreese aan de Academie teruggezonden Met de genomen photographieën was dit echter het geval niet. Bij brieve van 26 December heeft de Bestendige Secretaris dienaangaande aan den heer de Vreese geschreven; aan dit schrijven werd vruchteloos herinnerd den 28 Januari en den 8 Februari 1919. Al die brieven bleven onbeantwoord. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeeling betreffende lezingen in de Academie te houden.Aan de hieronder volgende heeren Leden, wordt herinnerd, dat zij, voor het uitbreken van den oorlog, beloofd hebben een lezing in de Academie te houden:
Prof. Dr. C. Lecoutere, over: Hennen van Merchtenen's Kronyke van Brabant.
Gust. Segers, over: De rechtstreeksche methode bij het aanleeren der tweede taal. (Over deze lezing, zie Versl. en Meded., jaarg. 1914, blzz. 618-619. De heer Segers beloofde, in de Vergadering van 15 Juli 1914, deze lezing voort te zetten)
Dr. Leo Goemans: Over de inrichting, de werkzaamheden en de conclusies der Hollandsche Onderwijs-Commissie.
Id: Eene bladzijde uit de geschiedenis van onze gesproken taal.
Prof. Dr. Jos. Mansion, in de Bestendige Commissie voor Geschiedenis, over Den Naam der Burgondiers.
Id.: Over Namenkunde.
Omer Wattez, Over den oorsprong en de ontwikkeling der Gotiek (Die lezing moest in vergadering van 6n Augustus 1914 gehouden worden.)
***
De vergadering, die 's morgens om elf uur aanvang nam en 's namiddags om twee uur werd voortgezet, wordt om vier uur gesloten. |
|